“Geliefden, daar gij het nu van tevoren
weet, weest op uw hoede" (2 Petrus 3:17)
Nieuwsbulletin nr. 12 (21-11-2006)
·
De verschuiving in het denken over homoseksualiteit in evangelische
kring
·
Ouweneel is voor acceptatie (gedogen) van homoseksuele stellen
in de gemeente
·
Ouweneel stelt dat de bijbel niets zegt over duurzame homoseksuele
liefdesrelaties
·
Hij beweert dat zijn opvattingen niet zijn veranderd (dubbeltalk)
·
Ouweneel doet dit, zijn dubbeltalk,
voortdurend
·
Maar ik heb tegen u dat ….
·
Tenslotte nog dit: houdt moed
+ De verschuiving in
het denken over homoseksualiteit
De
opvattingen over homoseksualiteit binnen de evangelische beweging en de
orthodox reformatorische kerken zijn aan het schuiven. Het is de bedoeling om
daar in één van de volgende nieuwsbulletins op in te gaan. Maar, daarop
vooruitlopend, in dit nieuwsbulletin alvast een bespreking van Ouweneels nieuwe
standpunt tegenover homoseksualiteit, zoals hij dat heeft opgeschreven in zijn
recente boek ‘Seks in de Kerk’.
Dat
de opvattingen over homoseksualiteit binnen de evangelische beweging en de
reformatorische kerken aan het veranderen zijn bevestigt ook Ouweneel in het genoemde boek. Hij spreekt over
"allerlei 'schuivende' evangelische en reformatorische leiders" (Seks
in de Kerk, p. 236).
Hieronder
wordt aangetoond dat Ouweneel zelf één van deze 'schuivende' leiders is.
+ Ouweneel
is voor acceptatie van "getrouwde" homoseksuele stellen in de
gemeente
Hij
vindt dat er binnen de gemeente plaats moet zijn voor homoseksuele stellen met
een duurzame relatie.
Zijn
redenering is als volgt. Homoseksuele relaties moeten we op bijbelse grond
afwijzen. Dat moeten we homofiele christenen ook voorhouden. Maar als ze dan
toch, ondanks de vermaning, een langdurige monogame homoseksuele relatie aangaan,
b.v. in de vorm van het homohuwelijk, dan moeten we ze wel binnen de gemeente
blijven accepteren. Ze mogen met enige beperkingen volledig deelnemen aan het
gemeenteleven, inclusief deelname aan het avondmaal. Als enige beperking noemt
hij het uitoefenen van leidende taken.
Ik
citeer:
"En
wat als twee homofiele christenen toch gaan samenwonen, of een 'huwelijk'
aangaan? De opzieners hebben hun de wet van God voorgehouden, ze hebben hen
gewaarschuwd - en het gebeurt toch?" (Seks in de Kerk, p. 243)
"Voor
hen die huwelijken aangaan die wij voor onbijbels houden, maar waartegen
zijzelf geen bezwaar hebben - huwelijken met ongelovigen, met gescheidenen, of tussen
seksegenoten - moet wel plaats in de gemeenten zijn - al zullen zij met beperkingen
in het gemeenteleven genoegen moeten nemen " (Seks in de Kerk, p. 245)
"Zo
kun je je wel voorstellen dat homoseksuelen met duurzame relaties onder de
parasol van de gemeenschap mogen blijven, al kunnen zij bijvoorbeeld geen
leidende taken uitoefenen" (Seks in de Kerk, p. 244)
Ik
pleit voor een tussenweg: er zijn handelwijzen die wij afkeuren, terwijl wij
toch de betrokkenen blijven aanvaarden (Seks in de Kerk, p. 245)
+ Ouweneel
stelt dat de bijbel niets zegt over duurzame
homoseksuele relaties
Ik
citeer:
"we
zouden er beter aan doen te erkennen dat … zelfs het probleem van homoseksuele
liefdesrelaties in de Bijbel niet voorkomt" (232)
Hij
beweert dus dat de bijbel over dit onderwerp niets zegt.
Maar
wat dan met de teksten waarin homoseksualiteit uitdrukkelijk wordt verboden en
afgekeurd door God? Teksten waarin seksueel contact met personen van het eigen
geslacht categorisch wordt afgewezen.
