13. De zonde tegen de Heilige GeestMattheus 12:31,32 Lucas 12:10 Marcus 3:28-30 "Daarom zeg Ik u: alle zonde en
lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering van de Geest zal
niet vergeven worden. Spreekt iemand een woord tegen
de zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar spreekt iemand tegen de
Heilige Geest, het zal hem niet vergeven worden, noch
in deze eeuw, noch in de toekomstige." (Mattheus 12:31,32) Er is dus een zonde die niet vergeven
zal worden: "het lasteren van de Geest, het spreken tegen de Heilige
Geest." Het gaat om lasteren. Volgens het
woordenboek is lasteren het, tegen beter weten in, aantasten van iemands
eer en goede naam. Lasteren is het zwaar beledigen van iemand. Het is liegend
kwaadspreken. Hier gaat het om het lasteren van de
Heilige Geest. Het gaat om het zwaar beledigen en het op leugenachtige wijze, tegen
beter weten in, kwaadspreken van de Heilige Geest. Jezus sprak deze woorden (Matth.
12:31,32) uit tegen de Farizeeën Hij zei dit omdat ze vlak daarvoor op zeer
ernstige wijze de Heilige Geest hadden gelasterd, zie Mattheus 12:22-24. Jezus had net voor hun ogen een bezetene bevrijd uit de
greep van boze geesten. Dat had hij gedaan "door de Heilige Geest"
(Matth. 12:28). De Heilige Geest had, door de Here Jezus heen, die man bevrijd.
De Farizeeën die ooggetuigen waren van de bevrijding, zeiden dat dit het werk
van Beelzebul, de overste (de leider) van de boze
geesten was. Ze schreven dus het werk van de Heilige Geest toe aan de Satan.
Voor hun ogen was de Heilige Geest, in kracht, aan het werk geweest, door de
Here Jezus heen, en in plaats van te erkennen dat dit het werk van God was kwamen ze met de uitvlucht dat Jezus dit werk van
bevrijding door de Satan (door de overste der boze geesten) had gedaan. De zonde tegen de Heilige Geest is dus
het toeschrijven van het werk van de Heilige Geest aan de Satan. Maar let op,
het gaat hier over lasteren en lasteren is het tegen beter weten in kwaad spreken van iemand. De Farizeeën waar het hier over gaat
deden dit (het toeschrijven van het werk van de Heilige Geest aan de Satan)
niet uit onwetendheid. De Here Jezus had zo vaak voor hun ogen laten zien dat
God met Hem was, en toch weigerden ze in Hem te geloven. De Here Jezus had,
keer op keer, voor hun ogen, door de kracht van de Heilige Geest, wonderen
gedaan. Als ze eerlijk waren geweest, net zoals b.v.
Nicodemus dat was, dan hadden de Farizeeën nooit die verschrikkelijke uitspraak
gedaan die ze hier (:24) deden. Nicodemus zei: "Rabbi, wij weten, dat gij van God gekomen zijt als leraar; want niemand kan die
tekenen doen, welke Gij doet, tenzij God met hem is" (Johannes 3:2). Dit
was de enige conclusie die een eerlijk mens kon trekken. Maar, tegen beter
weten in, zeiden de Farizeeën dat de Here Jezus door de overste der boze geesten zijn wonderen deed. Lasteren van de Heilige Geest kan
iemand alleen doen als God hem keer op keer zijn macht toont door hem
getuige te laten zijn van het werk van de Heilige Geest. Als God dat met iemand
doet en die persoon schrijft, tegen beter weten in, het werk van de Heilige
Geest toe aan de Satan, en dat niet uit verwarring of onwetendheid, maar
welbewust om zich er van af te maken, dan bedrijft hij daarmee de zonde tegen
de Heilige Geest. Jezus beschuldigde de farizeeën van het lasteren
van de Heilige Geest. Hij zei dit niet tegen zijn discipelen. In de farizeeën
vond een proces van verharding plaats. Als God je keer op keer, op duidelijke
wijze, aanspreekt, en je weigert daar op in te gaan, dan kan God je
uiteindelijk overgeven aan de verharding van je hart. Maar ook dat is op zich
nog niet de zonde tegen de Heilige Geest, dat gaat nog een stap verder. In 2 Thess. 2:10,11 spreekt Paulus
over mensen "die de liefde tot de waarheid" niet aanvaard hebben. Ze
waren niet eerlijk, ze wilden de waarheid niet onder ogen zien. God had hun,
zoals Hij dat bij elk mens doet, kans op kans gegeven om de waarheid aan te
nemen. Maar op een gegeven moment is zelfs bij God het geduld op. Dan zendt Hij
hun als een oordeel (als een straf) "een dwaling die bewerkt dat ze de
leugen gaan geloven." Voor die mensen is er geen weg meer terug, maar ze
willen zelf ook niet meer terug, want ze zijn de leugen gaan geloven en ze
willen bij die leugen blijven. Het kenmerk van iemand die zich
verhard heeft is juist dat zo iemand "hard" is. Het kan hem allemaal
niets meer schelen. Dit betekent dat, als iemand vreest dat hij de zonde tegen
de Heilige Geest heeft begaan, dit juist het bewijs is dat hij hem niet heeft
gedaan. Een verhard iemand zou zich daar immers niet druk over maken. In de zielzorg komen we geregeld
mensen tegen die bang zijn dat ze deze zonde hebben begaan. Hebben ze dan
wonderen gezien, zoals de Farizeeën daar getuige van waren? Werkelijk
bevrijdingen van mensen, genezingen, lammen die lopen, blinden die zien en
hebben ze dit dan toegeschreven aan de Satan. Niet uit verwarring of
onwetendheid, maar bewust en tegen beter weten in? Hebben deze personen zulke
dingen gezien en hebben zij toen in volle bewustzijn dat werk toegeschreven
aan de Satan? Terwijl ze heel goed wisten en konden weten dat het werk echt uit
God was? Als die personen dit niet hebben gedaan, dan is er geen sprake van de
zonde tegen de Heilige Geest. Het feit dat men zich er zorgen over
maakt, is, zoals reeds gezegd, de bevestiging dat ze
die zonde niet hebben gedaan. Naar de startpagina van de onderwijssite Link naar de serie bijbelstudies over de zonde |