Generatievloeken
- wat zegt de Bijbel er over? Enige tijd geleden hebben leiders uit de
charismatische beweging de leer over de 'generatievloeken' ontwikkeld. 1. Wat
verstaat men onder een generatievloek? Een generatievloek is een vloek die van de ene
generatie op de andere wordt doorgegeven. De ouders, of de grootouders, of de
overgrootouders hebben gezondigd en daardoor kwam er een vloek op hun leven
te rusten. Een vloek van Godswege als straf op hun zonden. Die vloek wordt
vervolgens (ongeveer als een erfelijke ziekte) overgedragen op de kinderen.
Het helpt niet als je een serieuze christen bent die van harte probeert naar
de wil van God te leven, als je via je voorouders een generatievloek hebt
ontvangen dan werkt er een vloek in je leven. Het gevolg van de vloek is tegenspoed. Dat kan
zich op allerlei terrein uiten. In zaken als ziekte, huwelijksproblemen,
problemen in het gedrag van de kinderen, zonden zoals drift of dronkenschap,
tegenslag in het zakenleven. De oplossing bestaat uit twee stappen. Eerst
moeten de zonden van de voorouders beleden worden en vervolgens moet men zich
in de naam van Jezus vrijspreken van deze vloek. De vloek moet verbroken
worden. Als het op een terrein tegenzit in uw leven dan is
er tegenwoordig een grote kans dat u christenen tegenkomt die u vertellen dat
die tegenslag wellicht het gevolg is van een generatievloek. Als deze
christenen de oudtestamentische Job waren tegengekomen, in de tijd van zijn
beproeving, dan hadden ze Job op die mogelijkheid gewezen. "Jij leeft nu
wel rechtvaardig Job, maar hoe zat dat met je voorouders? Kijk eens wat een
ellende in je leven. Je bent ziek, je kinderen zijn dood, al je bezittingen
weg. Je beweert zelf dat het niet aan je eigen zonde ligt, als dat zo is dan
zou het best eens zo kunnen zijn dat al die ellende het gevolg is van een
generatievloek. Maak maar eens een geslachtsboom van je voorouders en ga, in
ieder geval tot in het derde en vierde geslacht, na wat zij gedaan hebben.
Ontdek hun zonden, belijdt wat ze gedaan hebben en spreekt jezelf vrij van
vloek die het gevolg was van hun zonden. Doe dat zo gedetailleerd mogelijk.
Dan wordt de vloek van je afgenomen. Dan komt alles weer in orde." 2. Een
toetsing aan de Bijbel 2.1.De Schrift zegt dat kinderen niet gestraft worden voor de zonden van
de ouders Dit staat uitdrukkelijk, in de Bijbel. "Waarom draagt de zoon niet mede
de ongerechtigheid van de vader? …. De ziel die zondigt die zal sterven. Een
zoon zal niet mede de ongerechtigheid van de vader dragen en een vader zal
niet mede de ongerechtigheid van de zoon dragen. De gerechtigheid van de
rechtvaardige zal alleen rusten op hemzelf en de goddeloosheid van de
goddeloze zal alleen rusten op hemzelf" (Ezechiel 18:20,21) Kan het nog duidelijker gezegd worden? "Een zoon zal niet mede de
ongerechtigheid van de vader dragen " en "de
goddeloosheid van de goddeloze zal alleen rusten op hemzelf." "Het woord des Heren kwam tot mij:
Hoe komt gij er toch toe, dit spreekwoord te gebruiken in het land Israëls:
de vaders hebben onrijpe vruchten gegeten en de tanden der kinderen zijn slee
geworden? Zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here, Here, gij zult dit
spreekwoord in Israel niet meer gebruiken. Zie alle zielen zijn van Mij,
zowel de ziel van de vader als die van de zoon is van Mij: de ziel die
zondigt, die zal sterven" (Ezechiel 18:1-5) God gaat in Ez. 18:1-5 in op een gezegde dat in
Israel werd gebruikt. "De vaders hebben
onrijpe vruchten gegeten en de tanden der kinderen zijn slee geworden." Het
eten van onrijpe druiven heeft negatieve gevolgen voor je tanden. Tanden
worden er 'slee' van. Het lijkt er op dat de Israëlieten dachten dat als
vaders onrijpe druiven aten dit een negatief effect op het gebit van hun
