DE BIJBEL OVER GEZAG
A.P. Geelhoed
1 De mens staat onder het gezag van God
2 Het gezag van God over de mens rust op de relatie
Schepper-schepsel
3 Gezag en macht zijn niet hetzelfde
4 God heeft absoluut gezag
over de gehele schepping wat wordt ondersteund door zijn absolute macht
5 Menselijke gezagdragers
6 Zonde is ten diepste de verwerping van Gods gezag over ons
leven
7 Bekering houdt onderwerping aan Gods gezag in
8 In de Bijbel is gezag gekoppeld aan onderwerping
9 Gezag staat in de Bijbel altijd in het kader van een
persoonlijke relatie
10 Onderwerping aan het gezag van Jezus
11 De liefde tot Jezus en onze onderwerping aan zijn gezag
12 God oefent zijn gezag uit door Zijn Woord
13 Uit de wijze waarop iemand
reageert op het Woord van God blijkt of men al of niet het gezag van God
aanvaardt
14 Buigen voor het Woord van God
15 Het Woord van God, het gezag van God, krachteloos maken
16 De strijd om het gezag van Gods Woord in de kerkgeschiedenis
17 De huidige aanval op het gezag van de Bijbel
18 Beven voor het Woord van God
19 Het gezag van de Bijbel moet
aan de christenen met grote nadruk onderwezen worden
20 Verkondig het Woord. De mens voor het Woord van God plaatsen
21 Gezag in modernisme, postmodernisme en het bijbelse
christendom
1 De mens staat onder het
gezag van God
"En de Here God legde
de mens het gebod op: Van alle bomen ..." Genesis 2:17.
God legde eenzijdig de mens
zijn gebod/zijn wil op.
2 Het gezag van God over de
mens rust op de relatie Schepper-schepsel
Krachtens de schepping is God
de wettige eigenaar van de mens. "Hij heeft ons gemaakt, Hem behoren wij
toe" (Psalm 110:3).
3 Gezag en macht zijn niet
hetzelfde
Exousia en dunamis, Lucas
4:36.
Gezag is het wettig recht om
te regeren. Macht heeft te maken met kracht om dat recht ook af te dwingen.
de jure / de facto
Ergens de macht hebben de
facto (feitelijk) en de jure (wettig).
4 God heeft absoluut gezag over de gehele schepping wat wordt
ondersteund door zijn absolute macht
"Ja alle bewoners der
aarde worden als niets geacht; Hij doet naar zijn wil met het heir des hemels
en de bewoners der aarde; niemand is er, die zijn hand kan weerhouden of tot
Hem kan zeggen: wat doet Gij?" (Daniël 4:35).
"Maar gij, o mens! wie
zijt gij, dat gij God zoudt tegenspreken? Zal het geboetseerde tot zijn
boetseerder zeggen: Waarom hebt gij mij zo gemaakt? Of heeft de pottenbakker
niet de vrije beschikking om ..." (Romeinen 9:20,21).
Je vergeet je plaats!!
5 Menselijke gezagdragers
God heeft in de verschillende
levenskringen menselijke gezagsdragers aangewezen. In de staat de overheid, in
het huwelijk de man, in het gezin de ouders, in de gemeente de oudsten. Zij besturen,
geven leiding, oefenen gezag uit krachtens "droit divin". Zij zijn
gezagdragers. Zij dragen
(vertegenwoordigen) het gezag van God in die bepaalde kring.
Krachtens hun positie zijn ze
dienaren van God en wie zich tegen hen verheft verzet zich tegen God zelf,
Romeinen 13:1-4.
Alle menselijk gezag is
beperkt gezag. "Gij zult Gode meer gehoorzaam zijn dan de mensen",
(Handelingen 5:29).
Helaas is er in onze huidige
gebroken wereld de grimmige realiteit van gezag- en machtsmisbruik.
In het kader van deze studie
voert het te ver om hier nader op in te gaan. Vooral de vraag hoe wij, als
christenen, met gezagmisbruik (en met incompetente gezagdragers) behoren om te
gaan is voor ons van belang.
6 Zonde is ten diepste de
verwerping van Gods gezag over ons leven
Zonde is de weigering om
schepsel te zijn onder het gezag van God de Schepper. Zelf als God willen zijn,
autonoom willen zijn. Zichzelf tot wet. Baas in eigen leven (Genesis 3).
Zonde is revolutie, opstand
tegen het wettige gezag. "Laat ons hun banden verscheuren" (Psalm
2:3).
7 Bekering houdt onderwerping
aan Gods gezag in
In die toestand van opstand,
rebellie komt het Woord van God tot de mens. Het is een Woord van gezag want
het is afkomstig van de Schepper-eigenaar van de mens.
God treedt de mens tegemoet en
zegt: "bekeert u".
Bekering houdt onderwerping
aan Gods gezag in. Bekering is troonsafstand doen. Het is de leiding over je
leven uit handen geven. Het "ik" gaat van de troon af en Jezus neemt
de plaats op de troon (de plaats van gezag) in.
8 In de Bijbel is gezag
gekoppeld aan onderwerping
"Herinnert hen er aan dat
zij zich aan overheid en GEZAG
onderwerpen" (Titus 3:1).
"Onderwerpt u aan
God" (Jakobus 4:7). "Ieder mens moet zich onderwerpen aan de
overheden die boven hem staan" (Romeinen 13:1). "Onderwerpt u dus aan
alle menselijk instellingen" (1 Petrus 2:13). "Onderwerpt u aan de
oudsten" (1 Petrus 5:5).
Gezag vraagt om erkenning en
onderwerping. Erkenning van het wettig gezag,
Het gaat om onderwerping aan
God en aan de door God aangewezen menselijke gezagdragers.
9 Gezag staat in de Bijbel
altijd in het kader van een persoonlijke relatie
De persoonlijke mens staat
tegenover de persoonlijke God. Het gaat om de Here God die die éne mens
persoonlijk aanspreekt in zijn existentiële situatie. "En de Here God riep
de mens tot Zich en zeide tot Hem waar zijt gij" (Genesis 3:9).
Adam waar ben je? God die het
initiatief neemt. God die zijn Woord zendt. God die de mens uit zijn
schuilplaats roept.
God die zegt: waar zijt gij.
Christen zijn betekent meer
dan het aanvaarden van bepaalde leerstellingen of het veranderen van ons
gedrag. In het christenzijn gaat het in de eerste plaats om het hebben van een
persoonlijke relatie met de Schepper zelf. Na onze bekering ontstaat er
gemeenschap, contact, dialoog. Dat wil zeggen: "Jij spreekt, in gebed, tot
God en God spreekt, door Zijn Woord en Geest, tot jou".
