18. Verbrokenheid

 

18.1.  Inleiding

 

Johannes 15:5;  "zonder Mij kunt gij niets doen"

 

Als iemand tot geloof komt dan is er, als het goed is, de grote dankbaarheid voor de vergeving van de zonden en voor alle andere weldaden van de Heer. Er is ook een verlangen om voor Hem te leven, om Hem te dienen.

 

Vanuit dat verlangen komen we na onze bekering in aktie. En zo hoort het ook. Dat is positief. Alleen bestaat de kans dat we in onze oprechte ijver de fout maken om in eigen kracht de Heer te gaan dienen. Los van de Heer, steunend op eigen inzicht en eigen kracht.

 

Hem dienen naar eigen inzicht en uit eigen kracht kan en wil de Heer niet zegenen. Als we in eigen kracht bezig zijn lopen we daarom vroeg of laat vast. Het christelijk leven is een bovenna­tuurlijk leven en dat kan niet in eigen kracht worden geleefd. Als we dat toch proberen zal God ons keer op keer tot het einde van ons­zelf brengen, net zolang tot eindelijk tot ons doordringt wat Jezus bedoelde met de woorden "Zonder Mij kunt gij niets doen" (Johan­nes 15:5).

 

Nadat we dit geleerd hebben zoeken we voortaan, voor we iets ondernemen, eerst de leiding van de Heer en we verwach­ten het niet meer van onze eigen inspan­ning of bekwaam­heid. In plaats daarvan verlaten we ons op de genade van de Heer.

 

Dit is één van de belangrijkste lessen die God ons na onze bekering gaat leren. Het kost meestal nogal wat tijd voordat we deze les hebben geleerd en ook daarna moeten we die les steeds dieper en op alle terreinen van ons leven leren.

 

Vaak moeten we eerst volledig vastlopen voordat het tot ons doordringt dat we verkeerd bezig zijn. Ons steunen op eigen kracht en op eigen in­zicht moet "verbro­ken" worden. We moeten dat afleren. Anders zullen we God voor de voeten lopen en zal ons leven en dienen op mislukking uitlopen. Let wel, het gaat hier niet om behouden worden of verloren gaan. Als je in Jezus gelooft dan heb je eeuwig leven (Joh. 3:36a) of je deze les nu hebt geleerd of niet. Het gaat erom dat we leren leven uit de kracht Gods.

 

18.2.  Verbrokenheid en het ontdekkende licht van de Heilige Geest

 

Door het woord van God valt het ontdekkende licht van Gods Geest op ons leven (Hebr. 4:12 en 1 Kor. 14:24,25 ). God ontdekt ons niet alleen steeds dieper aan onze (subtie­le) zonden, maar God ontdekt ons ook steeds dieper aan het leven, ­het vechten, het dienen in eigen kracht.

 

Bij het laatste gaat het dus niet over allerlei zonden. Het gaat over het dienen van God in de kracht en wijsheid van de natuurlijke mens.

 

Het onafhankelijke zelfleven: selfstrength and selfinitiative

 

18.3. Twee manieren van het dienen van God

 

1.  In eigen kracht, naar eigen inzicht, los van de Heer.

2.  In Gods kracht, onder leiding van God, vanuit verbondenheid  met de Heer.

 

Een illustratie uit het leven van Mozes - Mozes 1 en Mozes 2

 

De twee manieren van het dienen van God kun je duidelijk zien in het optreden van Mozes. Mozes was de door God uitgekozen verlosser van het volk Is­raël. Daar had God hem toe bestemd. Hij heeft twee pogingen gedaan om het volk van God te verlos­sen (om het volk van God te hulp te komen). De eerste poging liep op een grote mislukking uit. De tweede poging slaagde wel.

 

De eerste poging  (Exodus 2:11-15).

De tweede poging  (Exodus 3-18 en volgende hoofdstukken).

 

De eerste poging mislukte, omdat hij deze poging deed zonder eerst God te raadplegen en zonder op de kracht van God te steunen. Hij trad onafhankelijk van God op. Zijn bedoeling was goed. Hij probeerde ook te doen waar God hem toe bestemd had, maar toch liep het op een grote mislukking uit.

 

De tweede keer lukte het wel, omdat hij deze keer op bevel van God (onder leiding van God) in aktie kwam. Het initiatief kwam nu van God. Hij steunde ook niet meer op zijn eigen inzicht, maar in elke situatie raadpleegde hij de Heer. Hij verwachtte ook niets meer van eigen kracht en kunde en steunde volledig op de kracht van de Heer.

 

Het was Gods initiatief  (Exodus 3:10).

Mozes diepe besef dat hij het zelf niet kon: "Wie ben ik dat ik …?"  (Exodus 2:11).

 

Tijdens de uitvoering van zijn opdracht kreeg hij geregeld instruktie van de Heer. We zien ook keer op keer dat Mozes zelf de Here raadpleegde. Dat was al zo bij zijn roeping. Toen stelde hij de Here reeds een aantal vragen en legde hij Hem een aantal problemen voor.

 

Exodus 4:21;  En de Here zeide tot Mozes

Exodus 5:22-24; Toen keerde Mozes terug tot de Here en zeide

Exodus 6:8;   toen sprak Mozes aldus

Exodus 6:9;   vervolgens zeide de Here tot Mozes

Exodus 7:8;   en de Here zeide tot Mozes en Aaron

Exodus 7:10; Mozes en Aaron ... deden zoals de Here geboden had

Exodus 7:14; En de Here zeide ...

Enzovoorts.

 

Het bezig-zijn van Mozes is nu een samenwerking met God geworden. Een prachtig voorbeeld is de wijze waarop hij reageert in de volgende crisissituatie, zie Exodus 15:22-27. Let op de noodsituatie, de reaktie van Mozes en het antwoord van God.

 

Ik noem deze twee manieren van het dienen van God voor het gemak "Mozes 1" en "Mozes 2".

 

Als we God proberen te dienen in eigen kracht en naar eigen inzicht laat God ons vastlopen, net zoals Mozes bij zijn eerste poging om het volk van God te hulp te komen vastliep. Dat zal God keer op keer met ons doen, net zolang tot het tot ons door­dringt dat we uit onszelf Gods werk niet kunnen doen.

 

18.4.  Niet forceren, niet in eigen kracht strijden

 

"niet door kracht noch geweld,  maar door mijn Geest! zegt de Here der Heerscharen" 

(Zacharia 4:6)

Hier staat hoe het niet moet en hoe het wel moet. Niet door kracht en door geweld is Mozes I,

maar door mijn Geest  is Mozes II.

 

We moeten in geloof, in overgave, onder leiding van de Heer bezig zijn. (Zie hierover de studie "hoe dingen met God ondernemen")

 

18.5.  De sleutel is afhankelijk of onafhankelijk

 

In 1 Kor. 2:14-3:2 is er sprake van drie soorten mensen:

- een ongeestelijk mens (2:14)

- de geestelijke mens  (2:15)

- vleselijk, nog onmondig in Christus  (3:1)

 

De ongeestelijke (dat is de natuurlijke) mens heeft Gods Geest niet en funkti­oneert daarom onafhankelijk van God. Hij steunt op eigen inzicht en kracht. De geestelijk volwassen christen heeft dat afgeleerd en laat zich in alles door Gods Geest, door Gods woord en door Gods besturing van de omstandighe­den leiden. (Gal. 5:18) De onvol­wassen christen probeert God te dienen, maar steunt daarbij nog steeds op eigen inzicht en inzet.