kinderen zou hebben. De kinderen leden dan onder de daden van de vaders. Dit
spreekwoord werd gebruikt voor elke situatie waarin kinderen leden onder de
gevolgen van het gedrag van ouders. De theorie van de generatievloek zegt dat
(voor)ouders 'onrijpe druiven hebben gegeten', ze hebben door zonde een vloek
over zich gehaald. En ze hebben die vloek doorgegeven aan hun kinderen, de
tanden van de kinderen zijn slee geworden. In Ezechiel 18 gaat God in tegen de idee dat de
kinderen moeten boeten voor de zonden van hun ouders. Ieder is persoonlijk
verantwoordelijk voor wat hij of zij doet: "De
ziel die zondigt die, (en niemand
anders) zal sterven." Als de theorie van de generatievloeken zou kloppen
dan zou God anders handelen dan Hij in Ezechiel 18
uitdrukkelijk heeft gezegd. 2.2. Volgens de wet van Mozes mag ieder slechts
gestraft worden voor de eigen overtredingen Hierboven is beschreven hoe God handelt met zijn
volk. Hij straft mensen niet voor de zonden van anderen. Daarnaast heeft Hij
in de wet van Mozes voorgeschreven dat bij de onderlinge rechtspraak mensen
alleen voor hun eigen zonden gestraft mochten worden. Dit rechtsbeginsel
heeft God uitdrukkelijk in de wet van Mozes vast laten leggen "De vaders zullen niet om de
kinderen ter dood gebracht worden; ook zullen de kinderen niet om hun vaders
ter dood gebracht worden; ieder zal om zijn eigen zonde ter dood gebracht
worden." (Deut. 24:16) De Israëlieten mochten de kinderen niet straffen
voor misdaden van de ouders. Andersom mocht dat ook niet. De ouders mochten
niet gestraft worden voor de misdaden van hun kinderen. Als de theorie van de generatievloeken zou kloppen
dan zou God zelf doen wat Hij in zijn eigen wet de Israëlieten verbiedt om te
doen! Dat kan niet het geval zijn. God is rechtvaardig en eerlijk. Hij gaat
niet zelf doen wat Hij de mensen verbiedt. 2.3. De bijbelteksten waarop men alles tracht te
baseren 2.3.1.
Exodus 20:4-6, Deuteronomim 5:9, Numeri 14:18 Er zijn enkele teksten in het Oude Testament die
zeggen dat God de ongerechtigheden der vaderen zal bezoeken aan het derde
vierde geslacht. "Gij zult u geen gesneden beeld
maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op
de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die
niet buigen, noch hen dienen; want ik de Here uw God ben een naijverig God,
die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan het derde en aan het vierde
geslacht van hen die Mij haten, en die barmhartigheid doe aan duizenden van
hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden." (Exodus 20:4-6) Het gaat in het bijzonder om vers 5: "want ik de Here uw God ben een naijverig God, die de
ongerechtigheid der vaderen bezoek aan het derde en aan het vierde geslacht
van hen die mij haten'' Er zijn nog twee teksten die ongeveer hetzelfde
zeggen. "Gij zult u geen gesneden beeld
maken van enige gestalte, die boven in de hemel of onder de aarde is of die in de wateren
onder aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen: want ik, de
Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen
bezoek aan de kinderen en aan het derde en vierde geslacht van hen die mij
haten, en die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en
mijn geboden onderhouden " (Deuteronomium 5:9,10) "De Here is lankmoedig en groot
van goedertierenheid, vergevende ongerechtigheid en overtreding, hoewel Hij
zeker niet ongestraft laat, maar de ongerechtigheid der vaderen bezoekt aan
de kinderen, aan het derde en vierde geslacht. Nu dan vergeef toch dit volk
naar de grootheid van uw goedertierenheid, gelijk Gij dit volk vergiffenis
geschonken hebt van Egypte af tot hier toe." (Numeri 14:18) “Zie je wel”, zo zegt men: “God straft, God
bezoekt met zijn oordelen de zonden van de vaderen aan volgende generaties.” Klopt de conclusie die men uit deze teksten haalt? 2.3.2.