Een christen staat niet
tegenover de wet, maar tegenover de wetgever. Vanuit die persoonlijke relatie
spreekt God, als onze Schepper, ons met gezag aan. God verwacht van ons dat we
'daders van het Woord' zijn en dat we ons door zijn Geest laten leiden (Jakobus
1:22, Galaten 5:18).
Christus bestuurt (leidt) ons
door Zijn Woord en Geest. Dat is geen theoretische vrome formule, dat is een
levende werkelijkheid.
10 Onderwerping aan het gezag
van Jezus
Hem heiligen als de Heer in je
hart (1 Petrus 3:15).
De Heer verwacht simpelweg van
ons dat we Hem gehoorzamen.
"Wat noemt gij mij Here,
Here en doet niet hetgeen Ik zeg?" (Lucas 6:46).
Als je Jezus Heer noemt dan
verwacht de Heer dat je daar ook naar handelt.
11 De liefde tot Jezus en onze
onderwerping aan zijn gezag
Jezus volgen betekent dat we dagelijks
ons kruis moeten opnemen (Lucas 9:23). Bij elke christen komt het geregeld tot
een crisis waarin hij of zij komt te staan voor de keuze om ofwel God te
gehoorzamen (en een stukje te sterven) ofwel ons zelf te handhaven. Dan staan
we voor de keuze wat te doen met het Woord van God.
Toen ik mij bv. na mijn
bekering wilde laten dopen, zei mijn vader tegen me: "als je dat laat doen
dan wil ik niets meer met je te maken hebben". Gehoorzaamheid op het punt
van de doop kon me mijn 'thuis' en de financiering van mijn studie kosten. Voor
zulke situaties komt ieder die de Heer volgt telkens weer te staan.
"Wie vader of moeder
liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zoon of dochter liefheeft
boven Mij, is Mij niet waardig; en wie zijn kruis niet opneemt en achter mij
gaat, is Mij niet waardig" (Mattheüs 10:37,38).
Lucas 14:25-35: afstand doen
van al wat hij heeft.
Wat sleept ons er door heen om
toch te gehoorzamen? Het antwoord heeft te maken met de persoonlijke relatie
die we met de Heer hebben gekregen.
Hoe kon ik de Heer, die me
zoveel liefde had betoond, iets weigeren? Ik heb gehoorzaamd omdat ik de Heer
lief had en omdat ik de Heer niet kwijt wilde raken. Het kost soms tranen om
tot overgave te komen. Maar zoals dat bij een ieder van ons het geval is, heeft
ook bij mij gehoorzaamheid, onderwerping me dichter bij de Heer gebracht. Als
je je (natuurlijke) leven verliest omwille van de Heer dan vindt je immers het
(bovennatuurlijke) leven, dat bestaat uit een diepe gemeenschap met de Heer,
terug. Hem te kennen is het leven (Johannes 17:3).
"Wie mijn geboden heeft
en ze bewaart die is het die mij liefheeft ... en Ik zal Mijzelf aan hem
openbaren" (Johannes 14:21).
De persoonlijke band met de
Heer doet ons gehoorzamen. Omdat we gegrepen zijn door Christus.
Onderwerping aan het Woord
(aan het gezag) van God is geen theoretische aangelegenheid en het heeft ook
niets met wetticisme te maken. Het gaat om de enkele mens die staat tegenover
zijn Heer. "Hebt gij Mij waarlijk lief? Zo ja, doe het dan (gehoorzaam mij
dan) omdat Ik degene ben die het je vraagt". "Wie mijn geboden heeft
en ze bewaart die is het die mij liefheeft." "Gij zijt mijn
vrienden indien gij doet wat ik u gebied" (Johannes 14:21,23 en
15:14).
De Heer heeft geduld met ons
maar in zekere zin is Hij ook onverbiddelijk. Als u en ik de Heer willen hebben
(echte diepe gemeenschap met Hem) dan moeten we gehoorzamen. "Wie zijn kruis
niet opneemt en achter Mij komt, is Mij niet waardig". De Heer meent wat
Hij zegt en daar valt niet mee te schipperen.
12 God oefent zijn gezag uit
door Zijn Woord
Zijn Woord komt tot de mens en
de mens behoort "gehoor te geven".
Adam stond onder het gezag van
God. Het gebod om niet van de boom der kennis van goed en kwaad te eten werd de
mens eenzijdig van Gods kant opgelegd (Genesis 2:16,17). Het Woord van God was
tot Adam gekomen d.w.z. God had het gebod, God had zijn wil, naar Adam toe
gecommuniceerd.
13 Uit de wijze waarop iemand reageert op het Woord van God
blijkt of men al of niet het gezag van God aanvaardt
We weten dat Adam het Woord
van God heeft verworpen. Hij ging tegen het Woord van God in en daarin
werd zijn opstand tegen het wettig gezag geopenbaard.
Verwerping van Gods Woord
betekent verwerping van Gods gezag.
"Wij, de apostelen, zijn
uit God; wie God kent hoort naar ons, wie uit God niet is, hoort naar ons niet.
Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling" (1
Johannes 4:6).
"Als iemand niet luistert
naar wat wij door onze brief zeggen, tekent hem" (2 Thessalonica 2:14).
14 Buigen voor het Woord van
God
Onderwerping aan God houdt
onderwerping aan Gods Woord in. Onderwerping aan Gods Woord betekent dat we
buigen voor het Woord van God.
"Zij dan die zijn (Gods)
Woord aanvaardden" (Handelingen 2:41).
We kunnen allerlei inzichten
hebben. Ons gevoel en onze ervaring kunnen iets anders zeggen maar als Gods
Woord het op een bepaald punt anders zegt moeten we dat aanvaarden.
We moeten onze eigen inzichten
prijsgeven voor de uitspraken van het Woord van God.
Hier komt de gezindheid van
het hart aan het licht.
Ik had onlangs een gesprek met
een christin. In het gesprek kwamen we op onze houding tegenover de Paus. Is
hij een antichrist of een medebroeder?
Ik wees op de Galatenbrief
waar Paulus een ieder die een evangelie brengt dat afwijkt van het evangelie
dat hij bracht, veroordeelt. In de gemeenten van Galatië waren mensen binnen
gekomen die leerden dat een mens behouden moet worden door het geloof in Jezus plus
de besnijdenis. De Paus (en de rooms-katholieke kerk) doen ook iets dergelijks
want ze leren dat een mens behouden moet worden door het geloof in Jezus plus
de sacramenten (de werken). Dat betekent dat de Paus een ander evangelie dan
Paulus brengt want die bracht het evangelie van de rechtvaardiging door het
geloof alleen. De Paus brengt een verdraaid evangelie en dat is geen evangelie.
En als je een verdraaid evangelie brengt, zo stelt Paulus uitdrukkelijk, dan
ben je vervloekt (Galaten 1:6-9).
