3. De zelfstandigheid van de plaatselijke
gemeente
3.1. De plaatselijke
gemeenten in bijbelse tijden waren zelfstandig
De plaatselijke gemeenten kenden een
zekere organisatie. Er was b.v. een bestuur in de vorm van de gezamenlijke oudsten.
Boven gemeentelijk niveau waren er geen permanente organisatievormen[1].
De bijbel kent geen kerkgenootschap, unie of broederschap. Een kerkgenootschap bestaat uit een
aantal gemeenten, uit verschillende plaatsen, die zich georganiseerd hebben in
een groter verband. Er zijn besturen, er zijn officieel vastgestelde regels
(een kerkorde), er zijn zogenaamde meerdere vergaderingen[2],
classis en synoden. In de bijbel zien we wel allerlei
informele banden tussen de gemeenten. Er worden dingen georganiseerd b.v. een collecte
waar verschillende gemeenten bij betrokken waren. Er was echter geen enkele
permanente bovengemeentelijke organisatievorm. 3.2. Argumenten voor
de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeenten
3.2.1. We moeten niet boven de Schrift uitgaanHet oprichten van kerkgenootschappen
en broederschappen gaat tegen het bijbelse principe in dat we "niet moeten
gaan boven hetgeen geschreven" is (1 Kor. 4:6)[3]. 3.2.2. Waarom zou je eigenlijk afwijken van het bijbelse voorbeeld?Weten we het dan beter dan de
apostelen? In het Nieuwe Testament lezen wij hoe zij de gemeenten hebben
ingericht. Wel organisatie op plaatselijk vlak b.v. de aanstelling van
oudsten, maar geen enkele organisatie op bovengemeentelijk vlak. Hebben ze
dat dan niet goed gedaan? Hadden ze ook een broederschap met een officieel
verkozen bestuur in moeten stellen? Men voert soms aan dat de tijden nu
anders zijn dan vroeger. Het is mij volstrekt onduidelijk wat dat argument te
doen heeft met het al of niet opzetten van een bovengemeentelijke organisatie. 3.2.3. De les uit de kerkgeschiedenisIn de kerkgeschiedenis zien we telkens
weer de neiging de kop op steken om zich als christenen steeds verder te
organiseren. Het begint in het Nieuwe Testament met de zelfstandigheid van de
plaatselijke gemeenten onder het opzicht van een groep plaatselijk oudsten en
na een aantal eeuwen eindigt het met de strikt hiërarchische organisatie van de
Rooms-katholieke Kerk, waar de volledige leiding in handen is van één enkele
persoon. De gehele kerkgeschiedenis door zien
we telkens weer deze tendens tot steeds verdergaande organisatie voorkomen.
Laten we als voorbeeld de geschiedenis van de baptisten in Nederland nemen. In
Nederland heb je Vrije baptisten en de Unie baptisten. De gemeenten van de
Unie zijn het oudste. In de negentiende eeuw zijn er spontaan een aantal
baptistengemeenten ontstaan. Er was groei en uitbreiding. Na enige tijd begon
men te spreken over samenwerking. Dan zou het allemaal nog beter gaan, zo
verwachtte men. Er werd een unie opgericht. Maar er heeft daarna nauwelijks nog
groei plaats gehad. In plaats daarvan ontstonden er los van de Unie op allerlei
plekken spontaan nieuwe vrije (zelfstandige) baptistengemeenten. Intussen werden de gemeenten van de
Unie steeds meer ingekapseld in allerlei gezamenlijke regelingen. Veel van de
voorgangers uit de Unie waren opgeleid aan bijbelscholen. Na enige tijd vond
men dat dit niet meer kon. De moderne tijd, weet je wel. De voorgangers
moesten beter opgeleid worden, op universitair niveau. Er werd een eigen
seminarie, een eigen opleidingsinstituut opgericht. Na enige tijd bleek dit
financieel niet haalbaar te zijn. Daarop besloot men de voorgangers dan maar