"Gij
zult geen gemeenschap hebben met een die van het mannelijk geslacht is, zoals
men gemeenschap heeft met een vrouw: een gruwel is het" (Leviticus 18:22)
"Een
man die gemeenschap heeft met iemand van het mannelijk geslacht, zoals men
gemeenschap heeft met een vrouw, -
beiden hebben een gruwel gedaan, zij zullen zeker ter dood worden gebracht, hun
bloedschuld is op hen" (Leviticus 20:13)
Kan
het nog duidelijker gezegd worden?
En
daar komen nog nieuwtestamentische schriftgedeelten bij zoals:
"Daarom
heeft God hen overgeven aan schandelijke lusten, want hun vrouwen hebben de
natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. Eveneens hebben de
mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor
elkander ontbrand, als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende"
(Romeinen 1:26,27)
1
Kor. 6:10 en 1 Timotheus 1:8-10
"Of
weet gij niet, dat onrechtvaardigen het koninkrijk Gods niet beërven zullen?
Dwaalt niet! Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, knapenschenders, dieven, geldgierigen,
dronkaards, lasteraars of oplichters, zullen het Koninkrijk Gods niet beërven,
en sommigen van u zijn dat geweest. Maar gij hebt u laten afwassen …" (1
Kor. 6:10,11)
"knapenschenders … en alles wat verder
ingaat tegen de gezonde leer" (1 Tim. 1:8-10)
Hier
worden vier seksuele zonden temidden van een aantal andere genoemd. Een van de
vier is vertaald met 'knapenschenders'. In het Grieks staat arsenokoitai.
Letterlijk betekent dit woord: iemand die bij een man ligt als bij een vrouw,
het verwijst dus duidelijk naar een homoseksueel.
Hoe
kan Ouweneel ondanks deze duidelijke uitspraken toch beweren dat de bijbel
niets over duurzame homoseksuele liefdesrelaties zegt? Want ook in duurzame
homoseksuele relaties ligt een man bij een andere man, als bij een vrouw. Iets
wat door God een gruwel wordt genoemd en waar in Israël, onder het oude
verbond, zelfs de doodstraf op stond.
Hij
doet dat door onderscheid te maken tussen twee vormen van homoseksualiteit. Hij
maakt onderscheid tussen losse homoseksuele kontakten waarbij geen liefde in
het spel is en homoseksuele kontakten binnen een monogame en duurzame relatie
waar sprake is van liefde en trouw.
Zijn
stelling is dat de hierboven uit het Oude en het Nieuwe Testament geciteerde
teksten alleen slaan op losse homoseksuele kontakten waarbij geen liefde in het
spel is. Alleen dat laatste wordt, volgens hem, door God een gruwel genoemd.
Het andere blijkbaar niet. Hij stelt nog wel dat ook duurzame homoseksuele
relaties niet kunnen en mogen, maar hij ziet geen noodzaak om christenen die
volharden in zo'n relatie uit de gemeente te verwijderen. Dus al te ernstig
neemt hij het 'door een man bij een andere man liggen als bij een vrouw' door
christenen niet, als dit maar binnen een relatie van trouw gebeurt.
Hij
baseert zijn afwijzing van homoseksuele relaties (waaronder het homohuwelijk)
op de scheppingsorde en niet op de bovenstaande bijbelteksten. Hij zegt dat de
grote lijn van de bijbel is dat seks binnen het huwelijk hoort. Een
homohuwelijk is in bijbelse zin geen huwelijk. Dus moet homoseksueel gedrag
afgewezen worden omdat het een vorm van seks buiten het huwelijk is
In
het boek probeert hij te bewijzen dat Leviticus 18:22 en 20:13 niet gaan over
homoseksuele liefdesrelaties, maar alleen over losbandige homoseksuele
kontakten in het kader van afgodische rituelen. Over ontucht die onderdeel was van de
kanaänietische godsdienst.
Het
bewijs dat hij daarvoor aanvoert is zeer zwak. Hij voert twee bewijsgronden op.