Het Woord is op dit punt zeer
helder. Die zuster kon er dan ook niets tegen in brengen maar toch zag ik
dat ze deze toepassing van de boodschap van de Galatenbrief op de Paus
innerlijk niet aanvaardde. Ze weigerde te buigen voor het Woord van God.
"Ja maar ..."
We moeten geloven wat de
Bijbel zegt. Het is zoals de Bijbel zegt dat het is. We moeten ons eigen
inzicht onderwerpen aan het Woord van God.
Het "er staat
geschreven" is het einde van alle tegenspraak. De Bijbel beslist elke
discussie.
We moeten ook doen wat de
Bijbel zegt. In de Bijbel staat Gods geopenbaarde wil.
Geen "ja maar". Dat
staat nou wel in de Bijbel, maar ...
Het Woord aanvaarden,
innerlijk aannemen.
15 Het Woord van God, het gezag
van God, krachteloos maken
Bij zonde en opstand tegen God
moet de mens eerst afrekenen met het Woord van God. Het Woord moet
krachteloos gemaakt worden.
Dat gebeurde bv. bij de
zondeval. Zowel de Satan als Eva speelden een rol bij het krachteloos maken van
Gods Woord.
De Satan deed dat door het
Woord van God te verdraaien (God heeft zeker wel gezegd; gij zult niet eten van
enige boom in de hof). Vervolgens plaatste hij zijn eigen woord (zijn
eigen autoriteit) tegenover het Woord van God (gij zult geenszins sterven). Hij
betichtte God, dat is de spreker van het Woord, van een verborgen agenda (God
weet dat ten dage dat ...).
Ook Eva speelde een rol in het
krachteloos maken van het Woord van God. Eva plaatste naast of tegenover het
Woord van God haar eigen waarneming en oordeel (en de vrouw zag dat de
boom goed was om van te eten ...). Eva stelde haar eigen beoordeling tegenover
of naast het Woord van de Heer. "Hoe kan het nou fout zijn om dat fruit te
eten? Het zag er immers goed uit." Ze steunde blijkbaar meer op de
autoriteit (het gezag) van haar eigen waarneming en op de autoriteit (het
gezag) van het woord van Satan dan op het Woord van de Heer. Eerst na die ondermijning
van het gezag van het Woord van God volgde de overtreding.
Ook "godsdienstige"
mensen kunnen zich aan het gezag van Gods Woord onttrekken. Het is mogelijk om
met de mond het gezag van Gods Woord te erkennen terwijl men in de praktijk
zich er aan onttrekt. Dit is één van de dingen die Jezus de Farizeeën verweet.
Zie bv. Marcus 7:1-13.
Jezus is hier in gesprek met
de Farizeeën. Jezus verweet hen dat zij het gebod Gods verwaarloosden, dat zij
het gebod Gods buiten werking stelden, dat zij het Woord Gods krachteloos
maakten.
De principiële fout van de
Farizeeën was dat zij hun traditie (de zogenaamde overlevering der ouden) naast
en in feite boven het Woord van God plaatsten. Dit deden zij niet incidenteel
maar structureel, "en dergelijke dingen doet gij vele" (:13).
Daarnaast "verwaarloosden" ze het gebod Gods.
Het is mogelijk om op allerlei
wijzen af te rekenen met het gezag van Gods Woord.
* Het
verwaarlozen (er niet naar vragen). Het negeren.
* Een andere
autoriteit naast het Woord plaatsen bv. je eigen inzicht en gevoel (de moderne
en de postmoderne mens):
- de inzichten
van wetenschappers;
- een
belijdenis;
- de mening van
geestelijke leiders, de kerk;
- traditie;
- een
mondelinge overlevering der apostelen;
- de strakke
schema's van de bevinding;
- het inwendige
licht, profetieën, etc (charismatische beweging). De Geest waait waarheen HIJ
wil. Je kunt de Geest niet opsluiten in de Bijbel;
- scheppingsopenbaring
(bv. Ouweneel en Medema). Als het bv. gaat om de positie van de vrouw moeten we
volgens Medema niet alleen afgaan op de Bijbel (alleen afgaan op de Bijbel is,
zo stelt hij, gevaarlijk want dat zou
tot biblicisme kunnen leiden, stel je voor). Naast de Bijbel moeten we, volgens
hem, ook afgaan op de openbaring in de Schepping. Uit de schepping blijkt dat
vrouwen best gaven hebben om te besturen dus ...;
- filosofieën
(bv. Ouweneel met zijn wijsbegeerte der wetsidee);
- apocriefe
boeken (de RK kerk);
- nieuwe
openbaringen (bv. boek van Mormon);
- enzovoorts.
* De
doorzichtigheid van de Bijbel (min of meer) ontkennen. De ene christen zegt dit
en de andere zegt dat. Je komt er nooit uit. De Bijbel is dus 'blijkbaar' toch
niet duidelijk.
* De
onfeilbaarheid, inerrancy van de Bijbel ontkennen. Men gelooft dan wel dat de
grote lijn (de scopus) van de Bijbel onfeilbaar is maar niet noodzakelijkerwijs
ook allerlei feiten en individuele woorden, teksten. Dan kun je bv. homofilie
goed praten door te stellen dat we niet op een enkele Bijbeltekst af moeten
gaan (want dan verhef je de letter van de Bijbel tot het hoogste formele
criterium) maar dat we ons moeten laten leiden door de grote kernwoorden van de
Schrift zoals: liefde, aanvaarding en trouw.
* Het
relativeren van de leer, het dogma. Bijvoorbeeld door, zoals W.J. Ouweneel
doet, scherp onderscheid te maken tussen geloofskennis en theologische kennis.
Het gevolg van het maken van dit onderscheid is een relativering van alle leer. Dit is precies wat Ouweneel
ook van zichzelf zegt. Die relativering gaat zover dat hij stelt dat het ware
geloof de tegenstelling Rome-reformatie te boven gaat. Zo wordt de duidelijke
boodschap van de Galatenbrief krachteloos gemaakt.
16 De strijd om het gezag van
Gods Woord in de kerkgeschiedenis
In de kerkgeschiedenis zijn
perioden aan te wijzen waarin zich in het bijzonder een heftige strijd om het
gezag van de Bijbel afspeelde.
In de eerste eeuwen was er bv.
de strijd om de canon. Marcion die, vanuit een gnostieke filosofie, de canon
inkortte.
Het voor ons eerste, zeer
belangrijke, moment is de periode van de Reformatie. Van twee kanten werd in
die tijd het gezag van het Woord van God ondermijnd. Van de kant van de roomse
kerk en van de kant van een bepaalde stroming, die vooral sterk was onder een
groep wederdopers, anabaptisten, deze scheidden de Geest (het innerlijk woord,
profetieën, etc.) van de Schrift.