aan de vrijzinnige theologische faculteit van Utrecht, op te leiden. Terwijl
men via het eigen seminarie wat bijlessen gaf. Het duurde dan ook niet lang
voordat de eerste voorgangers met vrijzinnige[4]
gedachten de gemeenten binnenkwamen. Onze vroegere voorganger, broeder
Ezinga, heeft een tijd een groep mensen begeleid, die vanwege de binnengedrongen
vrijzinnigheid een uniegemeente hadden verlaten. Al deze
"zegeningen" zijn geregeld via de bovengemeentelijke organisatie
van de Unie baptisten. En bedenk, er was geen groei meer. In plaats dat de vrije
baptistengemeenten hier een les uit leerden is enige tijd geleden toch weer het
initiatief genomen voor het oprichten van een broederschap. Men wilde elkaar
leren kennen, opbouwen, bemoedigen, kortom men zocht gemeenschap. Dat was het oorspronkelijke
doel. Op zich is daar natuurlijk niets op tegen. Maar om dat efficiënter te
laten verlopen richtte men een organisatie, een broederschap op, kompleet
met een officieel bestuur. Velen redeneerden: "Wat is daar
tegen, om mee te doen? We blijven als gemeente toch zelfstandig? Contact is
toch niet verkeerd?". Zeker niet, maar ook zonder formele organisatie is
contact mogelijk. Na enige tijd bleek dat men verder wilde gaan dan
gemeenschap. Er werden voorstellen gedaan om gezamenlijk allerlei zaken aan te
pakken, b.v. de ontwikkeling van bijbelstudiemateriaal. Dat was de stap van
contact naar samenwerken. Het is altijd weer hetzelfde proces dat zich
afspeelt, telkens een stapje verder. Inmiddels is men al weer een volgende
stap aan het doen. Vanuit de vergadering van de broederschap (die vergadering
is voornamelijk een aangelegenheid van voorgangers) is het voorstel gekomen om
fusiebesprekingen te gaan voeren met de Cama-parousia gemeenten. De
Cama-gemeenten zijn echter geen losse broederschap, maar een kerkgenootschap
waarin op centraal niveau op een aantal terreinen bindende afspraken worden
gemaakt. Die twee organisaties worden op dit moment in elkaar geschoven. Zo
doet men opnieuw een stap verder in de richting van een "echt"
kerkgenootschap. De enige afdoende bescherming tegen deze
neiging van het vlees om zich altijd weer in toenemende mate te organiseren is
de radicale toepassing van het principe dat we "niet boven de Schrift
moeten uitgaan”. Er moet zelfs geen eerste stap worden genomen. 3.2.4. De vleselijke motieven achter de organisatiedrangWat zit achter de drang naar
voortgaande organisatie? In de bijbel moest elke gemeente
direct op de Heer steunen voor leiding en hulp in elke situatie. Ze hadden wel
incidenteel steun van rondreizende leraren, evangelisten en apostelen (in de
zin van gemeentestichters). Die konden ze, als ze dat wilden, raadplegen.
Ook op andere plaatselijke gemeenten kon men een beroep doen voor assistentie
en incidentele samenwerking. Dit is voor het vlees, voor de
natuurlijke mens die de Geest niet heeft, en ook voor vleselijke christenen,
een zeer ongemakkelijke situatie. Direct op de Heer steunen, in de verwachting
dat Hij zal voorzien in alles wat nodig is, durven ze niet. Dat vinden ze
zweverig en overgeestelijk. Vleselijke christenen zoeken altijd weer opnieuw
steun bij elkaar. Ze zien dat in de wereld alles wordt georganiseerd, zodat
alles soepel verloopt, in de gemeente willen ze dat ook doen[5]. Een illustratie van de vleselijke
motieven achter deze drang tot
organisatie vinden we in 1 Samuël 8 (zie speciaal de verzen 5 en 20).
