16. Wat gebeurt er als een christen zondigt?16.1. Een christen kan zondigenIedere christen struikelt regelmatig. 1 Johannes 1:8,10. 16.2. Een christen kan niet in zonde blijven leven
Hij kan wel struikelen, maar er niet
bij blijven. 1 Johannes 3:6-8. God zegt: - Zullen wij bij de zonde blijven?
Volstrekt niet. (Rom. 6:1,2) - Zondigt niet meer. (Joh. 8:11) - Leg dan af alle uitwas van boosheid.
(1 Petrus 2:1) - Legt af. (Efeze 4:17 t/m 5:5) - Dit schrijf ik u, opdat gij niet tot
zonde komt. (1 Joh. 2:1) Echter!! Je kunt als christen wel een
worsteling met bepaalde zonden hebben. Je wilt het niet, maar je doet het toch.
Je vecht er tegen, maar het is je de baas.
(Romeinen 7:14-26, speciaal :15 en :19). De bijbel spreekt over de
worsteling met de zonde (Hebr. 12:4). Over de strijd tegen de zonde en over
Gods voorziening in Christus om de zonde na te laten, zie de studie over onze
positie in Christus en de studie die speciaal over dit onderwerp gaat. 16.3. Wat gebeurt er als je als christen zondigt?
(1)
De gemeenschap met God wordt verstoord
Er komt verwijdering. Die zonde staat tussen jou en God in. Jesaja 59:1,2Je wordt beschuldigd door je geweten. Gods Geest is bedroefd. Efeze 4:30 Je verliest de volheid van Gods Geest,
je raakt je vrede en blijdschap kwijt. Hoe reageert God als je zondigt? Wordt Hij direkt kwaad? Nee, Hij
reageert met droefheid, met verdriet, met pijn in het hart. "bedroeft" (Efeze 4:30) (2)
Gods Geest begint je aan te spreken op die zonde
Hij begint je te overtuigen van zonde
op dat punt. (Johannes 16:8) Dat doet Gods Geest met de bedoeling om je tot
belijdenis van die bepaalde zonde te brengen. God laat je niet zomaar afdwalen, de weg van de zonde opgaan. Hij stuurde Nathan naar David. (2 Sam. 11:1 t/m 12:13) Hij stuurde zijn profeten naar Israel, die het terugriepen "vroeg en laat". (2 Kron. 36:15) Adam en Eva liepen weg voor God, toen ze gezondigd hadden, maar God ging achter hen aan. "Adam waar ben je . .. wat heb je gedaan?" (Gen. 3:8-10) Hij heeft zijn Geest in onze harten uitgestort om ons te waarschuwen en te overtuigen wanneer dat nodig is. (3). God roept je terug
- "Komt toch" (Jesaja 1:18). - "Keer weder ... Ik zal u niet
donker aanzien, alleen erken" ( Jeremia 3:12,13 ) God roept de zondaar terug naar
Hemzelf. Als je gezondigd hebt moet je niet weglopen van God, maar juist naar
Hem toe gaan. Want bij Hem is vergeving. (Psalm 130:4) (4)
Als we koppig zijn kan God ons tuchtigen
"Heden indien gij zijn stem
hoort, verhardt uw harten niet" (Hebr. 3:7,8,15 en 4:7) Als God ons ergens telkens weer op aanspreekt en we gaan
daar niet op in, we duwen het weg, we blijven het goedpraten of ontkennen, dan
zal God ons tuchtigen. Dat zal Hij doen als we niet naar het waarschuwen van
zijn Geest luisteren. Hebr. 12:4-11 - "de tuchtiging des
Heren" (:5) - "als gij door Hem bestraft
wordt" (:5) - "wie Hij liefheeft, tuchtigt de
Here" (:6) - "Hij kastijdt iedere zoon"
(:6) - "opdat wij deel krijgen aan
zijn heiligheid" (:10) Hier is sprake van tuchtiging,
tuchtigen, bestraffen. Daar hebben wij als christenen nog steeds mee te maken.