De teksten gaan over God die bezoekt Het gaat in de hierboven geciteerde teksten om het
straffend optreden van God. Als God de ongerechtigheden van iemand 'bezoekt'
dan betekent dit dat God straft. Het is dus God Zelf die straffend
optreed. Dit laat al duidelijk zien dat het onjuist is om
deze tekst in verband te brengen met bevrijdingsbedieningen. Waar moet je dan
van bevrijd worden? Hier is niet de boze aan het werk, het is God zelf die
aan het straffen is. Het gaat in deze teksten dus niet over boze machten die
ons verdrukken, het gaat over God die straft. Moeten we ons dan 'lospreken'
van de slaande hand van de Heer? Stel, je bent een christen, je probeert oprecht
naar de wil van God te leven, je leeft niet in zonde, maar tegelijkertijd, zo
veronderstelt men, is God je aan het bezoeken, is God je aan het straffen. En
dat doet God omdat één van je voorouders tegen Hem gezondigd heeft. God is,
zo veronderstelt men, actief bezig om jou te straffen voor wat één of
meerdere van je voorouders gedaan hebben. Let op dat in de bovengenoemde teksten het woord
vloek niet wordt genoemd. De nadruk ligt op het straffend optreden van God,
op God die bezoekt. De nadruk ligt niet op boze machten die zouden
verdrukken. Als God iemand vloekt dan betekent dit dat Hij zelf tegen die
persoon als een tegenstander gaat optreden. Daar heeft Hij geen boze machten
voor nodig. 2.3.3.
Het door elkaar halen van de bedelingen In de leer over de generatievloeken worden de oude
bedeling en de nieuwe bedeling door elkaar gehaald. De tekst over het bezoeken van de zonden der
vaderen aan de kinderen is een onderdeel van de wet van Mozes. De wet van
Mozes is weer een onderdeel van het verbond van Mozes dat God, na de uittocht
uit Egypte, met Israel heeft gesloten. (Exodus 19,20). Onderdeel van dit verbond is de zogenaamde
verbondszegen en de verbondsvloek (Leviticus 26, Deuteronomium 28). Als de
Israëlieten de wet van Mozes zouden onderhouden dan zou God hen zegenen met
allerlei aardse zegeningen, zoals overwinning in de oorlog (let wel,
het gaat hier om letterlijke oorlogen), een goede gezondheid, goede oogsten,
vruchtbaarheid van mens en dier, etc. Als ze de wet niet zouden onderhouden
dan zou God hen straffen, dan zou God hen de ongerechtigheden vergelden. Dan
zou een vloek van God hen treffen. Dan zou God straffend optreden. De tien geboden vormen het hart van de wet van
Mozes. Ze vormen de kern van de verbondseis van verbond van Mozes. De tekst over het bezoeken van de zonden der
vaderen aan de kinderen staat in het tweede gebod. Het is een bekrachtiging
van het tweede gebod. "Gij zult u geen gesneden beeld maken ……. Gij zult u
voor die niet buigen, noch hen dienen; want ik de Here uw God ben een
naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan het derde en aan
het vierde geslacht van hen die Mij haten, en die barmhartigheid doe aan
duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden." (Exodus 20:4-6) Dat is het verband waarin de tekst over 'het
bezoeken van de ongerechtigheden der vaderen aan de kinderen' staat. Als christenen staan we niet onder het verbond met
Mozes. Daarom vloekt God ons niet als wij, als christenen, ongehoorzaam zijn.
