Het vinden van de bijbelse leer - inductieve onderwerpstudie

 

1. De bijbel spreekt over de leer

 

Jezus bracht een leer. (Joh. 7:16,17)

De apostelen ook. (Hand. 2:5,28; 2:42)

Paulus spreekt over de gezonde leer. (2 Tim. 4:3; Titus 1:9)

 

We moeten zuiver zijn in de leer. (Titus 2:7)

We moeten welonderlegd zijn in de goede leer. (1 Tim. 4:6)

 

Naast de goede, de gezonde leer heb je ook valse leer. (2 Petrus 2:1; Hand. 20:30)

Zo brachten de Farizeeën een verkeerde leer (Matth. 16:6-12)

Valse leer mag niet gebracht worden. (1 Tim. 1:3)

 

2. Wat is de leer?

 

De leer bestaat uit de hoofdlijnen van het bijbelse onderwijs over een bepaalde zaak. Bijvoorbeeld de leer over Christus (2 Joh. :9), de leer over godsvrucht (1 Tim. 6:3), de leer over dopen, oplegging der handen, opstanding der doden, eeuwig oordeel (Hebr. 6:2).

 

De vraag: "Wat zegt de bijbel over dit of dat onderwerp?" is in feite een vraag naar de leer van de bijbel over dat onderwerp.

 

3. Hoe vinden we de leer? Door onderwerp studie via de inductieve methode.

 

Hoe vinden we de leer van de bijbel over een bepaald onderwerp?

 

Om de leer te vinden moeten we een onderwerpstudie maken.

Dat moet via de inductieve methode gebeuren. Bij inductie gaat men van het vele naar de grote lijn. Bij inductieve bijbelstudie gaan we uit van het vele, van alle bijbelplaatsen waar iets over het onderwerp wordt gezegd, naar de grote lijn, naar de leer.

 

De drie opeenvolgende stappen van inductieve bijbelstudie:

 

(1)   Het verzamelen van alle bijbelteksten

 

Verzamel alle bijbelgedeelten die direct en indirect iets over het onderwerp zeggen.

Hier is het gebruik van een concordantie nuttig. Ontdek de sleutelwoorden en zoek die op.

Denk ook aan de synoniemen.

Probeer zo volledig mogelijk te zijn.

 

(2)   Bekijk elke tekst apart

 

Stel vast wat elke tekst over het onderwerp zegt. Schrijf dat op.

 

Als hulp kun je vragen stellen met de woorden: Wie, wat, hoe, waarom, wanneer.

 

Ter illustratie. Je bestudeert b.v. het onderwerp gehoorzaamheid. Wat zegt de bijbel over gehoorzaamheid. Dan zijn de vragen:

-          Wie moet gehoorzamen

-          Aan wie moeten we gehoorzamen

-          Hoe moeten we gehoorzamen

-          Waarom gehoorzamen

-          Wanneer gehoorzamen

-          Wat is gehoorzamen

 

Dit kun je voor elk onderwerp doen. B.v. doop, liefde, behoud, etc.

 

Het antwoord op deze vragen geeft enkele hoofdlijnen aan, er vallen vaak nog meer belangrijke aspecten van het onderwerp te noemen

 

(3)   Stel de grote lijn vast

 

Haal de grote lijn uit de gegevens die je bij stap 2 heb verzameld.

Als je de grote lijn van het bijbelse onderwijs over dat onderwerp gevonden heb dan heb je de leer van de bijbel op dat punt gevonden.

 

4. Het verschil tussen een directe uitspraak en logische conclusie

 

(a) Een directe uitspraak

 

Dan staat het rechtstreeks in de tekst. Taalkundig gezien.

 

Bijvoorbeeld in de tekst "en het woord was God" (Joh. 1:2) staat rechtstreeks dat Jezus (het woord) God was. Hetzelfde staat in Jesaja 9:5. "een zoon is ons gegeven … en men noemt Hem … sterke God"

 

(b) Een logische conclusie

 

Een redenering in de vorm: "als dit dan dat."

 

Dit noemt men een sluitrede. Alle mensen zijn geschapen naar het beeld van God. Ik ben een mens. Conclusie: Dus ik ben geschapen naar het beeld van God. Dit noemt wel discursief denken of deductie.

 

Nog een voorbeeld. Er wordt in de bijbel beschreven dat Jezus door mensen wordt aanbeden. Er staat in de bijbel dat alleen God aanbeden mag worden. Jezus accepteerde de aanbidding. Conclusie: Daarmee claimde Hij God te zijn.

 

5. Bij het formuleren van de leer moet je vooral afgaan op directe uitspraken

 

Die geven zekerheid, duidelijkheid. Met redeneren vanuit bijbelse gegeven ga je snel fout.