Hij vindt een aanknopingspunt voor zijn stelling in het verband waarin de
teksten staan en een aanknopingspunt in het woord 'gruwel' dat in beide teksten
wordt gebruikt.
(a)
Het argument vanuit de context
In
Leviticus 18:22 wordt in het vers ervoor (:21) het offeren van kinderen aan de
Moloch veroordeeld. Zie je wel, zo zegt hij. Het gaat om afgodendienst. Het
gaat in het hoofdstuk om misbruiken die verbonden zijn met de afgodendienst.
Dit
is wel erg kort door de bocht.
In
de twee teksten (vers 22 en vers 21) wordt zelf dat verband niet gelegd. Het
feit dat het ene na het andere wordt genoemd is geen dwingend bewijs dat het
ene verbonden is met het andere. Een andere verklaring van het bijbelgedeelte
is veel natuurlijker. Namelijk dat in het bijbelgedeelte (Levicitus 18) God een
opsomming geeft van enkele van de ergste zonden die de Kanaänieten bedreven.
God zegt dat de Israëlieten die zonden niet moeten doen. "Gij zult niet
doen, zoals men doet in het land Egypte, waar gij gewoond hebt; gij zult niet
doen, zoals men doet in het land Kanaän, waar Ik u breng" (18:2) En dan
volgt een opsomming.
God
begint Leviticus 18 niet met het veroordelen van afgoderij. Hij begint met het
noemen van ernstige ontsporing op seksueel gebied. Incest, en dan volgen
overspel, homoseksualiteit, bestialiteit. God somt allerlei dingen op die
afwijken van de door Hem bedoelde seksualiteit in het kader van het huwelijk.
Daar tussen wordt ook nog het offeren van kinderen aan de afgod Moloch genoemd.
In deze lijst noemt God enkele dingen waar Hij zwaar aan tilt. "gij … zult
… geen van deze gruwelen doen." Het zijn allemaal dingen die voor Hem een
gruwel zijn. Verschillende ontsporingen op seksueel gebied en daarnaast het
afschuwelijke offeren van kinderen aan een afgod. Het gaat in de context dus om
seksuele verwording en om het dieptepunt van godsdienstige verwording, het
offeren van kinderen aan de Moloch.
Dat
het om een algemene lijst gaat, met zonden die God speciaal gruwelijk vindt,
blijkt nog duidelijker uit het hoofdstuk waar Leviticus 20:13 in staat. (Ouweneel
concentreert zich in zijn uitleg van Leviticus 18 en
20 wijselijk op Leviticus 18) (Zie de noot)
Ook
hier weer een opsomming van een aantal zware zonden, waarvoor God in dit geval
de doodstraf oplegt:
·
Het offeren van kinderen aan de Moloch
(20:1-5)
·
Je tot waarzeggende geesten en tot geesten van doden wenden (20:6-7, 27)
·
Het vervloeken van de eigen vader en moeder (20:8,9)
·
Het plegen van echtbreuk (20:10)
·
Incest, bloedschande (20:11,12, 14, 17)
·
Homoseksueel contact (20:13)
·
Bestialiteit seks met beesten (20:15,16. 17, 19-21)
·
Gemeenschap ten tijde van de menstruatie (20:18)
God
legde in de wet van Mozes de doodstraf op voor het bedrijven van deze zonden.
Het verbod op homoseksueel contact staat tussen een aantal andere ethische
geboden. Niets wijst op een direct verband met afgodische gebruiken en
rituelen. Het gaat om algemene verboden van zondig gedrag. Zo wordt b.v. het
vervloeken van de eigen vader en moeder veroordeeld en het zoeken van contact
met waarzeggende geesten en tevens het liggen bij een man zoals je bij een
vrouw ligt.
Zoals
het vervloeken van de eigen vader en moeder niets met cultische afgodendienst
te maken heeft, zo heeft ook gemeenschap hebben van een man met een andere man
niet direct iets te maken met cultische afgodendienst.
(b)
Het argument vanuit de tekst zelf
Zowel
in Leviticus 18:22 en 20:13 wordt het woord 'gruwel' gebruikt. Het liggen bij
een man zoals je bij een vrouw ligt wordt door God een gruwel genoemd.