Het gaat hier echter niet om vergelding, maar om correctie. Met straf als vergelding hebben wij
niets meer te maken. De Here Jezus heeft die straf gedragen, zodat wij die niet
meer hoeven dragen. De straf was op Hem (Jesaja 53:5). Hij heeft betaald, zodat
wij niet meer hoeven te betalen. Hij doet ons niet meer naar onze zonden en
vergeldt niet meer naar onze ongerechtigheden (Psalm 103:10). We hebben nog wel te maken met straf
als correctie. Zie b.v. Hebr. 12:5. Er is verschil tussen straf als vergelding
en als correctie. Bij straf als vergelding krijg je loon naar werken, dan
krijg je wat je verdient. Daar gaat het om recht. Bij straf als correctie gaat
het niet om vergelding, het gaat daar niet om recht, de bedoeling is
opvoedkundig, pedagogisch. De strafmaat wordt niet bepaald door de ernst van de
overtreding, de strafmaat wordt bepaald door de vraag hoeveel en hoe moet ik
het straffen om hem of haar tot inkeer te brengen. "opdat wij deel krijgen aan zijn
heiligheid" Hebr. 12:10 Daar is het God om te doen. Daarom
tuchtigt Hij, indien nodig, elk van zijn kinderen. Als we koppig zijn zal God ons 'op
onze vingers tikken'. Dat kan ver gaan. 1 Kor. 11:17-34. "onder het oordeel des Heren,
worden wij getuchtigd" (:32) "daarom zijn er onder u velen
zwak en ziekelijk en ontslapen er niet
weinigen" (:30) "opdat wij niet met de wereld
zouden veroordeeld worden" (:32) "indien wij echter onszelf
boordeelden, zouden wij niet in het
oordeel komen" (:31) Het gaat hier weer om tuchtiging
(:32), om straf als correctie. Het gaat hier om christenen, die
ernstige zonden bedreven, terwijl ze toch deelnamen aan het avondmaal. Er is
ernstige verdeeldheid en er zijn twisten (partijschappen , 1 Kor. 11:17,18 en
twisten 1 Kor. 1:11-12; 3:3-4). De rijken beschamen de armen door bij de
gemeentelijke liefdemaaltijden (1)[1] voor
de ogen van de armen hun eigen meegebrachte eten op te eten zonder de armen
hierin te laten delen. Het gevolg was dat de één hongerig was en de ander
dronken. (1 Kor. 11:21,22) Individualisme bij de liefdemaaltijd, men wachtte
niet op elkaar (1 Kor. 11:21 en :33). Dronkenschap aan het avondmaal, in de
gemeente (1 Kor. 11:21b). Door zo te handelen onderscheidden de
christenen het lichaam van Christus niet. Er is maar één lichaam van Christus,
waar wij allen deel van uitmaken. Partijschap gaat daar tegenin. Als leden van
dat ene lichaam, moeten de leden voor elkaar zorgen (1 Kor. 12:25). Alleen voor
jezelf zorgen en de ander hongerig laten, gaat tegen het wezen van het lichaam
van Christus, dat is de gemeente, in. Hetzelfde geldt voor individualisme. Op
die manier aan het avondmaal gaan, het avondmaal dat spreekt van het verbroken
lichaam van de Here Jezus, kan niet. Daarmee wordt het avondmaal en de
gedachtenis van de Here Jezus onteerd. De genoemde zonden zullen de tuchtiging
van de Heer oproepen, als men er in volhardt. Maar volharden in deze zonden en
tegelijkertijd aan het avondmaal gaan, zal zeker de tuchtiging des Heren
oproepen. God tuchtigt ook hier weer niet als
vergelding. Hij doet het, opdat die christenen: "niet met de wereld
veroordeeld zouden worden". (1 Kor. 11:32) "tot verderf van hun vlees, opdat
hun geest behouden worde in de dag des Heren" (1 Kor. 5:5b) Zover kan Gods
tuchtiging gaan. De manier om de tuchtiging van God te
ontlopen of te stoppen is om "onszelf te oordelen" (1 Kor. 11:31,28).