 

Dit wordt geïllustreerd in drie manieren van plannen maken.

 

(1) De natuurlijke mens, die de Geest niet heeft, maakt een plan en gaat dat uitvoeren.

 

(2) De onvolwassen christen, die wel de Geest heeft, maar die nog niet geleerd heeft om zich door God te laten leiden, maakt een plan. Vervolgens bidt hij om Gods zegen over het plan, waarna hij het uit gaat voeren.

 

(3) De geestelijk volwassen christen, die niet alleen de Heilige Geest heeft en maar die zich ook door de Geest laat leiden, maakt niet zelf een plan, maar bidt God om Zijn plan. "Wat nu Heer? Wat hebt U voor mij te doen?" God zal hem of haar bij iets bepalen door zijn woord, zijn Geest en zijn leiding in de omstandigheden. Pas daarna gaat de geestelijke christen dat plan uitvoeren. En bij de uitvoering van dat plan steunt hij of zij niet op eigen inzicht, kunde en kracht, maar alleen op de genade van de Heer, terwijl er een voortdurende open­heid is voor nieuwe aanwijzin­gen van God.

 

Volwassen worden in het natuurlijke leven betekent een voortdu­rende groei in zelfstandigheid, een voortdurende groei in onaf­hankelijkheid. Volwassen worden in geestelijk opzicht betekent juist steeds meer afhan­kelijk leren leven van God. Daar is dus juist een groei in afhankelijkheid.

 

18.6.  Niet steunen op eigen gevoel, eigen inzicht en wilskracht

 

18.6.1.  Niet op je gevoel leven

 

2 Kor 5:7.

"want wij wandelen in geloof en niet in aanschouwen"

 

Aanschouwen d.w.z. afgaan op je zintuigen: Zien, horen, voelen, proe­ven. Wij wandelen niet door ervaren maar door het geloof in Gods Woord.

 

Een christen leeft door het geloof. Het geloof in Gods Woord. De feiten die daar staan, de beloften die daar worden gegeven. Daar steunt hij op, daar laat hij zich door leiden.

 

Ons gevoel is bedriegelijk. Gevoel is op zich niet verkeerd. Het is waardevol, het hoort bij ons menszijn, zo heeft God ons gemaakt. Gods Geest geeft ook allerlei gevoelens (B.v. Gal. 5:22, blijd­schap). Helaas wordt ons gevoel ook beïnvloed door de toestand van ons lichaam, door ons gedachtenleven en zelfs kan het beïnvloed worden door boze geesten.

 

We moeten desnoods tegen allerlei gevoelens in vasthouden aan de feiten uit Gods woord. Toen Job beproefd werd, zei Jobs gevoel hem ongetwijfeld dat God hem verlaten had maar dat was niet zo. Je kunt je als christen wel verlaten voelen, maar je kunt volgens Gods woord nooit verlaten zijn (Hebr. 13:5b).

 

Neem b.v. onze geloofszekerheid, onze zekerheid dat we behouden zijn. De geloofszekerheid moeten we ook niet baseren op ons gevoel, maar op het woord van God. "Dit heb ik u geschreven opdat gij weet dat gij eeuwig leven hebt"  (1 Joh 5:13).

 

Dit zijn twee voorbeelden waarin ons gevoel ons kan bedriegen. We moeten daarom nooit afgaan op ons gevoel, we moeten niet leven op ons gevoel, we leven vanuit een standvastig vasthouden aan Gods Woord.

 

Er is verschil tussen gevoel en de innerlijke leiding van Gods Geest. (Voor het onderscheiden tussen eigen ingevingen, indruk­ken, gevoelens en de leiding van de Geest, zie de studie over het ervaren van de leiding van God, hoe ontdek ik de wil van God.)

 

18.6.2. Niet op je eigen inzicht steunen

 

De bijbel zegt dat we niet op eigen inzicht moeten steunen.

Spreuken 3:5, "en steun op uw eigen inzicht niet"

 

Jozua 9:3-27, speciaal :14.

Hier zien we Jozua en de andere leiders op hun eigen inzicht steunen. Ze onderzochten de zaak. Het brood was oud en de kleren waren versleten, dus het verhaal van de Gibeonieten leek te kloppen (:12,13,14). De fout van Jozua was dat hij de Here niet raadpleegde: "maar ze raadpleegden de Here niet" (:14). Het gevolg was dat ze een fout met ernstige gevolgen maakten.

 

18.6.3.  We kunnen ook niet steunen op onze eigen wilskracht

 

Ik wijs weer op het voorbeeld van Mozes. Zijn eerste poging om het volk te verlossen, deed hij in eigen kracht, met als gevolg mislukking.

 

Een ander voorbeeld is Petrus. Hij steunde op eigen (wils)kracht, met als gevolg nederlaag en mislukking. Hij dacht dat hij in eigen kracht Jezus kon volgen op de weg van het kruis.

 

+ Jezus voorzegt dat al zijn discipelen zullen vluchten (Matth. 26:31).

+ De bewering van Petrus: Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit  (Matth. 26:33).

+ Jezus waarschuwt Petrus: Eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen.

   (Matth. 26:34b)

+ Petrus is niet overtuigd: Zelfs al moest ik met U sterven, Ik zal U voorzeker niet verloochenen.

   (Matth. 26:35)

+ Hij meende het echt. "steeds heftiger". (Marcus 14:31)

+ Toen lieten alle discipelen Hem alleen.  (Matth. 26:56)

+ Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken die mens niet.  (Matth. 26:74)

+ En hij ging naar buiten en weende bitter.  (Matth. 26:75)

 

Petrus meende het oprecht en de Heer zag het hart aan en heeft dat ongetwijfeld gewaardeerd, maar Petrus overschatte zichzelf. Hij dacht dat hij door eigen kracht/door een eigen wilsbesluit en wilskracht de weg van het kruis kon gaan. Daarin vergiste hij zich. Het chris­telijk leven is een bovennatuurlijk leven en kan alleen uit Gods kracht geleefd worden.

 

18.7.  Geen passiviteit

 

De bijbel zegt b.v. dat we niet op eigen inzicht steunen moeten steunen, maar dat betekent niet dat we daarom ons verstand niet zouden moeten gebruiken.

 

- We moeten geen kinderen in het verstand zijn.  (1 Kor. 14:20)

- God liefhebben ook met ons verstand.   (Matth. 22:37)

 

We moeten als christenen wel degelijk ons verstand gebruiken, maar dan wel in afhankelijkheid van de Heer. We mogen nooit alleen op onze eigen beoordeling afgaan. Daarnaast moet ook de Here geraad­pleegd worden.