Tegenover Rome hebben de
reformatoren het, uit de Bijbel zelf afgeleide, "Sola
Scriptura"-principe gesteld. De Bijbel is de enige kenbron van ons
geloof. Wat we geloven halen we alleen uit de Bijbel. De Bijbel is de hoogste
autoriteit voor geloof en leven. De Bijbel is onze enige regel (norm)
voor geloof en leven.
In de praktijk betekent dit
dat een protestant (en dus ook een evangelical) bij elke kwestie die zich
voordoet automatisch de vraag zal stellen: "wat zegt de Bijbel hierover?".
Deze reactie is de reflex (de spontane en na enige tijd onbewuste reactie) van
een ieder die in zijn hart de Bijbel als het hoogste en enige gezag heeft aanvaard.
Rome maakte en maakt op twee
manieren het Woord van God krachteloos. Ten eerste door aan de Schrift de
zogenaamde mondelinge traditie (de mondelinge overlevering der apostelen d.w.z.
hun variant van de 'overlevering der ouden') en de apocriefe boeken toe te voegen.
Ten tweede ontkent Rome ook de doorzichtigheid van de Schrift. De individuele
gelovige is, volgens Rome, niet in staat met zekerheid uit te maken wat een
bepaald Bijbelgedeelte betekent. Alleen de kerk (de Paus) kan dat, volgens hen,
krachtens een veronderstelde bijzondere bijstand van de Heilige Geest.
Tegenover deze aanvallen
vanuit het roomse kamp en tegenover de aanvallen vanuit het kamp van de groep
gelovigen die Woord en Geest scheidden hebben de Reformatoren het gezag van de
Bijbel gehandhaafd door hun, aan de Bijbel zelf ontleende, leer over de
eigenschappen van de Bijbel.
Zij leerden dat de Bijbel
doorzichtig, genoegzaam, noodzakelijk en gezaghebbend is.
* Doorzichtig
wil zeggen dat de Bijbel begrijpelijk is voor de individuele christen.
* Genoegzaam
wil zeggen dat we naast de Bijbel niets nodig hebben.
* Noodzakelijk
wil zeggen dat we de Bijbel nodig hebben want alleen die kan ons "wijs
maken tot zaligheid" en ons "volkomen maken, tot alle goed werk
volmaakt toegerust" (2 Timotheüs 3:15-17).
* Gezaghebbend
wil zeggen dat de Bijbel het laatste en beslissende woord heeft in elke kwestie
aangaande geloof en leven. Zoals het in de Bijbel staat zo is het en zo als de
Bijbel het voorschrijft zo moet het.
Dus door de leer over de
eigenschappen van de Schrift werd het gezag van de Bijbel verdedigd tegen zowel
Rome als tegen die bepaalde stroming wederdopers.
Tegenover Rome plaatsen de
reformatoren (en hun directe opvolgers) de leer over het gezag, de
genoegzaamheid, en de doorzichtigheid van de Bijbel. Tegenover die bepaalde
stroming wederdopers (charismatici zouden wij nu zeggen) stelden ze de leer
over de genoegzaamheid en de noodzakelijkheid van de Schrift.
Een tweede voor ons zeer
belangrijk moment uit de kerkgeschiedenis, in de strijd voor de handhaving van
het gezag van het Woord van God, is de strijd van de orthodoxe christenen tegen
de opkomende systematische Schriftkritiek. Met name in het laatste deel van de
vorige eeuw kwam die strijd tot een hoogtepunt.
Tegenover de pretenties van de
Schriftkritiek stelden de orthodoxe christenen dat de Bijbel volledig en woordelijk door Gods Geest is
geïnspireerd en dat de Bijbel daarom "onfeilbaar", dat wil zeggen
inerrant, foutloos, is. Er staat geen onjuiste informatie in de Bijbel. Of
nauwkeuriger gezegd zulke informatie kan niet in de oorspronkelijke geschriften
hebben gestaan.
17 De huidige aanval op het
gezag van de Bijbel
Juist de hierboven (onder punt
16) genoemde leerstellingen, die het gezag van de Bijbel handhaven en
bevestigen, worden tegenwoordig op grote schaal in de evangelisch wereld
aangevallen en losgelaten.
Als evangelische christenen
zouden wij met kracht het Sola Scriptura-beginsel, de onfeilbaarheid
(inerrancy), de doorzichtigheid, de genoegzaamheid, de noodzakelijkheid, het
gezag van de Bijbel, en de status van het dogma, moeten verdedigen.
Helaas is dat bij velen binnen
de evangelische beweging niet het geval. Vele leiders zwijgen of ze gaan juist mee
in de aanval op en de afval van de bovengenoemde leerstellingen.
Velen hebben bv. de
onfeilbaarheid van de Bijbel afgezwakt onder druk van bepaalde probleempassages
(bv. een aantal schijnbare tegenstellingen). Ze hebben de uitweg gekozen van
een Bijbel die in de kern, in de scopus wel onfeilbaar is maar niet
noodzakelijkerwijs in alle details. Wie bepaalt echter wat een onbelangrijk
detail is? Daar komt nog bij dat de recente kerkgeschiedenis telkens weer heeft
laten zien dat deze weg altijd weer leidt tot verdere aantasting van de
Schrift.
Weer anderen ontkennen in
feite de doorzichtigheid van de Bijbel. Dit als een gevolg van de invloed van
het postmodernisme en als gevolg van verlegenheid over de meningsverschillen
tussen christenen.
Een groep charismatische
christenen scheidt weer Woord en Geest. "De Geest waait waarheen Hij wil
en je mag hem niet opsluiten in de Bijbel". Allerlei gebruiken worden
aanvaard als ze (schijnen te) werken en op het eerste gezicht niet direct tegen
de Schrift schijnen in te gaan.
Door weer anderen binnen de
evangelische beweging wordt via het binnenhalen van een onbijbelse filosofie de
leer op een onverantwoorde wijze gerelativeerd. Dit is vooral het werk van W.J.
Ouweneel en zijn leerling H.P. Medema. Via een op de wijsbegeerte der wetsidee
gebaseerde visie op theologie en dogma wordt dan alle leer (alle dogma)
gerelativeerd. Dit heeft Ouweneel overigens zelf duidelijk uitgesproken.
Ik citeer uit zijn
"Nachtboek van de ziel" het volgende:
"Niet een nieuwe leer
maar een relativering van alle
leer is wat er met mij aan de hand is.[1]
Die relativering van de leer gaat zover dat hij stelt dat het ware geloof iets
is wat het onderscheid katholiek-protestant te boven gaat.[2]
En dat terwijl het in het conflict tussen Rome-Reformatie toch ging en gaat om
de kern van het evangelie namelijk om de vraag hoe een mens behouden moet
worden (Sola gratia, Sola fide, de rechtvaardiging door het geloof alleen).
Een typerend voorbeeld van de
aanval op de leerstellingen die het gezag van de Bijbel handhaven is te vinden
in het boek "Water, wijn en waarheid" van H.P. Medema. Zie met name
de bladzijden 109 en 110.