We moeten de zonde in ons leven serieus nemen, deze onder ogen zien, de zonde
belijden en ons daarvan afwenden. "wees niet als een muildier"
Psalm 32:8,9 "laat u terechtbrengen" 2 Kor. 13:11 "door hen die erdoor geoefend
worden" Hebr. 12:11 Sommigen worden wel getuchtigd, maar
laten er zich niet door oefenen. Hoe zit het met ons? God laat niet met zich spotten
(Galaten 6:7). Als wij welbewust, ondanks Gods
waarschuwingen, tegen de geboden van de Heer ingaan, zullen we God
"tegenkomen". Zie verder de studie over de Vreze des
Heren. 16.4. Zonde verbreekt onze band met God nietOp het moment dat wij ons geloof op de
Here Jezus stelden, werden we wedergeboren. We werden kinderen van God (Gal.
3:26). De vader-kind relatie tussen ons en God blijft intakt, ook als we
gezondigd hebben. De relatie wordt wel verstoord, maar wordt niet verbroken. We hoeven de liefde van God niet te
verdienen. God hield al van ons toen wij nog onbekeerde mensen (zondaren en
vijanden) van Hem waren. Toen al, ondanks ons gedrag op dat moment, heeft hij
zijn liefde jegens ons bewezen (Romeinen 5:8). God heeft ons aanvaard, zoals we zijn
(Rom 15:7, "zoals ook Christus ons aanvaard heeft"). En Hij werkt
eraan om ons te maken zoals Hij ons hebben wil (Hebr. 12:4-11, speciaal :10). God reageert zoals een aardse vader
reageert op een kind dat in de fout gaat. Hij heeft er verdriet over. Hij
waarschuwt het kind en als het kind koppig is zal Hij het tuchtigen, maar dat
alles met de bedoeling om het terug te brengen op het goede pad. De enige zorg
van de vader is: hoe krijg ik hem of haar weer op het rechte pad. Hebr. 12:4-11 staat in het kader van
de Vader-kind relatie. We zijn door het geloof kinderen van God geworden (Gal.
3:26). En God behandelt ons als zonen (Hebr. 12:7). Daarom tuchtigt Hij ons. "God doesn't only love us, when we are zooming along some
great spiritual plain. He loves us still
after we said something totally stupid, after we sinned. His love is still
there calling us back, drawing us back." God is niet een God met een grote stok
die klaar staat om ons te slaan op het moment dat we het geringste foutje
maken. "Gij hebt niet ontvangen een
geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van
het zoonschap, door welke wij roepen: Abba Vader" (Romeinen 8:15). Dit
wordt gezegd over de zonen Gods (over de christenen). Jij bent niet Gods slaaf en God is
niet jouw slavendrijver. God is je hemelse vader. God is je "Abba",
dat is je "papa". Abba is het meest intieme woord dat je tegen je
vader kan zeggen. Dat kan alleen een kind tegen zijn vader zeggen. God begrijpt je strijd met de zonde.
Van Jezus staat geschreven: "Want wij hebben geen hogepriester, die
niet kan meevoelen met onze zwakheden, maar één die in alle opzichten op
gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen" (Hebr. 4:15). 16.5. Wat moeten wij doen als we gezondigd hebben?16.5.1. We moeten twee dingen bedenken
Ten eerste, dat we een voorspraak in
de hemel hebben. Een advocaat die het voor ons opneemt bij de hemelse
rechtbank. En ten tweede, dat de Here Jezus een verzoening (een genoegdoening,
een betaling) voor al onze zonden is. De Here Jezus heeft al betaald. Zijn
bloed is gestort tot vergeving van zonden. De straf was op Hem (Matth. 26:28;
Jes. 53:5). "Als iemand gezondigd heeft, wij
hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden, en
niet alleen voor de onze, maar voor die der gehele wereld" (1 Joh. 2:1,2) Jezus is onze voorspraak, onze
advocaat in de hemel. Hij verdedigt ons tegen alle aanklachten. Als we in de
hemel aangeklaagd worden (christen die en die heeft deze zonde begaan) zegt
Jezus: "Het klopt dat hij die zonde gedaan heeft, maar Ik heb al voor die
zonde betaald. Ik eis daarom vrijspraak". Jezus heeft aan het kruis betaald voor
al onze zonden. Niet één zonde uitgezonderd. Hij heeft betaald voor de zonden,
die we in het verleden hebben begaan. Hij heeft betaald voor de zonden, die we
vandaag doen. En Hij heeft al betaald voor de zonden, die we nog zullen doen.