 

Zie de studie: "Hoe de wil van God te ontdekken" (Hoofdstuk 8, hierboven). Gods leiding komt meestal langs meerdere wegen tegelijk. Door de bijbel, door de innerlijke leiding van Gods Geest en door Gods besturing van de omstandighe­den. Bij het proces van het vinden van Gods leiding is ons verstand betrokken. Met ons verstand onderzoeken we de bijbel en passen we de bijbelse principes toe en met ons verstand onderzoeken we ook de omstandigheden.

 

Jozua en zijn metgezellen, zie Jouza hoofdstuk 9, hebben er op zich goed aan gedaan om het verhaal van de Gibeonieten te kontroleren. ("Hierop namen de mannen van de teerkost", Jozua  :14a) Dat was hun fout niet. Hun fout was dat ze daar alleen op afgingen. Ze hadden daarnaast ook en in de eerste plaats de Here moeten raadplegen (Jozua 9:14). Ze hadden moeten beseffen dat hun verstand, dat hun beoordeling maar gebrekkig is en daarom hadden ze daar niet alleen op mogen steu­nen. Ze hadden de zaak met de Heer moeten bespreken en dan had de Heer hen kunnen waarschuwen. Nu deden ze iets los van de Heer. Het was niet vanuit gemeenschap met de Heer.

 

In geestelijke strijd moeten we ons niet passief opstellen. Zie b.v. 2 Samuel 10. Er was gevaar. David en Joab onderkenden het gevaar en ze namen de gepaste maatre­gelen. Ook wij moeten de gepaste maatregelen nemen in elke situatie.

 

De bijbel zegt: biedt weerstand, weest krachtig in de genade, weest krachtig in de Here en de sterkte zijner macht, staat in het geloof, weest waakzaam, stelt u op.

- Jakobus 4:7, Efeze 6:13, 1 Petrus 5:9,  "weerstaat"

- Efeze 6:14;   stelt u dan op

- Efeze 6:10, 2 Tim. 2:1;   weest krachtig

- 1 Kor. 16:13;   staat

 

We moeten ons verstand en ook onze wil aktief gebruiken, maar wel in afhankelijkheid van de Heer.

 

Uitwerken (bewerken) wat God in ons werkt.    (Filip. 2:12,13)

Je inspannen naar zijn werking die in je werkt.   (Kol. 1:29)

 

 

 

 

18.8.  Het gevaar van aktivisme en passiviteit

 

Er zijn twee gevaren: aktivisme en passiviteit. Dit zijn de valkuilen die we als christen moeten vermijden.

 

De basisfout is bij beiden hetzelfde. Bij beiden funktio­neert men los van de Heer. (Niet in afhankelijkheid)

 

Bij aktivisme is men aktief bezig om de Heer te dienen, maar wel in eigen kracht en naar eigen inzicht. Het gevolg van akti­visme is dat men daardoor de Geest verhindert om het leven te leiden en te bekrachti­gen. Men loopt de Geest als het ware voor de voeten. God wil wel leiding geven, maar men luistert niet.

 

Bij passiviteit doet men niets. Men wacht op God, lijdelijk. Bij passiviteit kan God ook niet  inschakelen. Ook hier luistert men niet naar God. Het gevolg van passivi­teit is dat, ook hier weer, Gods Geest verhin­derd wordt om het leven te leiden.

 

We moeten niet op de Heer vooruitlopen en ook niet bij de Heer achterblijven. We moeten met God in de pas lopen. Geleid door de Geest moeten we aktief het woord van God toepas­sen. Zijn we afgestemd op Gods Geest? Is ons innerlijk oor open of verstopt? "Wie een oor heeft die hore wat de Geest tot de gemeen­ten zegt"  (Openb. 2:7).

 

18.9.  Soulkillers, zieledoders

 

In de ware geestelijk­heid worden de normale funkties[1] van de ziel niet gestopt (niet gedood) maar weer onder kontrole van Gods Geest en Woord gebracht. (Funties van de ziel: denken, voelen, willen. Zie verder de serie over de mens)

 

De ziel wordt niet gedood (uitgeschakeld) maar gereinigd.

1 Petrus 1:22.

 

Men stopt b.v. niet met denken, maar het denken wordt hervormd (Rom. 12:2). Men begint te denken in onderworpenheid aan de Schrift. Men gaat niet meer alleen op het denken, op het eigen inzicht af bij het beoordelen van situaties. Men weet dat om de Schrift te begrijpen ons verstand verlicht moet worden door de Heilige Geest (Lucas 24:45).

 

Zoals hierboven onder punt 18.8. al is besproken, is er een vorm van valse geestelijkheid, die leert dat we moeten stoppen met denken. Men zegt dan b.v. dingen als: "We moeten niet redeneren, maar naar de stem van de Heer luisteren". Dit klinkt goed en zeer vroom, maar het is verkeerd. Je moet inderdaad niet los van de Heer gaan redeneren. Maar het is niet waar dat we moeten stoppen met nadenken en logisch redeneren. We moeten in afhanke­lijkheid van de Heer ons verstand gebruiken en met ons verstand het woord van God en de omstan­dig­heden onderzoeken (Matth. 22:37,  “met ons verstand”)

 

Passiviteit is gevaarlijk. Dat geldt ook voor het uitschakelen van je verstand, voor het ontledigen (voor het leeg maken) van de ziel. Het bewust leeg maken van het denken. Om dan vervolgens af te gaan op indruk­ken en impulsen. Passi­viteit maakt zeer kwetsbaar voor invloeden van boze geesten. Boze geesten die zich voor kunnen doen als engelen des lichts, ja, als de Heilige Geest zelf. Ook boze geesten kunnen allerlei ervarin­gen, visioenen, dromen, sterke gedachten, impulsen geven. Door zelf te stoppen met denken geef je de boze geesten alle ruimte.

 

Het telkens herhalen van bepaalde koortjes is ook een bekende ontledigingstechniek.

 

De bijbel kent deze vormen van oosterse meditatie (ontlediging) niet. De bijbel kent wel het overpeinzen van het woord van God.

+ Jozua 1:8  "overpeins het dag en nacht"

+ Psalm 1:2  "en diens wet overpeinst bij dag en bij nacht"

Dit overpeinzen heeft niets te maken met het leeg maken, met het in­houdsloos maken, van het eigen denken. Bij bijbelse overpeinzing vult men zich met het woord van God en laat men in alle rust het woord tot zich door­dringen. Het is verstandig om af en toe even gas terug te nemen en jezelf tot rust en stilte te brengen, zodat het woord van God tot je door kan dringen, zodat God je bepaalde dingen duide­lijk kan maken, zodat je dingen met God kan verwerken.

 

De Geest van God maakt niet passief maar juist aktief. De Geest van God maakt alert en waakzaam. (Kol 4:2, 1 Kor. 16:13, 1 Petrus 5:8). Het woord van God roept ons juist op om ons verstand te gebrui­ken. We moeten het woord onderzoeken. We moeten alles toetsen aan de bijbel (1 Kor 14:20, Hand. 17:11, 1 Thess. 5:21).