Als we ongehoorzaam zijn zal God ons wel tuchtigen maar dat doet Hij niet om
ons onze zonden te vergelden, dat doet Hij om ons te corrigeren, opdat wij
tot inkeer komen. Hij straft zoals een vader straft bij de opvoeding van een
kind, uit liefde, zie b.v. Hebr. 12. (Zie de bijbelstudie:
"Wat
gebeurt er als een christen zondigt?”) In de wet van Mozes worden op gehoorzaamheid
allerlei aardse zegeningen beloofd (Deut. 28, Lev. 26). Het Nieuwe Testament
belooft deze dingen niet aan de christenen. Onze zegeningen zijn niet aards
maar hemels. Wij zijn in Christus gezegend met allerlei geestelijke
zegeningen (Efeze 1:3). God belooft wel voor ons te zorgen, maar er wordt ons
geen aardse voorspoed beloofd. Als je Exodus 20:4-6 gaat toepassen op de
christenen dan breng je de christenen terug onder het Oude verbond, onder de
wet van Mozes. Dan breng je hen terug onder de verbondszegen maar ook onder
de verbondsvloek. 2.3.4.
Het gaat om een speciale zonde De uitspraak dat God de ongerechtigheden der
vaderen zal bezoeken aan de kinderen is rechtstreeks verbonden met het tweede
gebod. Let op het woordje "want". "Gij zult u geen gesneden beeld
maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op
de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die
niet buigen, noch hen dienen; want
Ik de Here uw God ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen
bezoek aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, en die
barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn geboden
onderhouden." (Exodus 20:4-6) In dit gebod verbiedt God de Israëlieten om
(afgods) beelden te maken en zich daarvoor neer te buigen. Ter aansporing om
toch vooral dit gebod na te leven wijst de Here God de Israëlieten erop dat
Hij een naijverig God is. "want Ik de Here, uw God, ben een naijverig
God" Naijver is een ouderwets woord voor jaloers. Omdat
Hij een naijverig God is kan en zal Hij niet accepteren dat zijn volk, of dat
leden van zijn volk, Hem ontrouw worden door geestelijk overspel te plegen
met afgoden. Als ze dat doen dan zal Hij hen 'bezoeken' met oordelen. Israel was vanaf de verbondsluiting bij de Sinai,
geestelijk gezien, de vrouw van God. Net zoals een man op een gezonde manier jaloers is
over zijn vrouw zo is God naijverig, jaloers, over zijn volk. Een normale man
kan het niet verdragen dat zijn vrouw achter andere mannen aangaat. Zo kan
God het niet hebben dat zijn volk achter andere goden aanloopt. Israel heeft herhaaldelijk de Here God ten diepste
gekrenkt door achter andere goden 'aan te hoereren'. God nam het niet. Dan
ontbrandde zijn toorn, dan bezocht Hij hun ongerechtigheid. Als ze niet tot
inkeer kwamen dan kreeg Israel te maken met Gods slaande hand. "Waar wilt gij nog meer geslagen worden dat gij doorgaat
met af te wijken?" (Jesaja 1:5) Ook over ons, de christenen, is God naijverig. Wij
worden niet de vrouw van God genoemd, we zijn de bruid van Christus. God is
nog steeds een verterend vuur. Als christenen behoren we te leven in
gemeenschap met God. God wil niet dat we tegelijkertijd door afgoderij
gemeenschap hebben met boze geesten. Achter de afgoden zitten immers boze geesten
( 1 Kor. 10:20). Als we, als christenen, toch gemeenschap hebben met boze
geesten dan zal God dat niet nemen. Dan zal hij ons tuchtigen (1 Kor.
10:14-22). In dat opzicht is God niet veranderd. De tuchtiging van de Here
kan ver gaan. Paulus sprak over velen die ziek waren en over anderen die
gestorven waren vanwege de tuchtiging van de Heer. (1 Kor. 11:30) Even voor
de duidelijkheid, het gaat hier wel om hun eigen zonden. Het gaat bij Gods waarschuwing 'dat Hij de zonden
der vaderen zal bezoeken aan de kinderen'
niet om de zonden in het algemeen! Het gaat in het bijzonder om
geestelijk overspel. Overspel door
letterlijke afgoderij. Voor Israel, onder de wet van Mozes, bracht afgoderij
de verbondsvloek. Voor ons, christenen, onder het nieuwe verbond, brengt het
Gods tuchtiging. 2.3.5. Om welke 'ongerechtigheden' gaat het in
deze verzen? Hierboven, onder punt 2.3.4., is besproken dat het
gaat om afgoderij, om het neerbuigen voor afgodsbeelden. Om geestelijke
echtbreuk. Het gaat om afgoderij en alles wat daarmee samenhangt. Onder meer in Exodus 20:5 wordt ook het haten van
de Here God genoemd. "die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan het
derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten" (Ex.