Medema stelt daar dat velen
van ons (met "ons" bedoelt hij "de kinderen van de
Reformatie") op de een of andere manier het gevoel hebben in de knoop te
raken met het accepteren van de Schrift als de hoogste autoriteit.
Je vraagt je af hoe dat
mogelijk is en wat er dan toch met Medema en die andere "kinderen van de
reformatie" aan de hand is. Want ze hebben blijkbaar moeite met het formele
principe (het Sola Scriptura-beginsel) van de Reformatie.
Medema legt nader uit waarom
hij het gevoel heeft in de knoop te raken met de Schrift als hoogste
autoriteit. Hij wil van de vier, door de reformatoren en hun opvolgers
geformuleerde, eigenschappen van de Schrift de genoegzaamheid en de
doorzichtigheid niet accepteren. Hij
maakt bezwaar tegen de genoegzaamheid van de Schrift want hij wil naast de
Bijbel ook de scheppingsopenbaring als autoriteit aanvaarden. De
doorzichtigheid van de Schrift accepteert hij ook niet want eerst maakt hij een
karikatuur van de leerstelling van de doorzichtigheid waarna hij vervolgens de
doorzichtigheid zodanig herformuleert dat er van de oorspronkelijke
leerstelling niets overblijft.
Hij vindt dat de Reformatie
zuiver is begonnen met het erkennen van het gezag van de Schrift maar daarna
zijn de reformatoren en hun opvolgers in de fout gegaan door te eisen dat men
naast het erkennen van het gezag van de Schrift ook de leerstelling van de
genoegzaamheid en de doorzichtigheid als bijbelse waarheden moet erkennen. Hij
zegt dat ze dit soort zaken aan de claim van het gezag van de Bijbel hebben
"toegevoegd". En daar verzet Medema zich in navolging van Ouweneel en
vele andere "evangelicals[3]???"
tegen.
Verder verwijt Medema de
stroming van het fundamentalisme dat ze "de letter van de Schrift tot het
hoogste formele criterium" hebben gemaakt. Medema wil blijkbaar wel de
claim van het gezag van de Bijbel erkennen maar hij verzet zich er tegen dat
"de letter van de Schrift" tot het hoogste formele criterium wordt
gemaakt.
Wat hebben Luther en de andere
reformatoren anders gedaan dan juist dit wat Medema verwerpt? Luther heeft zich
in zijn verdediging beroepen op de tekst van de Bijbel die hij nam in de
normale (letterlijke) betekenis.
Is wat Medema hier afkeurt
niet precies datgene wat alle evangelische gelovigen altijd hebben geloofd?
Voor hen is toch de tekst van de Bijbel het hoogste formele criterium en de
tekst van de Bijbel bestaat immers uit woorden en letters.
Ook voor Jezus was de letter
van de Schrift het hoogste formele criterium. Het "er staat geschreven"
was voor de Here Jezus het einde van alle tegenspraak. Na het "er staat
geschreven" citeerde de Here Jezus de Bijbeltekst die uit woorden en
letters bestond. Hij nam de tekst in de normale letterlijke betekenis. In de
discussie met de joodse leiders beriep Jezus zich op het Woord van God als de
hoogste autoriteit. Elke letter van dat Woord was belangrijk. Geen tittel of
jota zou onvervuld blijven. Een enkel woord uit de Schrift kon een gehele
discussie beslissen.
Zie bv. Zijn discussie met de
Sadduceeën over de opstanding (Lucas 20:37,38, Exodus 3:6). Het gaat om het
woord "ben". "Ik ben de God van ... Abraham".Er staat
"ben" in plaats van "was". God was niet slechts de God van
Abraham, Izaak en Jakob op het moment dat deze aartsvaders nog op aarde rond
wandelden. Hij was het nog steeds in de tijd van Mozes, dus ook nadat de drie aartsvaders
gestorven waren. Na hun overlijden zei God nog steeds: "ik ben (ik ben, tegenwoordige tijd) hun God".
Als God nog steeds hun God was dan moesten ze er nog zijn, nog leven.
"Voor God leven zij allen". Met de dood was het dus niet afgelopen
zoals de Saduceeën leerden.
Ook Paulus baseerde een geheel
leerstellig argument op de vorm van een enkel woord (zaad in plaats van zaden,
Galaten 3:13). Zo gezaghebbend was voor Paulus de letter van de Schrift.
Het is schokkend te zien hoe
ver Medema zich heeft verwijderd van de houding van Paulus en Jezus.
De reformatorische/evangelische
christenen hebben het gezag van de Bijbel ondermeer ondersteund en verdedigd
door de leer over de genoegzaamheid, de doorzichtigheid en de onfeilbaarheid/foutloosheid
van de Bijbel. Dat ze dit gedaan hebben heeft tot gevolg, zo schrijft Medema,
dat "velen van ons" (als achterkleinkinderen van de Reformatie) het
gevoel hebben dat we in de knoop raken met de acceptatie van de Schrift als de
hoogste autoriteit.
Het is ongelofelijk dat deze
zich evangelisch/protestant noemende schrijver op zulk een hoogst onverantwoordelijke
wijze juist die bijbelse leerstellingen ondermijnt of verwerpt die het gezag
van de Bijbel bevestigen en verdedigen.
18 Beven voor het Woord van God
God accepteert niet dat het
gezag van Zijn Woord wordt aangetast. God zet zijn gezag, waar dat nodig is,
kracht bij door zijn grote macht. Als zijn wettig gezag wordt verworpen zal Hij
ingrijpen door zijn macht.
Wie het Woord van God verwerpt
(krachteloos maakt, buiten werking stelt) zal God tegenkomen. Die wordt
"bezocht". Het volk Israël stond onder het verbond van Mozes (het
Oude Verbond dat op de Sinaï was gesloten). Zij hadden te maken met de
verbondszegen en de verbondsvloek. Gehoorzaamheid bracht zegen, maar
ongehoorzaamheid vloek, oordeel.
De werkelijk gelovige
Israëlieten "beefden voor het Woord van God", zie bv. Ezra 9:2 en
10:3. Deze Bijbelgedeelten werpen licht op de betekenis van de bijbelse uitdrukking
"de vreze des Heren". Ezra zag dat het volk van God afweek van Gods
Woord (gemengde huwelijken) en hij wist dat bij volharding in die boze weg het
oordeel wel moest komen. Hij nam
Gods Woord serieus. Hij wist en geloofde dat God zou doen wat Hij in zijn Woord
had gezegd te zullen doen. Hij geloofde niet alleen in de beloften maar ook in
Gods aankondiging van oordeel.
Als christen staan we niet
meer onder het Oude Verbond met zijn vloek en zegen maar het is een feit dat
we, als we als christen hardnekkig tegen het Woord van God ingaan, getuchtigd
zullen worden.