 

(Over het onderscheiden tussen leiding van God en valse leiding. Zie de studie "Hoe de wil van God te ontdekken”, hoofdstuk 8.)

 

De boze geesten schuiven onze ziel opzij, maar de Heilige Geest doet dat niet. Hij werkt door ons verstand en onze wil heen. Hij schakelt niet uit, maar Hij brengt onder zijn kontrole. Hij werkt door onze bewuste en aktieve medewerking heen.

 

18.10.  God vervangt ons zelfvertrouwen door vertrouwen op Hem

 

2 Kor. 1:8-11, speciaal :9.

"opdat wij niet op onszelf vertrouwen zouden stellen maar op God"

Daarom liet God die beproeving toe. Dit wilde God in hen bewer­ken. Afbraak van het vertrouwen in zichzelf en toename van het vertrouwen op Gods genade en opstandingskracht.

 

18.11.  Aan het einde van jezelf komen

 

1 Kor. 2:9.

"ja, voor ons eigen besef achtten wij ons als ter dood verwezen"

 

Denk aan de verloochening van Petrus. Hij dacht echt dat hij uit zichzelf trouw kon blijven aan de Here. Ook Petrus werd tot het einde van zichzelf gebracht. Hij werd ontdekt aan zichzelf. Aan zijn onvermogen om uit eigen kracht iets goeds te doen. (Zonder Mij kunt gij niets doen, Joh. 15:5). Hij dacht staande te kunnen blijven (Marcus 14:26-31), maar hij ging onderuit (Marcus 14:66-72).

 

Zie de zielzorg van de Here Jezus aan Petrus.

 

+ Hij waarschuwde Petrus vooraf. (Marcus 14:29-31)

+ Hij heeft voor hem gebeden dat in de komende crisis zijn geloof  niet op zou houden.

   (Lucas 22:31,32)

+ Toen de haan kraaide, keek Jezus Petrus aan. (Lucas 22:60-62)

  "En de Here keerde zich om en zag Petrus aan"

+ Hij verzekerde hem dat hij ondanks zijn falen er nog steeds bij  hoorde.

   "zegt zijn discipelen en Petrus"  (Marcus 16:7)

+ Hij zocht hem zelf op om de kwestie uit te praten en om Petrus de lessen uit het

   gebeurde in te scherpen.  (Johannes 21:15-19)

 

Het gesprek van de Here Jezus met Petrus (Joh. 21:15-19)

 

De Here Jezus stelt Petrus driemaal een vraag. Het lijken op het eerste gezicht dezelfde vragen, maar dat zijn het niet. Bedenk wat Petrus gezegd had: “Al zouden al die anderen U verlaten, ik niet.”  (Marcus 14:29)

 

De eerste vraag is: "Heb je Mij waarlijk lief, meer dan dezen?" Twee dingen vallen op, "meer dan dezen" en "waarlijk lief." Petrus is door zijn falen nu ontdekt aan zichzelf. Hij weet dat hij de Heer niet meer lief heeft dan de anderen, dat hij niet trouwer is dan de anderen. Ze hebben allemaal gefaald. Jezus spreekt over "waarlijk lief". In het Grieks wordt in de vraag van Jezus het woord "agape" gebruikt. Dat woord wordt in de bijbel meestal gebruikt om de goddelijke liefde aan te duiden. De liefde die zich volledig geeft. Petrus antwoordt: "Heer, U weet dat ik U liefheb". In zijn antwoord gebruikt hij niet agape maar phileo. Phileo staat voor menselijke liefde (broederliefde). Petrus weet hoe het met hem gesteld is, vandaar dat hij het woord agape niet gebruikt. Hij spreekt niet over waarlijk liefhebben (agape) en ook niet over "meer dan dezen".

 

Dan stelt de Here Jezus de tweede vraag. "Heb je Mij waarlijk lief?". De Here Jezus daalt al wat af. Hij laat nu het "meer dan dezen" weg. Opnieuw antwoordt Petrus met phileo en niet met agape.

 

Ten slotte stelt de Here Jezus de derde vraag. "Heb je Mij lief?" Hij heeft het "meer dan dezen" en het "waarlijk lief" laten vallen. De Here Jezus is nu afgedaald tot het niveau van Petrus. Hij ge­bruikt nu zelf het woord phileo en niet agape. Dit raakt Petrus diep, want hij antwoordt nu: "Heer, gij weet alle dingen, gij weet dat ik U liefheb". "Heer, dat weet U toch. Ik heb niet de godde­lijke agape liefde voor U en ik heb zeker niet meer liefde voor U dan anderen, maar U weet dat ik U liefheb. Ik heb gefaald, maar U weet dat ik U liefheb." Dat was genoeg voor de Here Jezus. Petrus was nu klaar voor zijn taak, het weiden van Gods kudde.

Petrus had gefaald. De Here Jezus bedekte dat niet met de mantel der liefde. Hij bemoedigde Petrus na zijn falen zodat deze er niet aan onderdoor ging, maar Hij zorgde er ook voor dat de lessen tot Petrus door­dron­gen. Hij dwong hem in dit gesprek zijn eigen falen onder ogen te zien.

 

In het leven van Jakob zien we dat God Jakob ook tot een einde aan zichzelf bracht.

 

Jakob was een ware gelovige. Hij nam in tegenstelling tot zijn broer Ezau de zegen van God wel serieus. Hij vond die zegen belangrijk, hij geloofde daarin, hij wilde die graag hebben. God had die zegen ook aan hem toegezegd. In plaats van op God te vertrou­wen is hij door kracht en geweld (Zacharia 4:6) te werk gegaan. Hij heeft God een handje geholpen door de zegen te stelen. Dit is kenmerkend voor de hele eerste levensfase van Jakob. Zijn naam betekent ook letterlijk "bedrieger" (hielenlichter). Telkens probeerde hij weer door eigen slimheid de zaken te regelen. In plaats van op God te vertrouwen.

 

+ De geboorte van Jakob.  (Gen. 25:20-26)

Er is al rivaliteit in de moederschoot. Elkaar aanstoten. De naam Jakob betekent hielenlichter, dat wil zeggen bedrieger. Jakob probeerde Ezau tegen te houden toen deze als eerstgeborene uit de baarmoeder kwam (Gen. 25:26; 27:36). Nog voor Jakob geboren was had God al bekend gemaakt dat Jakob de eerste zou worden. God had dat gezegd en daar hadden Rebekka en later ook Jakob op moeten vertrouwen. In plaats daarvan grepen ze vooruit op wat God had beloofd.

+ Hoe hij Ezau het eerstgeboorterecht ontfutselt.

   (Gen. 25:29-34 en Gen. 27:1-40)

+ De reaktie van Ezau.  (Gen. 27:41,  moordplan)

 

 

 + De vlucht. (Gen. 27:41 t/m 28:22)

God die tot hem komt en hem de zegen belooft en hem verzekert van zijn bewaring. De merkwaardige reaktie van Jakob. “Als U dat werkelijk doet dan (in dat geval) zal ik u dienen.” Hij is blijk­baar ondanks Gods beloften niet zo zeker. Hij spreek over "in­dien".

+ Het over en weer bedriegen van Jakob en Laban.