20:5) Jezelf neerbuigen voor een afgodsbeeld is bij
uitstek een uiting van haat tegenover God.
2.3.6. Wat betekent het dat God
de ongerechtigheden aan de kinderen bezoekt? Het kan niet betekenen dat God de kinderen en
kleinkinderen straft enkel en alleen omdat hun (voor)ouders zich hebben
neergebogen voor afgoden. We hebben hierboven, onder punt 2.1., immers
gezien dat Gods Woord uitdrukkelijk zegt dat dit niet zal gebeuren. "Een zoon zal niet mede de ongerechtigheid van de
vader dragen " en "de goddeloosheid
van de goddeloze zal alleen rusten op hemzelf." (Ez. 18:20,21) God spreekt Zichzelf niet tegen. Hij zegt niet de
ene keer dit en de volgende keer het tegenovergestelde. God is integer. Hij
is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Hij heeft uitdrukkelijk
gezegd dat een zoon de ongerechtigheid van de vader niet zal dragen. Wat betekent het dan wel? De beste verklaring is dat het om een situatie
gaat waarbij de kinderen de zonden van de ouders overnemen. Zij volgen de
ouders in hun afgoderij en haat tegenover de Heer. Daarom gaat het oordeel
van de Here God ook door tot hen. Taalkundig is deze uitleg mogelijk. "het derde en vierde geslacht van hen die mij haten". Het "hen die mij haten" kan slaan op het eerste
geslacht maar het kan ook slaan op "de vaderen" en "en het
derde en vierde geslacht" tegelijk. Niet alleen het eerste geslacht haatte
de Here maar ook het derde en vierde geslacht deden dat. Kinderen hebben de sterke neiging om de zonden van
hun ouders over te nemen. Slechte gewoonten worden aangeleerd door een slecht
voorbeeld. De bijbel zegt "slechte omgang
bederft goede zeden." (1 Kor. 15:33) Zonde werkt als zuurdesem.
Daarom moeten mensen die openlijk in zonde leven ook weggedaan worden uit een
gemeente, anders zal hun slechte voorbeeld anderen aan gaan tasten (1 Kor.
5). Zo werkt het ook in een gezin. In Romeinen 1:18-32 wordt uitgelegd dat afgoderij
leidt tot degeneratie, tot morele aftakeling. God geeft afgodendienaars over
aan hun zondige hartstochten. Het bedrijven van afgoderij leidt daarom tot
vele andere zonden. Gods toorn blijft de zonde waar de voorouders ooit
mee begonnen zijn bezoeken. De zonde die door volgende generaties wordt
overgenomen en doorgeven. (Zie ook de
uitleg van Matthew Henry, aan het eind van deze studie in bijlage A) Deze uitleg wordt bevestigd door de geschiedenis
van Israel. Dit wordt hieronder, in punt 2.3.7. besproken. 2.3.7. Hoe heeft het principe uit
Exodus 20:5 gewerkt in de geschiedenis van Israel? Hoe heeft God de waarschuwing, dat Hij de zonde
van afgoderij zal straffen aan het derde en vierde geslacht, uitgewerkt in de
geschiedenis van Israel? Onder meer in het bijbelboek Richteren zien we de
uitwerking in het leven van Israel. Als Israel zondigde door andere goden na
te lopen dan kwam de straf (de bezoeking) van God. Precies zoals in de
verbondsvloek van de wet van Mozes was aangekondigd. Als ze afgoderij
bedreven dan gaf God hen over aan verdrukking door vijandige volkeren. Als
het volk zich bekeerde van de afgodendienst en tot God om uitredding riep dan
greep God telkens weer in en redde Hij het volk. Soms kwam de generatie die
in de fout was gegaan al tot inkeer. Als de Israëlieten van de tweede
generatie hun ouders volgden in de afgoderij dan werden zij net zo bezocht als hun ouders.