Er is volledig betaald. De Here Jezus zei toen hij aan het kruis hing:
"Het is volbracht" (Joh. 19:30). In het Grieks staat daar
"Tetelestai" dat betekent: "er is volledig betaald". Als iemand anders onze koffer voor ons
draagt, hoeven we hem zelf niet meer te dragen. Als Jezus de straf voor onze
zonden heeft gedragen, hoeven wij die straf zelf niet meer te dragen. We gaan
vrijuit. God neemt ons die zonden niet meer kwalijk, want Jezus heeft er in
onze plaats voor betaald. "In Hem hebben wij de verlossing, dat is de vergeving der zonden"
Efeze 1:7 ; Kol. 1:13,14 Als wij christen zijn (als we in Hem
zijn), dan hebben wij de vergeving
der zonden. Dat is een feit. (Dat is een
“God-declared fact”) "De zonden zijn u vergeven om zijns naams wil." 1 Joh. 2:12 De enige voorwaarde voor vergeving is
geloof in Jezus (Hand. 10:43). 16.5.2. We moeten onze zonden belijden
1 Johannes 1:9. We moeten tegenover God erkennen,
toegeven dat we fout zijn geweest. Dat we in die bepaalde zaak tegen Hem
gezondigd hebben. Het Griekse woord voor belijden
betekent letterlijk "hetzelfde zeggen". We moeten de zonde die we
gedaan hebben met name noemen en tegenover God toegeven. Geen vage belijdenis,
maar precies datgene erkennen wat er aan de hand is. Je moet in gebed tegen de Heer zeggen:
"Het spijt me, Heer, ik heb dit gedaan. Het is zonde. Ik had het niet
mogen doen." Als wij onze zonden belijden, vergeeft
God ons. Dat wil zeggen, dan wordt de verstoorde relatie weer hersteld (1
Johannes 1:9). Als we 1 Johannes 1:9 lezen, lijkt het
er op, dat God alleen die zonden vergeeft, die we belijden, maar dat is niet
het geval. Op het moment dat je tot geloof komt, ontvang je de vergeving voor
al je zonden. God zal je wat vergelding betreft nooit meer voor welke zonde dan
ook ter verantwoording roepen. Uit 1 Johannes 1:9 moeten we wel leren dat het
nodig is om de zonden, waar we ons bewust van zijn te belijden, opdat de volle
gemeenschap met God hersteld wordt. In principe hoeven we niet eens om
vergeving te vragen. Want op het moment dat wij tegenover God erkennen, dat we
gezondigd hebben, herstelt God de verstoorde relatie. Door het offer van Christus zijn wij
voor eens en altijd geheiligd, gereinigd (Hebr. 10:10). Daarom spreekt de
bijbel de christenen ook aan als heiligen. Het is niet nodig, dat we weer
geheel gewassen worden, want we zijn al rein (Johannes 13:10). We moeten echter
wel onze voeten laten wassen. Onze dagelijkse zonden belijden. 16.6. De vergeving is zekerWie in Jezus gelooft, ontvangt de
vergeving der zonden. (Hand. 10:43) Als je in Jezus gelooft, heb je de
vergeving der zonde. Het staat zwart op wit in de bijbel. Als wij belijden, vergeeft God. (1 Johannes 1:9) Wij hebben de vergeving. (Efeze
1:7, Kol. 1:14) Er staat ook dat God rechtvaardig is
om te vergeven en dat God getrouw is om dat te doen. In zekere zin moet
God het doen. Hij heeft het beloofd. Hij heeft zichzelf verbonden om dat te
doen. Hij kan niet tweemaal dezelfde zonde straffen; dat zou onrechtvaardig
zijn. Jezus heeft er al voor betaald. Dan kan Hij mij daar niet ook nog een
keer voor straffen. 16.7. God vergeeft alle zondenOok de zonde waarin je telkens weer
struikelt. God draagt ons op om elkaar zevenmaal
zeventig keer te vergeven. Zelfs als een broeder zeven keer op een dag tegen
ons zondigt, moeten we hem, telkens weer als hij ons om vergeving vraagt, van harte vergeven (Matth. 18:21,22).