  Gen. 29:25; Lea in plaats van Rachel.

  Gen. 30:38-43; 31:7,41.

  Gen. 31:20.

+ De opdracht om terug te gaan.  (Gen. 31:3 en :10-13)

+ God beschermt.   (Gen. 31:24,29 en 32:1)

+ Erkenning van Gods zegen.   (Gen. 31:42 ; 32:10)

+ Jakob zendt boden naar Ezau.   (Gen. 32:3-5)

Hij hoort dat Ezau hem met 400 man tegemoet reist (Gen. 32:6)

+ Toen werd Jakob zeer bevreesd.  (Gen. 32:7)

De situatie is dreigend. Ezau wilde hem indertijd doden en om dat te  voorkomen is hij gevlucht. Nu komt hij terug en hij hoort dat Ezau hem tegemoet komt. Niet zomaar, maar met 400 man. Jakob wordt zeer bevreesd. Terwijl hij zojuist nog de engelen, het leger Gods heeft gezien. (32:1). Terwijl hij zojuist Gods bewarende hand in de botsing met Laban had gezien (Gen. 31:24,29). Terwijl hij Gods belofte had dat deze hem overal zou beschermen (Gen. 28:15). Terwijl hij deze keer onder leiding van God is opgetrokken (Gen. 31:3,10-13). Toch wordt hij zeer bevreesd.

+ Hij bidt om bescherming.  (Gen. 32:9-12)

Hij pleit op de belofte (:12)

+ Jakobs veiligheidsmaatregelen.

Het verdelen in twee groepen.  (Gen. 32:7,8)

Het zenden van geschenken.  (Gen. 32:13-21, spciaal :13.)

 

Jakob is nu gekomen tot de grote crisis in zijn leven. Hij had zijn gewone slimheid toegepast. Hij stuurt cadeau's vooruit naar Ezau om deze mild te stemmen. Hij verdeelt zijn familie in twee groepen, zodat als de éne groep wordt aangevallen, de andere wellicht nog kan ont­snappen. Hij heeft er echt over nagedacht hoe dit het beste aan te pakken. Maar deze keer weet hij dat zijn slimheid niet genoeg is. Hij weet dat hij de hulp en de zegen van de Heer nodig heeft om dit te overle­ven. Hij is tot het einde van zichzelf gekomen. Dan komt in de nacht God hem tege­moet (Gen. 32:22-32;  Hosea 12:1-7). Hij worstelt met God. Hij wil God niet loslaten tenzij dat die hem zegent (:26). Dan slaat God hem op de heup, zodat hij vanaf die tijd kreupel loopt (:25,32). Zijn lichamelijke kracht is gebro­ken. Maar ook geestelijk is hij veranderd. Hij heeft zijn eigen onmacht diep onder ogen gezien en zich aan God vastge­klemd. Zijn houding is veranderd. Vanaf dat moment zien we geen slimmigheden meer bij Jakob. God verandert zijn naam dan ook van Jakob (bedrieger) in Israël (vorst van God).  (Gen. 25:26 ; 27:36 ; 32:28)

 

Jakobs grote fout, zijn grote zwakheid en zonde is dat hij langs de weg van handigheid, bedrog en vleselijke berekening zijn doel meende te kunnen bereiken. De Here leert hem dat hij het alleen van Hem moet verwachten.

 

Zie ook bij Mozes. Bij d verlossing van het volk nam hij eerst zelf initiatief, maar de tweede keer  durfde hij geen stap meer zonder God te doen (Exodus 3). Hij had zijn les geleerd (Exodus 33:14,15).

 

Wanhoop aan onszelf is heilzaam als dit ons er toe brengt om ons vast te klemmen aan de Heer.

 

 

 

 

18.12.  Waarom het gebruik van het woord: verbrokenheid?

 

Dat woord wordt gebruikt omdat gelovigen de les van afhankelijk­heid (de les van Zacharia 4:6 en Johannes 15:5) vaak maar moeizaam leren. 

 

De drang om het zelf te doen, om het zelf op te lossen, los van God, is vaak zeer sterk. Zie het leven van Petrus, Mozes en Jakob. Bij ons is dat vaak niet anders. God moet die neiging bij ons als het ware breken. Sommigen leren die les wellicht direkt uit het woord van God, maar de meesten moeten eerst door schade en schande wijs worden voordat ze open komen te staan voor deze goddelijke waarheid.

 

18.12.1.  Bang voor jezelf

 

Een mens die ontdekt is aan het vechten, het dienen, het leven in eigen kracht, heeft geleerd om bang te zijn voor zichzelf. Dat is een heilzame vrees.

 

Mozes had het geprobeerd en hij durfde niet meer. Zie zijn tegen­werpingen (Exodus 3:11).

 

Er is niet alleen het gevaar van mislukking, maar, als we in eigen kracht bezig zijn (door kracht en door geweld), dan is de kans ook groot dat we zelfs veel schade veroorzaken.

Zie b.v. Abraham. Hij hielp God een handje met de vervulling van de belofte. God had een zoon beloofd uit Sarai. Het duurde zo lang en daarom besloten Abraham en Sarai God een handje te helpen. Ze volgden een gewoonte uit die tijd. De vrouw nam één van haar slavinnen en gaf die aan haar man waarop deze een kind bij die slavin verwek­te. Het kind werd dan als kind van de vrouw gere­kend (Gen 16:1-4a). God zei "neen" tegen deze oplossing (Gen. 17:18,19).

De gevolgen waren ernstig. Het kind van de slavin vervolgde het kind van de vrije (Gen 16:4,15; 21:9; Gal. 4:28). Tot op de huidige dag zijn de gevolgen merk­baar. De Arabieren (de nakome­lingen van Ismaël, de zoon van Hagar) vormen op dit moment de grootste bedreiging voor Israël.

 

Als er nog iets in ons is wat niet verbroken is, vormt dat een zwakke plek. Het gevolg is dat we vaak weer afbreken wat we geestelijk opgebouwd hebben. Watchman Nee zegt dat zulke christenen lijken op mensen die een muur van 6 meter opbouwen waarna ze (door hun onver­broken gedrag) vervolgens weer 5 meter van die muur afbreken. Het nettoresultaat is slechts een muurtje van 1 meter.

 

18.12.2. Rijp voor de genade

 

De onverbroken gelovige die God dient in eigen kracht, loopt Gods Geest voor de voeten. Zolang hij onafhankelijk van God bezig is, krijgt Gods Geest niet de ruimte om te werken.

 

Het probleem bij velen van ons is dat wij te sterk zijn in onszelf om van genade te leven. We zijn te sterk in onszelf om in afhankelijkheid van de Heer te leven. We menen zo sterk te zijn. Of we weten niet dat het anders kan.

 

De goddelijke werkwijze is tegen onze natuurlijke wijsheid in. "want als ik zwak ben dan ben ik machtig" (2 Kor. 12:10). Zo is de goddelijke wet. Hoe zwakker je bent hoe machtiger je bent. Niet in eigen kracht maar door de genade Gods.