* "daarom
zijn er onder u velen zwak en ziekelijk en ontslapen niet weinigen, want onder
het oordeel des Heren worden wij getuchtigd" (1 Korinte 11:30,32);
* "wie de
tempel Gods schendt zal Ik schenden" (1 Korinte 3:17);
* "opdat
uw gebeden niet verhinderd worden" (1 Petrus 3:7);
* "zendt
God hun een leugen" (2 Thessalonica 2:10);
* "zal ik
op ziekbed werpen" (Openbaring 2:22);
* "indien
gij u niet bekeert zal ik uw kandelaar wegnemen" (Openbaring 2:5);
* "God
laat niet met zich spotten" (Galaten 6:9);
* "en
hierdoor God vereren met eerbied en ontzag" (Hebreën 12:18);
* "zal Ik
u uit mijn mond spuwen" (Openbaring 3:16). Jezus die een christen uit
spuwt !!!! We kunnen, als christenen, de Here Jezus blijkbaar
"misselijk" maken;
* "weest
niet hoogmoedig maar vreest want God zal ook u niet sparen"
(Romeinen 11:21,22). "Let op zijn goedertierenheid en gestrengheid";
* "indien
gij God als vader aanroept wandelt dan in vreze de tijd uwer
vreemdelingschap" (1 Petrus 1:17). " Deze gebeurtenissen zijn ons ten
voorbeeld geschied opdat wij geen lust tot het kwade zouden hebben. Of willen
wij de Here tot naijver verwekken? Zijn wij soms sterker dan Hij?" (1
Korinte 10:6 en :22).
Er wordt door christenen
ontzettend gerommeld met de bijbelse uitdrukking "de vreze des Heren".
Men wil absoluut de tekst niet letterlijk nemen terwijl dat toch de enige
manier is om aan de bijbelse betekenis van die uitdrukking recht te doen.
De vreze des Heren is niet
anders dan het diepe besef dat we niet zonder gevolgen tegen het gebod van de
Heer kunnen ingaan. Wie durft in het licht van 1 Korinte 11 aan het avondmaal
deel te nemen terwijl hij niet in allen dele recht staat tegenover God? Ik
niet, want ik vrees God.
God is geen wispelturige en
onredelijke tiran. Hij is genadig en barmhartig en bewogen, maar Hij laat niet
met zich spotten. Wie tegen zijn Woord ingaat komt Hem tegen (die wordt
"bezocht").
Ook een christen behoort
"te beven voor het Woord van God". Ook van de eerste christenen staat
geschreven dat ze "wandelden in de vreze des Heren" (Handelingen
9:31).
Als christenen worden we
opgeroepen om elkaar onderdanig te zijn in de vreze van Christus (Efeze
5:21). Vrees voor Christus ??? Jazeker. Als wij, tegen beter weten in en uit
verkeerde motieven, ons weigeren te onderwerpen aan onze medebroeders dan
hebben wij Christus te vrezen. Als wij Zijn waarschuwingen negeren zal Zijn
tuchtiging ons treffen.
Kennen we niet allen
voorbeelden van christenen die bewust tegen het Woord van God zijn ingegaan en
die zichzelf daardoor met vele smarten hebben doorboord? Ik denk bv. aan een
vrouw die tegen Gods gebod in trouwde en die zichzelf daardoor een zeer zwaar
leven op de hals haalde. Het Woord van God negeren of uitschakelen is niet
ongevaarlijk. God zal het niet pikken.
19 Het gezag van de Bijbel moet aan de christenen met grote
nadruk onderwezen worden
Er zijn een aantal dingen die
"ingeprent" moeten worden.
Ondermeer de volgende dingen
moeten ingeprent worden:
* De
woordelijke inspiratie van de Schrift. De waarheid van de Bijbel. Zoals de
Schrift het zegt, zo is het. Uw Woord is de waarheid, Johannes 17:17. Heel uw
Woord is de waarheid, Psalm 119:160. Niet een waarheid, maar de waarheid.
* De goede
betekenis van het bijbelse woord waarheid. Volgens de Bijbel is een uitspraak
waar als deze overeenkomt met de werkelijkheid. Waar in de Bijbel betekent
echt, betrouwbaar, overeenkomend met de werkelijkheid.
* Antithetisch
denken. Als het ene waar is dan is het tegengestelde fout. Het goede moet beleden
worden en het foute verworpen. Zowel het ene als het andere is nodig.
* De noodzaak
van afscheiding. Als het gaat om de aantasting van de hoofdzaken van het geloof
waar ons behoud aan gekoppeld is.
- Mijd hen,
doch ik wil dat gij niet alleen wijs zijt tot het goede maar ook onbesmet van
het kwade (Romeinen 16:1-9).
- Let op de
honden (Filippi 3:2).
- Onvangt hen
niet (3 Johannes :8,9).
* De
onfeilbaarheid van de Schrift. Er staan geen fouten in de Schrift (geef een
verklaring voor de enkele schijnbare tegenstrijdigheden, etc.).
* Het goddelijk
gezag van de Schrift. Wat de Schrift zegt is beslissend. Zoals de Schrift het
zegt zo is het en zoals de Schrift het voorschrijft zo moet het.
* We moeten
onze eigen inzichten onderwerpen aan de Schrift. Het gaat er niet om wat ik er
van denk of wat jij er van denkt. Het gaat er om wat Gods Woord er over zegt.
We moeten buigen voor de Schrift. Het "er staat geschreven" is het
einde van alle tegenspraak. Onze eigen inzichten inleveren. De Bijbel heeft het
beslissende en laatste woord.
* Het Sola
Scriptura-beginsel. De Schrift is de enige norm voor geloof en leven. We accepteren
alleen datgene wat een bijbelse basis heeft. Dat het werkt is niet genoeg.
* Alles moet
aan de Bijbel getoetst worden, "dagelijks nagaan of deze dingen ook zo
zijn" (Handelingen 17:11).
* De
begrijpelijkheid van de Bijbel. De Bijbeltekst heeft een door God bedoelde
betekenis en die is in principe in afhankelijkheid van de Heilige Geest met
zekerheid te vinden. Al zijn er wel moeilijke Schriftgedeelten maar die moeten
worden geïnterpreteerd in het licht van de eenvoudigere Schriftgedeelten. Er is
onderscheid te maken tussen de door God bedoelde uitleg en allerlei andere
"eigenmachtige" uitleggingen (2 Petrus 1:20).
* Een
verklaring voor de onderlinge verschillen tussen "christenen". Een
deel van de verschillen is het gevolg van het feit dat niet ieder die zich
christen noemt alleen de Bijbel als kenbron voor het geloof neemt. Binnen de
groep christenen die de Bijbel wel als enige kenbron nemen is er overeenstemming
op de hoofdzaken, etc.