God was de koning van het volk Israël. Hij had priesters en de stamoudsten
gegeven als de leiders van het volk. Als er een nood was, b.v. een aanval van
een vijand, dan moesten de stamoudsten zelf leiding geven aan de verdediging,
ze konden ook iemand daarvoor aanstellen. Als ze op dat moment recht tegenover
de Heer stonden, dan hadden ze de belofte dat God hen zou verdedigen. Zie b.v.
Leviticus 26:7,8 in combinatie met :3. De overwinning lag niet in een efficiënte
organisatie en bundeling van alle krachten. God verlost niet door zwaard en
speer (1 Sam. 17:47). De Israëlieten mochten bij de verdediging niet steunen
op een groot aantal paarden[6] en
strijdwagens (Deut. 17:16). Paarden en strijdwagens waren de tanks uit die
tijd. Als de Israëlieten echter niet recht
tegenover de Here stonden leden ze onherroepelijk de nederlaag. Zie b.v.
Leviticus 26:16,17,25,33,36- In plaats van deze oplossing op geestelijk
vlak zocht het volk de oplossing op het natuurlijke vlak. Ze hadden eens
goed naar de omringende volken gekeken en ze waren tot de conclusie gekomen dat
die beter georganiseerd waren dan zijzelf. Ze wilden de organisatie van Israël
verbeteren, stroomlijnen, ze wilden net als de omringende volken een koning,
een beroepsmilitair, die leiding moest geven aan hun verdediging (1 Sam.
8:20). God beschouwde dit als revolutie[8].
Hij zei tegen Samuël: "niet gij, maar Mij hebben ze verworpen dat Ik geen
koning meer zou zijn"(1 Sam. 8:7). Toch gaf Hij het volk een koning. Maar
wel na een ernstige waarschuwing[9] en
met een duidelijke demonstratie[10]
van zijn misnoegen. De Israëlieten dachten nu dat ze veiliger zouden zijn, maar
dat was helemaal niet zo. Want het verbond met God bleef hetzelfde. Als ze
geestelijk recht tegenover God stonden waren ze nog steeds onoverwinnelijk,
maar als ze niet recht tegenover God stonden dan stond de nederlaag al van te voren vast. Met of zonder koning, dat
maakte niets uit (1 Sam. 12:14-15). Het volk Israël voelde zich kwetsbaar
en zwak. Ook wij, als christenen, voelen ons vaak hetzelfde. De bijbels weg is
dat men in geloof leunt op de beloften van God. Dat kunnen we echter alleen met
recht doen als we in gehoorzaamheid leven. Als we naar ons beste weten en in
oprechtheid "in alle opzichten de rechte weg willen gaan" (Hebr.
13:18). De onbijbelse weg van de natuurlijke mens is "beter organiseren[11]",
is steun zoeken bij elkaar. Dat is de babelmentaliteit van eendracht maakt
macht (Genesis 11:1-9, organisatie los van God). God zegt over dat streven:
"Vervloekt is de mens die op vlees zijn vertrouwen stelt" (Jeremia
17:5). Bij verlies aan echt geestelijk leven
(kennis van de bijbel, sterk geloof, krachtig gebed, weten hoe de leiding van
God te ervaren, en dergelijke) vlucht men in verdere organisatie. Het
aanstellen van specialisten, etc. Deze drang om steun te zoeken bij
elkaar, in een hechtere organisatie valt samen met de eveneens vleselijk drang
naar macht die in het menselijke hart woont. Ook christelijke leiders zijn niet
immuun voor deze verzoeking. Bovengemeentelijke organisatie doet de macht en
daarmee de invloed van de topleiders enorm toenemen. Leiders zijn meestal
doelgerichte mensen en een hechte organisatie lijkt hen vaak een goed
instrument om hun geestelijke doelen te bereiken. 3.2.5. Het gebruiken van wereldse methoden en wijsheidWe kunnen Gods werk niet naar eigen inzicht
en zeker niet met wereldse methoden doen. Het was goed dat David de ark naar
Jeruzalem bracht, maar de wijze waarop hij dat deed was niet goed[12]. "als bij alle andere