 

Stel dat iemand een verhaal uit de bijbel aan de kinderen moet brengen. Hij is van beroep onderwijzer en daarom gewend om lessen te maken en te geven. Hij denkt: "zo'n bijbelles, dat doe ik wel even". Hij zoekt een mooi verhaal uit. Bereidt het voor en geeft de les. En ja, voordat hij het verhaal doorgeeft vergeet hij niet om de Heer om een zegen te bidden, want dat hoort zo. Er zal weinig zegen zijn.

 

Stel dat iemand anders ook een verhaal uit de bijbel moet bren­gen. Hij heeft geen ervaring in lesgeven. Hij weet dat hij het zelf niet kan. Hij zou het dan ook niet doen als de Heer hem niet in die kwestie geleid had. Hij is begonnen met te bidden of hij het moest doen. Daarna bidt hij om een boodschap. Hij bidt dat het over mag komen. Dringend en aanhoudend gebed (Efeze 6:18). In het volle besef van zijn onmacht verlaat hij zich op de Heer. In het besef dat het te weinig is zet hij zijn "broodjes" in. De les zal technisch gezien misschien niet perfekt zijn, maar de zegen van de Heer zal er op rusten.

 

18.13.  Tot rust komen van je eigen werken

 

Hebr. 4:10.

"Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne".

 

Ingaan in de rust van het geloof  (the rest of faith).

 

Er wordt nog wel gewerkt maar het zijn niet meer je eigen werken. Het is Jezus door je heen (Rom. 15:18). Het is de Vader die, net zoals bij Jezus, zijn werken in je doet (Johannes 14:10).

 "gij zijt het niet .. het is de Geest" (Matth. 10:20)

 

"Laat af en weet dat ik God ben"   (Psalm 46:11)

"in stilheid en vertrouwen zou uw sterkte zijn"   (Jesaja 30:15,16)

 

In geloof en overgave onder leiding van Gods Geest bezig zijn.

 

            --------

 

"Vroeger was het de zegen"  (Lied 145, bundel van Johannes de Heer)

 

Vroeger was het de zegen, nu is het de Heer;

Vroeger zien en voelen, nu geloof, niets meer.

Vroeger wat 't de gave, nu de Gever 't meest;

Vroeger de genezing, nu Hij die geneest.

 

Vroeger was 't een pogen, nu een rust in Hem;

Vroeger twijf'len, dralen, nu volg ik Zijn stem;

Vroeger hield ik Jezus, nu houdt Hij mij vast;

Vroeger angstig zorgen, nu draagt Hij mijn last

 

Vroeger was't mijn werken, nu zijn werk in mij;

Vroeger half gebonden, nu volkomen vrij;

Vroeger eigen plannen, nu alleen zijn wil;

Vroeger vaak vreesachtig, nu gerust en stil

 

Vroeger angstig vragen, nu steeds dankbaarheid;

Vroeger trots op ere, nu slechts nederigheid;

Vroeger hielp ik Jezus, nu gebruikt Hij mij;

Vroeger vast in vormen, nu volkomen vrij.

 

Vroeger op Hem hopen, nu heb 'k zekerheid;

Vroeger was ik slaap'rig, nu is mijn lamp bereid;

Vroeger wilde ik sterven, nu verwacht 'k Hem dra;

Vroeger zuchtend klagen, nu Halleluja.

 

Het refrein luidt:

 

Christus al in alles.             (Zie: Kol.3:11)

Hij alleen, daar wil 'k heen.

Enig alles Jezus, Jezus Hij alleen.

 

18.14.  Niet meer ik, maar Christus

 

- "en dat niet uit uzelf"   (Efeze 2:8)

- "De Here zal voor u strijden en gij zult stil zijn"   (Exodus 14:14)

- "Niet door kracht noch geweld, maar door mijn Geest!

   zegt de Here der heerscharen."   (Zacharia 4:6)

- "niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij"    (Gal. 2:20)

- "gij zijt het niet ... het is de Geest"   (Matth. 10:20)

- "De strijd is des Heren"   (1 Sam. 17:47)

   Het is Gods strijd en niet de onze.

   De Here heeft een strijd.

- "Om mijnentwil"   (Jesaja 48:11; 2 Kon. 19:31)

 

18.15.  Een gebaande weg in je hart

 

Psalm 84:6-8

 

"Welzalig de mensen wier sterkte in U is,

 in wier hart de gebaande wegen zijn.

 Als zij trekken door een oord van balsemstruiken,

 maken zij het tot een oord van bronnen;

 ook hult de vroege regen het in zegeningen.

 Zij gaan voort van kracht tot kracht

 en verschijnen voor God in Sion".

 

Mensen wier sterkte niet meer in zichzelf maar in God is, mensen met een gebaande weg in het hart. Dat is een duidelijke omschrij­ving van verbrokenheid. Zo iemand vecht niet meer zelf en daarom is hij of zij beschikbaar voor de Heer. Er is ruimte voor de Here God. Er is rust zodat God kan leiden en inschakelen.

 

Waar zo iemand passeert, verandert hij of zij de omgeving. Het dal van de balsemstruiken wordt veranderd in een oord van bronnen. Let wel, er staat passeren en niet 'preken' of iets dergelijks. De gelovige zelf is de voornaamste invloed, de voornaamste bood­schap. De realiteit in zijn leven. De echtheid. Hij is een geur van Christus en een levende brief. Dat verandert zijn of haar omgeving.

 

18.16.  Kun je ooit zeggen; nu ben ik er?

 

Filip. 3:12 (:12-16).

"Niet dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag er naar, of ik het ook grijpen mocht"

 

Het volmaakte bereiken we niet op aarde. Toch kan de les van afhankelijk zijn en afhankelijk leven geleerd worden. Je kunt stappen vooruit zetten . Petrus heeft ongetwijfeld door zijn crisis heen een grote stap vooruit gedaan. De verandering was zo diepgaand dat Jezus zelfs sprak over "bekering". In dit geval niet een bekering van de afgoden tot God, dat is de levensreddende beke­ring, maar een bekering van het steunen op eigen kracht naar het steunen op Gods kracht (Luc. 22:32).

 

Toch kun je struikelen en weer terugvallen in de oude houding. De les van afhanke­lijk leven moeten we steeds dieper leren. Vaak is het zo dat we de les van afhankelijkheid wel geleerd hebben op een aantal terreinen, maar op andere gebie­den nog niet. We kunnen het basis­principe van afhankelijkheid kennen en onbewust toch nog op bepaalde terreinen in eigen kracht bezig zijn, tot het moment dat God ons daar aan ontdekt.

 

Je kunt geen ijzeren systeem maken van Gods werk in de mens. Ook niet van het werk van verbreking. Er kan sprake zijn van een crisis en van een proces of van een aantal kleine stappen. Het geeft niet hoe, als de les maar geleerd wordt.

 

"Er was een dag dat George Müller stierf." Dit zijn de woorden van één van de grootste christelijke leiders die ooit geleefd hebben. Deze woorden doen denken aan de Pniël-er­varing van Jakob.