Ouweneel
stelt dat het gebruik van het woord gruwel wijst op een verband met
afgodendienst. Hij baseert dat op het feit dat afgoden en afgoderij in de
bijbel een gruwel worden genoemd. Maar ook dat is geen dwingend bewijs, want
ook andere zonden dan afgoderij worden in de bijbel een gruwel genoemd (b.v.
Spr. 8:7, 12:22, 16:5). Het verband van de verzen wijst juist de andere
richting op.
Een
gruwel in de bijbel is een zonde waar God een bijzondere afschuw van heeft. In
gruwel zit de gedacht van afschuw. Aan het eind van de opsomming van zonden in
Leviticus 20 (Zonden op seksueel gebied, vervloeken van ouders, wenden tot
waarzeggende geesten, offeren aan de Moloch) wordt gezegd dat God van de
bewoners van Kanaän, vanwege al deze dingen die zij deden, een afschuw had
gekregen. Door het bedrijven van deze dingen waren de kanaännieten voor God tot
een gruwel geworden (22-23). Zelfs het land spoog hen uit (:22). Het walgde van
hen. Hetzelfde geldt voor de opsomming van seksuele zonden, met als toevoeging
het afschuwelijkste aspect uit de kanaännietische afgodendienst, die in
Leviticus 18 wordt gegeven. God noemt al deze zonden (meervoud) gruwelen:
"want al deze gruwelen deden de lieden van het land" (18:27).
Het
bewijs dat Ouweneel in het boek aanvoert voor zijn stelling dat het hier niet
gaat om homoseksualiteit in het algemeen is absoluut niet overtuigend. Hij doet
aan schriftinleg in plaats van schriftuitleg. Hij leest er iets in wat er niet
staat.
Ook
van Romeinen 1:26,27 beweert hij dat het niet om 'zuivere' stabiele homofiele
relaties gaat, maar over homoseksuele losbandigheid in het kader van
afgodendienst. Een vorm van cultische homoseksuele ontucht. Hij wijst er op dat
in het gedeelte een verband wordt gelegd tussen homoseksueel gedrag en
afgoderij.
Wat
staat er precies in Romeinen 1:18-32?
De mensen
weigeren God te erkennen, dit tegen het licht in dat ze hebben ontvangen. In
plaats daarvan maken ze zichzelf afgoden. Het gevolg is dat God hen overgeeft
aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt (:28). Verwerping van
God leidt tot een verwerpelijk denken. De zonde wordt goedgepraat. Zonde krijgt
bijval (:32). Zonde wordt modieus. De natuurlijke rem tegen de zonde is weg, de
waarschuwing van het geweten wordt weggeredeneerd, en daardoor krijgen de
zondige hartstochten van de mens de ruimte. God geeft hen daar aan over.
"Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke lusten, want hun
vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke,
eveneens hebben de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn
in wellust voor elkaar ontbrand als mannen met mannen schandelijkheid
bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling (dat is hun
verwerping van God) in zichzelf ontvangende."
Het
gaat niet alleen om de zonde van homoseksualiteit, al wordt die als eerste
uitdrukkelijk genoemd, in de verzen :29-31 worden nog een aantal zonden genoemd
die het gevolg zijn van het verwerpen van God en van het verwerpelijke denken
dat daarvan het gevolg is. Het is daarom niet terecht te stellen dat de homoseksualiteit
waar Paulus het hier over heeft, van cultische aard is, in de zin dat het om
tempelprostitutie zou gaan.
Het
gaat hier niet om afgodische eredienst. Het gaat meer om het verwerpen van God,
van Gods heerschappij, van Gods wet. De verwerping daarvan leidt tot een
verwerpelijk denken dat de zonde acceptabel maakt en zo de rem wegneemt. Met
als gevolg het losslaan van de zondige begeerten. De zondige begeerten waren er
al, maar ze slaan nu volledig los.
Onze
huidige maatschappij is hier een duidelijke illustratie van. God en de bijbelse
moraal worden verworpen en het gevolg is dat de maatschappij volledig losslaat
op alle gebied. En omdat de seksuele begeerte en ook de zondige seksuele
begeerte, bijzonder sterk zijn, uit zich dat heel duidelijk ook op dit gebied.