* De regels
voor de gezonde Schriftuitleg:
- De tekst in
de normale (letterlijke) betekenis nemen tenzij vanuit de tekst zelf goede
redenen zijn te geven om dat niet te doen;
- Schrift met
Schrift vergelijken, de Schrift verklaart zichzelf;
- Een
Bijbelgedeelte moet verklaard worden in het licht van de directe context en in
het licht van de gehele Bijbel;
- We mogen niet
boven de Schrift uitgaan. niet speculeren;
- Je telkens
afvragen: staat het er ook wat er wordt beweerd? Geen Schriftinleg plegen en
accepteren;
- De
moeilijkere Schriftgedeelten moeten worden uitgelegd in het licht van de eenvoudiger
teksten.
* De noodzaak
om als christen in afhankelijkheid van de Heilige Geest ons verstand te gebruiken
in het onderzoek en de uitleg van de Schrift en in de toetsing van allerlei
zaken. "Weest geen kinderen in het verstand", zegt de Schrift. Een
christen is in zijn omgang met de Schrift niet rationalistisch maar wel
rationeel d.w.z. in zijn uitleg van de Schrift maakt de christen gebruik van de
normale regels (denkwetten) voor gezond redeneren. Zo ging Jezus zelf ook om
met de Schrift.
* "Wat
zegt de Bijbel?" Dat is de vraag die in elke situatie gesteld moet worden.
Hier kan niet genoeg nadruk op gelegd worden.
* De Bijbel is
noodzakelijk. En mag dus niet verwaarloosd worden. We moeten mensen van het
boek zijn. Neem je eigen Bijbel mee naar de samenkomsten etc.
* De Bijbel is
genoegzaam. Om naar de wil van God te leven hebben we niets meer nodig. Geen
speciale andere openbaringen via profetieën en dergelijke.
* In de Bijbel
staat Gods geopenbaarde wil. Zoals de Bijbel het voorschrijft zo moet het gebeuren.
Dat is geen wetticisme of letterknechterij maar simpelweg gehoorzaamheid aan de
wil van God zoals die in de Bijbel tot ons komt.
* Het belang
van de leer onderstrepen. In de leer gaat het om de inhoud van ons geloof, het
gaat om datgene wat de Bijbel over een bepaalde zaak onderwijst. Jezus bracht
een leer (Johannes 7:16, mijn leer)
De apostelen hadden Jeruzalem vervuld met hun leer (Handelingen 5:28). Jezus
waarschuwt tegen de leer der Farizeeën
(Mattheüs 16:12). In de Bijbel is sprake van de gezonde leer (je hebt dus ook
ongezonde leer), (2 Timotheüs 4:3).We moeten zuiver zijn in de leer (Titus
2:7). Bepaalde leringen mogen niet verkondigd worden (1 Timotheüs 1:3). Mensen
die een bepaalde valse leer hebben mogen niet ontvangen worden (2 Johannes
1:9-11). Er zijn valse leringen die door demonen ingegeven, geïnspireerd zijn
(1 Timotheüs 4:1). Er is allerlei wind van leer (Efeze 4:14). Er moet gewaakt
worden tegen mannen uit het eigen midden die verkeerde dingen spreken (Handelingen
20:28-30). Er zijn vele valse (pseudo, namaak) leraren uitgegaan (2 Petrus
2:1). Het evangelie wordt verdraaid en dat is geen evangelie (Galaten 1:6-9).
Sommigen brengen een andere, valse Jezus (2 Korinte 11:4). Valse leraren zijn binnengeslopen (Judas :4). Valse
leraren zijn, volgens Paulus, honden die in de gaten gehouden moeten worden
(Filippi 3:2). We moeten hen mijden (Romeinen 16:17). Enzovoorts.
In de Bijbel vinden we geen enkele
relativering van de leer.
Voor velen van ons, die meer
dan twintig of dertig jaar geleden tot geloof zijn gekomen, zijn de
bovenstaande principes eigenlijk vanzelfsprekend.
Er is de voorbije jaren
blijkbaar iets behoorlijk mis gegaan want ik heb ontdekt dat velen, binnen de
huidige evangelische beweging, deze principes niet kennen en dat men ze zelfs
afwijst en actief bestrijdt.
Het is niet genoeg om de
bovenstaande zaken te onderwijzen. Ook hier geldt dat we de gelovigen moeten
"leren onderhouden". Dat betekent dat we er telkens op terug moeten
komen en dat we ook vanuit de praktijk deze principes moeten inprenten.
Als bv. in een Bijbelkring een
vraag of zaak besproken wordt zonder dat men bewust de vraag stelt "wat
zegt de Bijbel daarover?" dan is dat een gelegenheid om de discussie stil
te leggen en de deelnemers te wijzen op hun methodische fout.
Als we in onze gemeenten
iemand tegenkomen die het gezag van het Woord van God ondermijnt dan moeten we
dat direct en stevig aanpakken.
Kan de gelovige in de
postmoderne tijd deze aanpak nog wel verdragen?
Ik heb, na een lange
afwezigheid wegens ziekte, inmiddels weer vier jaar ervaring met het geven van
de basisbijbelstudie in de plaatselijke baptistengemeente. De basisbijbelstudie
wordt bezocht door mensen die pas bekeerd zijn en door mensen die reeds langere
tijd christen zijn maar die nog geen goed fundament hebben.
Het inprenten van de
bovenstaande principes stuit bij de pasbekeerde mensen op geen enkel probleem.
De andere groep, de christenen
die reeds langere tijd in de evangelische wereld hebben verkeerd, geven
daarentegen wel vaak flink "tegengas". Hun denken is reeds door
allerlei EO-programma's en andere zaken op deze punten "bedorven".
Als je bv. bij hen het woord
'leer' maar noemt dan gaan de nekharen al overeind staan. Dan moet ik echt met
grote nadruk de ene tekst na de andere met hen doornemen zodat ze zien wat de
Bijbel over de leer zegt. De meesten van hen buigen dan voor de Schrift maar
niet allen.
20 Verkondig het Woord. De mens voor het Woord van God plaatsen
Paulus geeft in 2 Timotheüs 4
een goede tekening van de postmoderne "evangelical" en hoe wij daar
op moeten reageren.
"Ik betuig u nadrukkelijk
voor God en Christus Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep
zowel op zijn verschijning als op zijn koningschap: verkondig het Woord, dring
er op aan, gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle
lankmoedigheid en onderrichting.
Want er komt een tijd dat de
mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen, maar, omdat hun gehoor
verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen,
dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels
keren.
Blijf gij echter nuchter onder
alles, aanvaardt het lijden, doe het werk van een evangelist, vericht uw dienst
ten volle" (2 Timotheüs 4:1-5).
Hoe moeten we reageren?
"Verkondig het Woord". Breng het Woord met gezag. "Dit is geen
vrijblijvend Woord. Dit is het Woord van de komende Koning."