 

C.H. Spurgeon vertelde dat hij wel eens bij zichzelf had gedacht "nu ben ik er", maar telkens weer was Gods roep tot hem gekomen: "Daal af". Een dieper ontdekt worden aan jezelf, aan je subtiele zonden, aan het staan, vechten en leven in eigen kracht. Een diepere overgave van de eigen wil aan de wil van de Heer.

 

Ook hier geldt het "gij die staat zie toe dat gij niet valle." Als we denken dat we het wel beheersen dan zijn we op weg naar een pijnlijke val. Dat heb ik zelf recent weer op pijnlijke wijze ervaren. In belangrijke zaken ging het jarenlang goed met me op dit gebied, totdat ik enige tijd geleden te zorgeloos werd en een verschrikkelijke fout maakte (In mijn ijver en met goede bedoe­ling was ik door kracht en geweld bezig) waarmee ik veel schade aan Gods werk heb toegebracht. "en hij weende bitter" (Lucas 22:62)

Met veel strijd had ik een muur van 6 meter opgebouwd en door die fout brak ik weer 5 meter af.

18.17.    Aan de wijnstok of los van de wijnstok

 

Johannes 15:1-5.

 

Alleen als de rank aan de wijstok blijft kan ze vruchtdragen. Leven vanuit afhankelijkheid, leven vanuit Gods kracht, vanuit de genade, leven onder leiding van God. Er is misschien wel aktivi­teit maar er zal geen goddelijke vrucht zijn als we niet in Hem blijven.

 

Dit geldt voor personen, maar ook voor gemeenten en geestelijke samenwerkingsverbanden. Het geldt voor persoonlijk bezig-zijn en gezamen­lijk bezig-zijn. Wordt wat gedaan wordt gedaan vanuit afhanke­lijkheid of vanuit eigen kracht en inzicht?

 

Soms is het ook gemengd. De rank zit nog met een paar vezels aan de wijnstok vast. Hij ontvangt nog wat leven en draagt nog iets vrucht, maar meer ook niet. Er sijpelt nog een beetje leven door.

 

 

 

 

18.18. Martha valt Maria aan

 

Lucas 10:38-42.

De twee sleutelwoorden zijn "in beslag genomen" en "gekozen".

 

Jezus kwam op bezoek bij de zusters Martha en Maria. Maria nam de tijd om naar Jezus te luisteren. Martha had daar geen tijd voor want ze werd in beslag genomen door het vele bedienen. Na enige tijd begon Martha zich aan Maria te ergeren. (Daar zit Maria maar niets te doen terwijl ik me hier over de kop werk, ze zou ook best eens een handje mogen toesteken.) Ze viel Maria dan ook aan. Ze klaagde over Maria bij de Here Jezus. Jezus antwoordde haar met een zachtmoedi­ge en liefdevolle vermaning. Hij zei: "Martha, je stelt de verkeerde prioriteiten. De eerste dingen moeten eerst komen."

 

De natuurlijke mens die de Geest van God niet heeft, begrijpt dit verhaal niet.

 

Maria liet zich leiden door de Geest en daarom maakte ze de goede keuzes. Martha liet zich leiden door haar eigen inzicht en was in eigen kracht bezig. Anders had ze ook de goede keuze gemaakt. Ze was bezig met een nuttige en goede zaak, maar ze was daar blijk­baar op het verkeerde moment of op de verkeerde manier mee bezig. God wil geen aktiviteit voor Hem, hoe goed bedoeld ook. God wil gehoorzaamheid aan zijn leiding.

 

Jezus was op bezoek. Wat wilde de Here Jezus in deze situatie van Martha? Dat ze Hem verzorgde? (Maar daar had hij zijn discipelen toch voor, die daar normaal voor zorgden. Was het werkelijk noodzakelijk wat ze deed, was ze perfektionistisch bezig, zou de Heer ook met wat eenvoudiger voedsel tevreden zijn geweest in plaats van met een meer verzorgde maaltijd, etc?). Het is duide­lijk dat de Heer niet naar hun huis was gekomen om verzorgd te worden. Hij was gekomen om zijn woord tot hun hart te spreken. Martha had dat niet begrepen. Ze was niet afgestemd op de Heer. Maar we zien dat de Heer haar op liefdevolle wijze terechtwijst.

In de gemeenten ben ik deze botsing ook al vaak tegengekomen. De Martha-typen vallen de Maria's aan. De Maria's doen in hun ogen veel te weinig. Voor­al als het werk, een activiteit niet goed loopt komt er irritatie. Als het niet goed loopt dan is er in de ogen van de Martha's meer inzet nodig. Zelf doen ze al zo veel dus zij kunnen er niets meer bij hebben. Daarom richten zich hun verwijten op de in hun ogen passieve Maria's. Het komt meestal niet in hen op om zich eens af te vragen of al die dingen waar ze zich zo voor inzetten wel door de Heer gewild zijn. En of ze wel op de goede manier bezig zijn. Ze vinden de Maria's overgeestelijk, niet prak­tisch, passief, zweverig. Het ligt, in hun opinie, aan hen als het werk of de gemeente niet goed draait.

 

Zowel aktivisme als passivisme zijn fout. Bij het activisme is men los van de Geest aan het werk. Bij passiviteit is men los van de Geest aan het niets doen. Beide zijn even ongees­telijk.

 

Activisme en passiviteit kun je niet op iemands karakter schui­ven. Het is wel waar dat het éne karakter meer de neiging heeft om in de valkuil van activisme te vallen en het andere meer in de valkuil van passiviteit.

 

Als je tegen de activisten zegt dat ze verkeerd bezig zijn, als je de vraag stelt: "Hoe weet je of de Heer wel wil dat jij dat doet?" dan raken ze geïrriteerd. Dat komt omdat ze alleen de mogelijk­heid van activisme en passiviteit kennen. Dat zijn voor hun besef de enige twee alternatieven. Als ze stoppen met acti­visme dan denken ze dat ze passief moeten worden. Dat is natuur­lijk niet waar. Je moet niet van activisme in passiviteit vallen. Je moet jezelf aktief ter beschikking van de Heer stellen en zijn leiding volgen. Dat ze zo reageren komt omdat ze zelf niet zo ervaren geleid te worden door God. Ze weten niet of nauwelijks dat dit mogelijk is. Omdat ze het zelf niet zo kennen of omdat ze ontsporingen hebben gezien van mensen die claimden door de Heer geleid te worden terwijl dat duidelijk niet het geval was, verwer­pen ze dit als onpraktisch en overgees­telijk.

 

Als je geleid wordt door Gods Geest doe je wellicht minder, maar wat je doet is wel veel effektiever.

