3. De overgangstijdIn het boek Handelingen wordt de
overgang van de bedeling van de wet (Israël) naar de bedeling van de genade (de
gemeente) beschreven. Van een staan onder het oude verbond tot een leven onder
het nieuwe verbond. De bedeling van de genade en de gemeente brak aan op de
pinksterdag. Toen ontstond de gemeente. Lezing van het boek Handelingen laat
zien dat de overgang van het puur joodse Israël naar de gemeente, waarin noch
Jood noch Griek meer is, in drie fasen is gegaan. De eerste fase bestaat uit de opname
van joden in de gemeente. Dit wordt in Handelingen 2 beschreven. Het is in
feite een joods pinksterfeest want er zijn op dat moment uitsluitend joden bij
betrokken. De gemeente wordt gevormd en bestaat dan nog uitsluitend uit joodse
gelovigen (Hand. 2:5,22). De tweede fase kun je "het
pinksteren van de half-joden" noemen. Het gaat dan om de Samaritanen. De
Samaritanen zijn ontstaan uit een groep heidenen die de Here gingen dienen,
maar daarnaast ook allerlei afgoden bleven dienen[1]. Ze
weten dus van de Here af en in zekere zin probeerde ze Hem ook te dienen. In
Handelingen 8:4-25 wordt de opname van de Samaritanen, van de half-joden, in de
gemeente beschreven. De derde fase is "het pinksteren
van de niet-joden." De niet-joden zijn de heidenen. In Hand. 10:1-48 wordt
de doorbraak naar de heidenen beschreven. De niet-joden, de heidenen, worden
aan de gemeente toegevoegd. "Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering
ten leven geschonken" (Hand. 11:18). HOME De serie bijbelstudies over de Heilige Geest |