Wat God van ons vraagt, doet Hij zelf ook. "En het bloed van Jezus, Zijn
Zoon, reinigt ons van alle zonde"
(1 Johannes 1:7) Er staat: van ALLE zonde. Alle is alle. Dus ook van die ene zonde, waar
jij zojuist in gestruikeld bent. God begrijpt je (de hogepriester, die
kan medevoelen met je zwakheden, Hebr. 4:15) en Hij vergeeft je, maar Hij
verlangt ernaar, dat je gebruik gaat maken van de vrijheid, die je in Christus
hebt ontvangen om niet meer te zondigen. 16.8. Je moet na je belijdenis in geloof de vergeving aanvaardenJe moet in geloof in de vergeving gaan
staan. Erken je zonde tegenover God en dank
Hem dan ook gelijk, dat Hij je heeft
vergeven. Dit weet je op grond van de bijbel. "Heer, ik heb dit en dit gedaan.
Het spijt me, het is zonde, ik weet dat het verkeerd is. Dank u, dat de Here
Jezus ook voor deze zonde al heeft betaald aan het kruis en dat U me hebt
vergeven." 16.9. God vergeeft en vergeetGod belooft dat Hij onze zonden niet
meer zal gedenken. (Jeremia 31:34; Hebr. 8:10-12) Je begint weer met een schone lei.
Alsof je nooit gezondigd had. + God doet onze zonden van ons weg
zover het oosten is van het westen.
(Psalm 103:12) + God vaagt onze zonden weg. (Jesaja
44:22) + Hij werpt ze in de diepte der zee.
(Micha 7:19) Onze zonden zijn in de diepte der zee
geworpen en God heeft er een bordje "verboden te vissen" bij gezet. 16.10. God vergeeft graagPsalm 86:5 Gaarne; graag, van harte 16.11. God vergeeft niet alleen, maar hij reinigt ons ook+ Om ons te reinigen (1 Johannes 1:9) + Witter dan sneeuw ( Jesaja 1:18) + Klederen wit gemaakt in het bloed
van het lam (Openb. 7:14) 16.12. Heb je gezondigd - sta op en laat je de zonden afwassen+ Kom toch (Jes. 1:18) + keert weder (Jer. 3:12,13)
Ik zal u niet donker aanzien
alleen erken (belijd) uw ongerechtigheid 16.13. Wie is een God als onze God?
"Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheden vergeeft"
(Micha 7:18) 16.14. Direkt belijdenZo gauw je door hebt dat je gezondigd
hebt, moet je direkt je zonde belijden en door geloof in de vergeving gaan
staan. Reken zo direkt af met de zonde, want dan wordt de volle gemeenschap met
de Heer weer hersteld. Het beeld van geestelijk ademhalen.
Als je gezondigd hebt, je zonde belijden en weer door geloof in de vergeving
gaan staan. Dat is het uitademen. Vervolgens jezelf weer onder de leiding van
de Heer stellen en door het geloof weer gaan staan in de volheid van Gods Geest
(2). Dat is het inademen -------------------------------- Eindnoten (1)
De eerste christenen waren gewend om liefdemaaltijden te houden. Dat was een
echte maaltijd. Aan het einde van die maaltijd werd dan het avondmaal gehouden.
De normale gang van zaken was dat de rijken eten meebrachten en het dan met ieder deelden. "liefdemaaltijden"
/ Judas :12a (2) Zie over het gaan staan in de volheid
van Gods Geest de studie over de
vervulling met de Geest. [1]
De eerste christenen waren gewend om liefdemaaltijden te houden. Dat was een
echte maaltijd. Aan het einde van die maaltijd werd dan het avondmaal gehouden.
De normale gang van zaken was dat de rijken eten meebrachten en het dan met ieder deelden. "liefdemaaltijden"
/ Judas :12a De andere studies over de praktijk van het christenleven |