 

Ik moet denken aan één van de oudsten uit de begintijd van onze gemeente. Ik heb het nu over meer dan 25 jaar geleden. Hij was bezig zijn vervangende diensttijd te vervullen. Oud was hij dus nog niet. Hij zat geregeld aan de voeten des Heren. De Here Jezus kon daarom veel aan hem kwijt. Hij leefde een rustig leven. Hij had zich in grote mate onttrok­ken aan de koortsachtige aktiviteit die velen in de gemeente in die tijd had aangestoken. (Samen­kom­sten, evangelisatieakties, enzo­voorts, velen liepen zich goedbe­doeld voorbij.) Hij had zelfs nog tijd voor een hobby, schilderen. (Denk aan het lied van Johannes de Heer dat zegt: "geen tijd voor vermaken".) Veel kontakt heb ik niet met deze broeder gehad, maar bijna elke keer als ik hem tegenkwam is hij mij tot zegen ge­weest. Hij kwam een keer op de bidstond die ik bezocht en toen gaf hij een woord door dat ik nu na al die jaren nog weet. Ik heb één keer meegemaakt dat hij preekte en na al die jaren weet ik de kern van zijn prediking nog. Omdat het mijn hart raakte en me geestelijk verder hielp. Hij deed niet mee aan de straatevan­gelisatie, maar zijn collega, die net als hij vervangende dienst­plicht deed, kwam wel via hem tot geloof. Hij heeft die man niet zelf benaderd. Zijn collega ontdekte dat hij christen was en heeft hem toen min of meer geprest om daar meer over te vertel­len. Deze broeder droeg voortdurend vrucht. Hij deed in vergelij­king met anderen heel weinig, maar wat Hij deed was veelal raak omdat het vanuit de gemeenschap met de Heer gebeurde.

 

Zelf heb ik op dit gebied ook een les geleerd, al was dat niet omdat ik zo geestelijk zou zijn. Een gezin dat wij kenden ging naar het zendingsveld. Met perioden heb ik voor hen gebeden, maar vanwege fysieke zwakheid ging dat niet altijd. Door diezelfde zwakheid is het me in al die jaren maar één keer gelukt om hen te schrij­ven. Ik heb hen toen een kort briefje geschreven met daarin een bijbeltekst waar ik in gebed voor hen op pleitte. Ik heb dus niet veel kunnen doen. Later vertelde de vrouw van het echtpaar me dat mijn brief haar juist bereikte op het moment dat  ze op het punt stond om het op te geven. De korte boodschap uit de bijbel met de toepassing op hun leven werd door God gebruikt om een keer te brengen in haar innerlijke situatie. Ze vatte weer moed en is op het zendingsveld gebleven. In al die jaren heb ik maar één keer een kort briefje kunnen schrijven, maar omdat het vanuit de gemeenschap met God was gedaan was het wel een effek­tief woord. Dat wist ik niet en ik heb me al die jaren bezwaard gevoeld omdat ik zo weinig voor hen kon doen, niet wetend wat dit ene korte briefje had bewerkt.

 

Nogmaals, het komt niet op de veelheid van aktiviteit aan. Het komt er op aan dat we vanuit de gemeenschap met de Heer op precies het goede moment het goede doen. Als we vanuit de gemeen­schap met de Heer bezig zijn zal de Geest ons hierin leiden of we ons daar nu altijd bewust van zijn of niet.

 

George Verwer, de leider van Operatie Mobilisatie (de organisatie voor jeugde­vangelisatie) sprak aan het eind van een conferentie. Er waren honderden jonge mensen aanwezig. Ter voorbereiding van een maand evangeliseren werd deze konferentie gehouden. Allerlei sprekers hadden hun boodschap al gebracht. "De noodzaak van evangelisa­tie", "Geloof dat overwint", "Volkomen toewijding", dat waren enkele van de onderwerpen die behandeld waren. In zijn toespraak zei hij het volgende: "Jullie hebben al die boodschappen gehoord, goede boodschappen, ware boodschappen. Maar weet je waar ik bang voor ben? Ik ben bang dat voor velen van jullie deze dingen nog te hoog gegrepen zijn. Sommi­gen zitten nog met zich­zelf in de knoop of worstelen met allerlei proble­men. Weet je wat het probleem met velen jullie is? Jullie proberen op een hoog niveau te leven terwijl jullie in werke­lijkheid nog maar op een laag niveau zijn. Het gevolg is kramp. Je probeert aan al die dingen te voldoen in plaats van gewoon jezelf te zijn en de Heilige Geest zijn natuur­lijke werk in je te laten doen." ("You try to live up way here, while you are actually down there. In stead of realy being yourself and let the Holy Spirit have his natural flow through you".)

 

Zie ook Galaten 4:29.

De zoon van de wet (de christen die in eigen kracht bezig is) valt de zoon der belofte (de christen die door Gods geest word geleid en in Gods kracht bezig is) aan.

 

18.19. Scheiding van ziel en geest

 

De bijbel spreekt over een scheiding tussen ziel en geest (Hebr. 4:12). Een scheiding tussen ons onafhankelijk zieleleven (denken, voelen en willen) en het leven van de Geest in ons.

 

Het is de bedoeling dat ons denken, ons gevoelsle­ven en onze wil weer onder kontrole van Gods Geest komen.

 

Omdat ons zieleleven voor onze bekering vaak een enorme wild­groei heeft gekend, moet God in ons zieleleven gaan snoeien.

 

God ge­bruikt voor dat snoeien twee snoeimessen. Het eerste is het gouden snoeimes van het woord van God (Hebr. 4:12). Als de Geest van God het woord op ons leven toepast ontvangen we licht van God (inzicht in ons zelf) over ons leven, zodat we allerlei dingen kunnen afleggen. Maar God gebruikt ook vaak het ijzeren snoeimes van onze omstandigheden (Hebr. 12:4-13). God laat moeilijkhe­den in ons leven toe waardoor allerlei dingen in ons leven aan het licht komen, subtiele zonden, zelfhandhaving, zelfvech­ten. Neem b.v. een situa­tie waarin je moet samenwerken met een moeilij­ke, onrede­lijke, collega. Hoe dat aan te pakken? Het drijft je tot God en tot het uiterste van jezelf. Tot de grens. Tot je beseft dat je genade nodig hebt om deze situatie te doorstaan.

 

We klemmen ons vaak vast aan mensen, zaken, dingen. In plaats van ze op de open handpalm te houden. "De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de naam des Heren zij geloofd" (Job 1:21). Ook deze bindingen moeten verbroken worden. (Zie de bijbelstudie over overgave)

 

Ook onze natuurlijke, in onze ogen sterke  eigenschappen moeten verbroken worden en onder kontrole van God gebracht worden. Misschien ligt het in ons karakter om trouw te zijn, om aan mensen te hechten. We zijn daar trots op, we denken dat dit geestelijk is. Echter ook dat kan God in de weg staan, want soms vraagt God van ons dat we mensen loslaten. Denk aan de slappe wijze waarop David met zijn zoon Absolom omging. Hij kon Absalom niet loslaten en onder de tucht houden. 

 

Het is een voortdurend je leven verliezen om het te vinden. "Recieve the power of His death."

Jezelf verliezen is de weg tot de vrijheid, tot het volle leven met God.

- Matth. 10:38,39 ; 16:22-26

- Lucas 9:23-25

- Johannes 12:24-28

- 2 Kor. 4:7-12

 



[1] Denken, voelen, willen. Zie verder in de basisbijbelstudie over de leer, de bijbelstudie over de mens.

HOME
De andere studies over de praktijk van het christenleven