volken" (1 Sam. 8:5) “dan zullen wij ook zijn als alle
andere koningen” (1 Sam. 8:20) (Voor een bespreking van deze
bijbelgedeelten, zie punt hierboven punt 3.2.4.) 3.2.6. Men "vergeet" de nadelen te noemenMen wijst op de voordelen van een
broederschap of kerkgenootschap. Men stelt dat, als we ons beter organiseren,
allerlei zaken efficiënter kunnen worden aangepakt. Dat er ook nadelen zijn
schijnt men niet te beseffen of men "vergeet" om ze te noemen. Enkele van die nadelen: + De afstand tussen de gewone
gemeenteleden en de bestuurders wordt veel te groot. De plaatselijke bestuurders/leiders
ken je persoonlijk. Je kunt ze indien nodig aanspreken, om nadere informatie
vragen, en als het moet in een vergadering van de gemeente ter verantwoording
roepen. De bestuurders van de broederschap ken je niet, als je contact met hen
zoekt loop je grote kans dat ze een gewoon gemeentelid niet eens antwoorden. + Een bovengemeentelijk bestuur wordt
snel een zaak van de voorgangers. In theorie misschien niet, maar in de
praktijk wel. Simpelweg omdat de meeste gemeenten de voorganger af zullen
vaardigen naar de vergaderingen van de broederschap. Daar maken de voorgangers
onderling de plannen en regelen de zaken. + Bovengemeentelijke organisatie doet
de invloed en de macht van de topleiders op de plaatselijke gemeenten enorm
toenemen. Zij beheersen de commissies, zij doen de voorstellen, zij maken de
materialen, enz. Op de aanstelling van en de controle op deze leiders heeft een
individuele gemeente nauwelijks invloed, laat staan een individuele christen. + Er komt van boven uit een voortdurende
beïnvloeding op gang. Er komen ideeën van bovenaf, vanuit de broederschap,
studie materialen, etc. Op de vervaardiging daarvan heb je nauwelijks invloed.
Je hebt als gemeente wel de vrijheid om daar al of niet wat mee te doen, maar
de druk blijft evengoed bestaan om mee te doen. Het materiaal komt tenslotte
van je "eigen" broederschap.
+ Er worden waarschijnlijk
bovengemeentelijke regelingen getroffen waar je vooralsnog vrijwillig aan mee
kan doen of niet. (B.v. een pensioenregeling voor voorgangers.) Als je meedoet
zit je er wel aan vast. Door dit soort dingen raakt men meer en meer
"ingekapseld". Dit zijn dan nog slechts de praktische
tegenargumenten. Veel belangrijker zijn de eerder genoemde argumenten, zoals
het bijbelse principe van "het niet boven de Schrift uitgaan" (1
Kor. 4:6), de les uit de kerkgeschiedenis en de onzuivere vleselijke motieven
achter de drang tot organisatie, organisatie die verder gaat dan het bijbelse
voorbeeld. 3.3. Het gaat gaat
mis in de broederschap van vrije baptistengemeenten
Er zijn al baptistengemeenten met
charismatische invloeden, gemeenten waar de charismatische leringen worden
toegelaten en uitgedragen. Een ander punt is de visie op de bijbel. In de
evangelische wereld laten op dit moment velen de foutloosheid van de bijbel los[13].
Dat zal niet voorbij gaan aan de vrije baptisten. Straks ontstaat een
organisatie met charismatische christenen en neo-evangelicals[14],
die de foutloosheid van de bijbel niet meer onderschrijven. 3.4. Voor de voordelen
is geen permanente organisatie nodig
Studie materiaal ontwikkelen, te hulp
komen bij interne moeilijkheden, dit soort zaken kan best op informele basis
georganiseerd worden. Zonder de ballast van een formele organisatie, die, zo
leert de kerkgeschiedenis keer op keer, op termijn in een "monster"
zal veranderen. 3.5. Het compromis,
een drogreden
Men zegt: we doen mee, maar we blijven
toch zelfstandig. Alles heeft immers op vrijwillige basis plaats. De nadelen blijven evengoed.