Het Woord van God heeft
inwendig gezag (de Geest geeft er immers getuigenis aan) maar ook uiterlijk,
formeel gezag vanwege het "Woord van God" zijn. Dat laatste moet ook
benadrukt worden. Jezus zelf deed dat. "De Schrift kan niet gebroken
worden" zei Hij (Johannes 10:33-35).
"Zo zegt de Here",
"de Bijbel zegt". Dat geeft gezag aan ons prediken, vermanen en
onderwijzen.
Zet de mensen voor het Woord.
Zet ze vast voor het Woord. Maak de uitvluchten (smoezen) onmogelijk. Laat ze
niet ontsnappen. Zoals Finney zei; "jaag de zondaars uit hun
schuilhoeken".
Accepteer niet dat het Woord
krachteloos wordt gemaakt op welke wijze dan ook.
De predikant van de
baptistengemeente waar ik na mijn bekering terecht kwam (via gelovigen uit deze
gemeente ben ik ook tot geloof gekomen) zei geregeld: "Dit staat in de
Bijbel, dit is het Woord van God, wat doe je er mee?, aan jou de keuze."
Wie met gezag het Woord van
God brengt zal weerstand ontmoeten. Vaak zullen we ergens door heen moeten
breken met het Woord van God. Als illustratie van dat laatste wijs ik nogmaals
op wat ik al gezegd heb over de basisbijbelstudie.
De reactie van christenen die
al wat langer in de evangelische wereld hebben doorgebracht was er één van
weerstand tegen de leer. Het lukte alleen om, door gebed en door het met grote
beslistheid verkondigen van wat de Bijbel zegt over het belang van de leer, bij
de meesten van hen, maar niet bij allen, die weerstand te doorbreken.
Als de mensen die teksten
gelezen hebben dan is het soms nog noodzakelijk om te zeggen: "Het staat
er toch?" "Zo ja, waarom aanvaard je het dan niet?" "Dit is
toch Gods Woord, het staat er toch zwart op wit?" Enzovoorts.
Verzet tegen het Woord mogen
we niet accepteren. Het is een verkeerde houding die zich als een olievlek door
een gemeente of groep kan verspreiden.
Het Woord van God is als een
spiegel. Het ontdekkende licht van de Heilige Geest komt er doorheen. Het Woord
van God schudt ons door elkaar. Het openen van het Woord verspreidt licht. En
dat kan pijnlijk zijn als we ons realiseren dat ons leven niet is naar Gods
norm of als we ons er bv. van bewust worden dat onze motieven in een bepaalde
zaak niet zuiver zijn.
Ik ben zojuist bezig geweest
met het maken van een serie Bijbelstudies over de praktijk van het
christenleven. Dat sneed diep in mijn eigen leven. Wat doe ik met mijn geld?
Hoe zit het met wereldgelijkvormigheid? Enzovoorts.
De Bijbel houdt ons bij de
zonde weg of de zonde zal ons bij de Bijbel weg houden.
De onbekeerde mens kan zich
niet onderwerpen aan de wet Gods. "Daarom dat de gezindheid van het vlees
vijandschap is tegen God; want het onderwerpt
zich niet aan de wet Gods; trouwens het kan dat ook niet. Gij daarentegen
zijt niet in het vlees, maar in de Geest" (Romeinen 8:7,9).
Door de wedergeboorte en de
inwonende Geest heeft God de christen het verlangen en de mogelijkheid gegeven
om Zijn wil te doen. Als een christen "naar de Geest wandelt" wordt
de wet in hem (er staat niet "door" hem) vervuld (Romeinen 8:3,4).
De vleselijke mens wil zich
niet onderwerpen aan het gezag van Gods Woord (zelfhandhaving).
Vandaar dat de Bijbel in 2
Timotheüs 4 spreekt over het bijeenhalen van "leraren naar hun eigen
begeerten". Dat zijn leraren die, net als vroeger de valse profeten in
Israël deden, roepen "vrede, vrede en geen gevaar", terwijl er geen
vrede is.
Het zijn leraren van de soort
(denk aan dat artikel over het aangaan van verkering met ongelovigen in het
blad Ronduit) die bv. vertellen dat verkering met een ongelovige niet
verstandig is maar wel eventueel zou kunnen. Zo geven ze de jongelui de kans om
onder het duidelijke gebod Gods uit te komen.
Andries Knevel zei dat we in
deze postmoderne tijd vooral herderlijk moeten optreden en niet zozeer
profetisch. Dat advies komt goed uit voor onze natuurlijke mens want dan wordt
je niet meer "gestenigd". Immers als je als een profeet het Woord van
God toepast dan zal je ook het lot van een profeet delen. "Jeruzalem,
Jeruzalem dat de profeten doodt en stenigt wie tot u gezonden zijn"
(Mattheüs 23:37).
Deze rede is hard; wie kan
haar aanhoren" (Johannes 6:60).
Een oude ervaren broeder heeft
mij en enkele anderen, vele jaren geleden, als jonge broeders het volgende op
het hart gedrukt: Houd vast aan de duidelijke uitspraken van de Bijbel, al
lopen ze allemaal weg, laat ze gaan, ga niet diplomatiek draaien.
Dit was ook de houding van
iemand als C.H. Spurgeon. Hij zei dat hij niet zou wijken "though the
heaven may fall".
"Tracht ik nog mensen te
winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te
behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn", Galaten 1:10, zie
het verband.
21 Gezag in modernisme,
postmodernisme en het bijbelse christendom
Als het gaat om de gezagskwestie
komt het verschil tussen modernisme, postmodernisme en het bijbelse christendom
scherp aan het licht.
De moderne mens vraagt
"Hoe denk jij er over?" En dan volgt een analyse met
argumenten voor en tegen. De postmoderne mens vraagt "hoe voel jij
dat aan?". En dan volgen subjectieve belevingen. In beide gevallen is het
de autonome mens die zichzelf tot gezag is. De christen echter vraagt:
"wat zegt de Bijbel er over?" En hij vraagt dat in het vaste
vertrouwen dat het ook mogelijk is het onderwijs van de Bijbel over dat
bepaalde punt met zekerheid te ontdekken. Dit is de (automatische) reflex van
elke christen die het gezag van Gods Woord heeft aanvaard.
Het verbijsterende is dat ik
tegenwoordig steeds meer "evangelische ????????" christenen tegen kom
die deze automatische reactie niet hebben. Wellicht is dat de reden dat ik me
soms "out of place" voel in wat is overgebleven van de
oorspronkelijke evangelische beweging.
------------------------
"Das Wort sollst du
stehen lassen", van het Woord van God zul je afblijven, Luther.
"Maar gij, o mens, wie zijt gij, dat gij
God zoudt tegenspreken?" (Romeinen 9:20).