De
onderbouwing van Ouweneels uitleg van de hierboven besproken bijbelgedeelten
deugt niet. Onze evangelische en reformatorische voorvaderen, en trouwens de
kerk door de gehele kerkgeschiedenis heen, hebben in deze teksten terecht een
algemene veroordeling van homoseksuele praktijk, in al zijn vormen, gezien.
Ouweneel
redeneert de duidelijke waarschuwingen tegen elke vorm van homoseksualiteit weg
in zijn boek. Dat is zeer ernstig. Hiermee is hij, zoals hij al op zoveel
anderen terreinen heeft gedaan, een wegbereider voor mensen die nog verder
willen en zullen gaan dan hijzelf.
+ Hij beweert dat
zijn opvattingen over homofilie niet veranderd zijn
Ik
citeer:
"ik
houd er in tegenstelling tot allerlei 'schuivende' evangelische en
reformatorische leiders aan vast dat homoseksuele praktijken in kerk of gemeente nimmer getolereerd kunnen worden
" (Seks in de Kerk, p. 236)
Zet
deze uitspraak eens in het licht van andere dingen die hij in hetzelfde
hoofdstuk ook zegt. Bijvoorbeeld de volgende uitspraak: "Voor hen die
huwelijken aangaan die wij voor onbijbels houden, maar waartegen zijzelf geen
bezwaar hebben - huwelijken .. tussen seksegenoten (dat is het homohuwelijk)-
moet wel plaats in de gemeenten zijn - al zullen zij met beperkingen in het
gemeenteleven genoegen moeten nemen (Seks in de Kerk, 245)
Een
stuitend staaltje van dubbeltalk, van dialectiek, van het zeggen van 'ja' en
'nee' tegelijk. Hij zegt op pagina 236 "ik houd er aan vast dat
homoseksuele praktijken in kerk of gemeente nimmer getolereerd kunnen
worden" en tegelijkertijd zegt hij op pagina 245 "voor hen die een
huwelijk aangaan dat wij onbijbels achtten (onder meer het homohuwelijk) moet
wel plaats in de gemeenten zijn." Hoezo geen tolerantie? Als dat geen
tolerantie is. Het komt neer op een gedoogbeleid. Zeggen dat het niet mag niet,
en als ze het toch doen, dan er niets aan doen, slechts het opleggen van enkele
beperkingen.
Ouweneel
kan dit standpunt alleen innemen omdat hij de hierboven besproken teksten,
waarin God op scherpe wijze elke homoseksuele handeling verbiedt, heeft
weggeredeneerd. Je kunt natuurlijk geen christenen in de gemeente laten die in
een relatie leven waarin ze voortdurend doen wat een gruwel is in Gods ogen
(Leviticus 18:22; 20:13), waarin ze voortdurend schandelijkheid bedrijven
(Romeinen 1:27). Maar dat probleem heeft Ouweneel door het wegredeneren van
deze teksten opgelost.
Het
ziekmakende is dat hij doet alsof hij nog op het oude
evangelische standpunt staat, terwijl hij in werkelijkheid een principiële
grens is overgegaan door te pleiten voor het gedogen van duurzame homoseksuele
relaties in een gemeente. Als zijn advies wordt opgevolgd zal dit als een zuurdesem werken. Want
zo werkt moreel kwaad, als het niet uit het midden wordt weggedaan (1 Kor. 5).
Het zal anderen aanmoedigen om ook in zo'n relatie te
gaan leven. Het zendt het signaal uit naar de andere christenen dat
homoseksualiteit toch niet zo'n ernstige zonde is, het
wordt immers in een duurzame relatie binnen de gemeente gedoogd. Als uitgevoerd
wordt wat Ouweneel hier aanbeveelt zullen de
christenen er aan wennen dat er in hun midden homoseksuele stellen zijn die
leven als man en vrouw en die zich ook naar buiten toe zo gedragen.
+ Ouweneel
doet dit, zijn dubbeltalk, voortdurend
Sinds
de grote omwenteling in zijn denken doet Ouweneel dit soort zaken keer op keer.