Uiteindelijk raak je via gemeenschappelijke regelingen ingekapseld. [1]Het enige waar men op kan wijzen is de vergadering, die
in Handelingen 15 wordt beschreven. Dat was echter een spontaan (ad hoc)
georganiseerde bijeenkomst. In de gemeente van Antiochië was een ernstig
meningsverschil ontstaan. Ze kwamen er intern niet uit (Hand. 15:1-3). Vandaar
dat werd besloten om de gemeente van Jeruzalem te raadplegen. Er wordt in
Handelingen 15 slechts beschreven hoe de ene gemeente de andere raadpleegt. De
gemeente van Jeruzalem werd geraadpleegd omdat daar op dat moment de apostelen
verbleven. Vandaar ook het (apostolische) gezag waarmee de kwestie wordt
beslist. Dit heeft niets met een georganiseerd kerkgenootschap of een
broederschap te maken. [2]Die "meerdere" bovengemeentelijke
vergaderingen kunnen besluiten nemen waar de plaatselijke gemeenten van het
kerkgenootschap aan gebonden zijn. Bij een broederschap is er wel organisatie
(een bestuur, allerlei kommissies met speciale taken, etc) maar de plaatselijke
gemeenten zijn vrij om de richtlijnen van het bestuur al of niet op te volgen. [3]Dit bijbelse
principe is een onderdeel van het antwoord op de tegenwerping: het wordt toch
niet verboden. Voor een nadere
bespreking van het principe, zie de bijbelstudie over de bijbel (de leer van de
bijbel over de bijbel zelf), Zie o.a. het hoofdstuk “we moeten alleen van de
bijbel uitgaan.”’ [5]Hiermee wordt niet het goed organiseren van b.v. een
zondagschool afgekeurd. Het gaat om zaken waarin men verder gaat dan de
schrift, zoals het oprichten van broederschappen en dergelijke. [6] Paarden
(gebruikt in het leger, als cavallerie, met strijdwagens) staan in de bijbel
symbool voor het steunen op eigen kracht, voor steunen op het vlees. De paarden
met strijdwagens waren de uitdrukking van de macht van Egypte (Exodus 14:9,23;
15:4). Zie ook Deut. 11:4; Jesaja 30:15-17. [7] Dit
wordt keer op keer in het boek Richteren beschreven. Het volk bedreef afgoderij
en verbrak het verbond, het gevolg was militaire nederlaag. Als het volk tot
inkeer kwam, zich bekeerde dan volgde verlossing. Zo stond het ook in het
verbond van Mozes, Levticus 26:40-45. [8]Zie
1 Samuel 10:18,19.
[9] “waarschuw
hen ernstig” (1 Sam. 8:9); Zie 1 Samuel 8:9-18. [10] De
Here liet als demonstratie van Zijn minsnoegen de tarweoogst bederven. 1 Samuel
12, het gehele hoofdstuk, maar vooral de verzen 16,17. [11]Nogmaals de bijbel is niet tegen een zekere organisatie
op plaatselijk vlak. Dus organisatie is in zichzelf niet verkeerd. Het gaat er
alleen om dat we niet verder moeten gaan dan het bijbelse voorbeeld. En als de
organisatie wordt aangepast moet dat uit goede motieven gebeuren. [12] 2 Samuel 6:6-8. Uzza geslagen. De ark werd op een
ossenwagen vervoerd en niet met dragers zoals God dat voorgeschreven had (:3).
De tweede keer werden er wel dragers ingeschakeld (2 Sam. 6:13). HOME Link naar de gehele serie studies over de gemeente |