Dat laatste heeft verschillende redenen. (Voor een nadere uitleg van dit punt. www.internetbijbelschool.nl/htmldoc/logica.1.htm)

Daarom moet je een stelling die je afleidt door deductie altijd toetsen aan het geheel van de bijbel.

 

Twee voorbeelden waaruit blijkt dat we voorzichtig moeten zijn met conclusies uit een deductieve redenering. (1) De drie-eenheid. Er is één God die bestaat in drie personen. Als je daar deductieve logica op loslaat dan loop je vast. (2) Hetzelfde gaat op voor het harmoniëren van de teksten over de eigen wil van de mens en Gods bestuur. Als je gaat redeneren (deduceren) vanuit de ene groep teksten dan kom je verkeerd uit en dat gebeurt ook als je uitgaat van de andere groep teksten. We moeten de hoofdlijnen die we vinden via inductieve bijbelstudie (directe uitspraken) laten staan, ook al lijken ze voor onze menselijke logica soms strijdig.

 

6. Het bewijs voor een leerstelling

 

Het bewijs voor een bijbelse leerstelling bestaat uit drie onderdelen:

(a)    directe uitspraken (dit is het hoofdbewijs)

(b)   logische redenering (dit is ondersteunend bewijs)

(c)    een weerlegging van de tegenwerpingen

 

Ter illustratie het bewijs voor de Godheid van Christus:

 

(a)    Er zijn de directe uitspraken

 

"Het woord was God"  (Joh. 1:2)

"Een zoon is ons geboren en men noemt hem … sterke God" (Jesaja 9:5 )

 

(b)   Er zijn logische redeneringen die ondersteunen

 

- In de bijbel lezen we dat Jezus aanbidding accepteert. Jezus is zondeloos. Hij heeft nooit iets fout gedaan. Dus dat Hij zich liet aanbidden was goed. Dit betekent dat Jezus zichzelf als God, als gelijk met de Vader zag.

- In het Oude Testament wordt God (Jaweh) de eerste en de laatste genoemd (Jes. 44:6, 48:12). In het Nieuwe Testament wordt Jezus ook de eerste en de laatste genoemd (Openb. 1:17, 2:8; 22:12,13 vergelijk ook met 1:7,8). Jezus en Jaweh hebben dus dezelfde naam, dezelfde titel. Het bepaalde lidwoord "de" wordt gebruikt. Er kan er maar één de eerste en de laatste zijn dus Jaweh en Jezus moeten dezelfde persoon zijn.

 

(c)    Er worden een aantal tegenwerpingen gemaakt tegen de leer over de Godheid van Christus die weerlegd kunnen worden

 

Er zijn bijbelteksten die stellen dat de Vader meerder is dan de Zoon. Dus, zo concludeert men, de Vader en de Zoon zijn niet gelijk. En er zijn teksten die laten zien dat Jezus tijdens zijn omwandeling op aarde niet alwetend was, terwijl God wel alwetend is. Die tegenwerpingen kunnen worden weerlegd door te wijzen op de vrijwillige verhoudingen binnen de drie-eenheid. En door te wijzen op de ontlediging van de Here Jezus. Toen de Zoon mens werd heeft Hij, tijdens zijn verblijf op aarde, vrijwillig afgezien van de uitoefening van sommige van zijn goddelijke eigenschappen.

 

7. Veel gemaakte fouten bij de formulering van de leer

 

(a)    Uitgaan van verkeerde exegeses, van een verkeerde uitleg van bijbelteksten

(b)   Niet uitgaan van alle teksten die iets over het onderwerp zeggen

       (geen volledige inductie)

(c)    Te veel steunen op deductieve redenering in plaats van op directe schriftuitspraken

Te ver doorgevoerde redeneringen. "Als dit dan dat en dan weer dat."

Elke deductieve logische conclusie moet ondersteund worden door het geheel van de bijbel.

(d)   Te veel alles op een rijtje willen hebben.

Met behulp van redeneringen verder gaan dat de directe uitspraken van de bijbel.

Omdat men het systeem compleet wil hebben. Een soort systeemdwang. Men gaat dan verder dan de bijbel zelf doet.

(e)    Een leerstelling (voornamelijk) baseren op historische voorbeelden

(f)    De leer geheel of gedeeltelijk baseren op traditie, openbaringen of ervaringen.

 

Illustratie: Zie notities over Rick Warren 1/2/3

 

 ---------------------------------

 

De bijbelschoolsite: www.internetbijbelschool.nl

De discernmentsite: www.toetsalles.nl