Op allerlei andere terreinen heeft hij, door zijn dialectisch geredeneer, in de
loop der jaren door zijn onderwijs de grens tussen goed en kwaad, waarheid en
leugen, uitgewist of vaag gemaakt. Ik verwijs ter illustratie naar wat hij
recent gedaan heeft op het gebied van schepping en evolutie, klik hier.
Allerlei
onbijbelse zaken heeft hij op deze manier de gemeente binnengebracht of er in
ieder geval de deur voor geopend. Onder meer het onverantwoord relativeren van
de leer door middel van de wijsbegeerte der wetsidee en het daardoor binnen
brengen van het relativerende postmoderne denken, het
verwerpen van de foutloosheid (inerrancy) van de bijbel, het analyseren van
dromen door middel van jungiaanse begrippen, het charismatische denken in de
meest extreme vormen, T.B. Joshua, vallen in de Geest, bidden tot de Geest, het
accepteren van katholieken als medegelovigen ook al geloven dezen in een ander
evangelie, het spreken over de vrouwelijke zijde van God, en zoals genoemd
theïstische evolutie en daarmee een niet letterlijke interpretatie van het
scheppingsverslag uit Genesis, en nu weer het gedogen van homoseksuele relaties
in de gemeente. Voor een nadere bespreking, zie het W.J.
Ouweneel Dossier.
Wat
hij doet is op zichzelf al kwalijk genoeg, maar veel kwalijker is dat de
evangelische en reformatorische leiders hem tot nu toe ongestoord zijn gang
hebben laten gaan. En dat al vele jaren lang. Ik heb b.v. in de christelijke
pers gezocht naar stemmen die protesteerden tegen dit boek vanwege Ouweneels behandeling van homoseksualiteit, maar ik heb ze
niet gevonden. Wel recensies, maar geen kritische noot. Een doodse stilte.
Waarom
is dit? Is de recensenten niet opgevallen dat Ouweneel
pleit voor gedogen van het homohuwelijk binnen de gemeente? Of vindt men het
niet belangrijk.
"Maar
ik heb tegen u dat gij de vrouw Izebel laat begaan, die zegt dat zij een
profetes is, maar het niet is, en zij leert
en verleidt mijn dienstknechten om te hoereren en afgodenoffers te
eten." (Openbaring 2:20)
+ Tenslotte nog dit: houd moed
Sommigen dingen moeten
gebeuren. Ze zijn aangekondigd in de bijbel.
"eerst moet de afval komen" (2 Thess.
2:3)
"Ziet toe, weest niet verontrust, want dat moet geschieden"
(Matth. 24:6)
Daarom weest
niet verontrust. Het loopt bij God niet uit de hand.
"en hun woord zal voortwoekeren als
de kanker … en toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De
Here kent de zijnen, en Een ieder, die de naam des Here noemt breke met de
ongerechtigheid" (2 Tim. 2:17,19)
"en de poorten der hel zullen haar, dat is de gemeente, niet overweldigen"
(Matth. 16:18)
Wat te doen?
"houd vast wat gij
hebt opdat niemand uw kroon neme" (Openbaring 3:11)
"houd u buiten het bereik van de
onheilige holle klanken" (1 Tim. 6:20)
"verkondig het woord, dring er op
aan, gelegen of ongelegen" (2 Tim. 4:2)
"blijft gij
echter nuchter onder alles, aanvaard het lijden, doe het werk van een
evangelist, verricht uw dienst ten volle" (2 Tim. 4:5)
"met de vermaning om tot het uiterste
te strijden voor het geloof dat eenmaal de heiligen overgeleverd is. Want er
zijn zekere mensen binnen geslopen" (Judas :3,4)
Jezus komt terug
"Nog een korte tijd en
Hij die komt zal er zijn" (Hebr. 10:37)
"Want het heil is ons nu
meer nabij dan toen wij tot het geloof kwamen" (Rom. 13:11)
O what a day that shall be
When my Jesus I shall see
Een hartelijke
groet,
Ary Geelhoed
Discernmentsite http://www.toetsalles.nl
Onderwijssite http://www.internetbijbelschool.nl