Pas als zij tot inkeer kwamen en zich bekeerden kwam de redding. Overigens wordt in het boek Richteren nergens
melding gemaakt van het verbreken van vloeken. Het 'vrijspreken' van vloeken
wordt niet vermeld. Bekering van de afgoderij en gebed om uitredding namen
telkens weer de bezoeking (de straf) van de Heer weg. Dat was genoeg. We
lezen overigens ook niets over plaatsvervangend belijden van zonden. In de geschiedenis van Israel zien we dat elke
generatie werd verdrukt vanwege hun eigen afgoderij en nooit alleen vanwege
de afgoderij van hun vaderen. Nergens zien we dat er een generatie is die de
Here dient en die toch verdrukt wordt omdat ze nu eenmaal de kinderen of de
kleinkinderen waren van een generatie die wel afgoderij had bedreven. 2.
Lijden onder de gevolgen
van de zonden van anderen We zien geregeld dat mensen lijden onder de
gevolgen van de zonden van anderen. Op het natuurlijke vlak is dit zo. Als de vader van
een gezin een dronkaard is dan zullen de kinderen daar ongetwijfeld onder
lijden. De sfeer is slecht, er is armoede, er is vaak geweld. Al dat soort
zaken zal de kinderen beschadigen. We zien in de bijbel dat af en toe ook individuele
gelovigen, die zelf onschuldig zijn, lijden onder het oordeel van God. We
zien dat ze mee moeten lijden vanwege Gods straf over de zonden van het
collectief waar ze deel van uitmaken. In dat geval lijden de goeden met de
kwaden. God was daar overigens wel heel terughoudend in. Denk b.v. aan Sodom,
als er nog tien rechtvaardigen in Sodom waren geweest dan had God de stad
niet omgekeerd. Maar zelfs toen die tien rechtvaardigen er niet waren redde
God Lot nog. Let op de pleitgrond van Abraham. Wat hij zei
tegen God komt ongeveer op het volgende neer: "Als u Sodom omkeert
terwijl er nog rechtvaardige mensen leven die niet meedoen met de zonde, dan
straft u met de schuldige ook onschuldige mensen. U bent rechtvaardig daarom
kunt u dat niet doen". (Gen 18:23-26) Abraham had goed begrepen dat het
straffen van onschuldige mensen niet rechtvaardig is. God was het er mee eens
want hij hoorde naar Abrahams gebed. Maar ik wijs er opnieuw op: de aanhangers van de
generatievloek leer denken dat God onschuldige mensen (de kinderen) straft
voor de zondige daden van voorouders. Deze gedachte is in strijd met hoe God
zich in de gehele bijbel heeft geopenbaard. Een God die dat doet kan in ieder
geval niet dezelfde zijn als de God van Abraham. Een voorbeeld van individuele gelovigen die leden onder
de gevolgen van het zondigen van het collectief zijn Kaleb en Jozua. Zij
moesten vanwege de zonde en het ongeloof van hun tijdgenoten veertig jaar
wachten voordat ze het beloofde land binnen konden gaan. Iets dergelijks is ook bij Daniel het geval. Hij
was in Babel vanwege de zonden van een eerdere generatie. Maar ook al zat
Daniel in Babel vanwege de zonden van het collectief, in dit geval van vorige
generaties van Israëlieten, er rustte bepaald geen vloek op zijn
persoonlijk leven. Daniel werd niet "bezocht" vanwege de zonden van
het geheel. God was niet toornig op Daniel, integendeel. We lezen nergens dat op Daniel een generatievloek
zou rusten en dat hij deze vloek van God heeft verbroken. Ook lezen we
nergens dat hij een vloek, die op het gehele volk zou rusten, heeft
verbroken. 3.
Er is geen spoor van
generatievloeken te vinden in de bevrijdingsbediening en het onderwijs van de
Here Jezus en de apostel Paulus In de tijd van de omwandeling van de Here Jezus op
aarde en tijdens het optreden van de apostel Paulus moeten er volgens de
theorie van de generatievloeken vele mensen zijn geweest die onder zulke
vloeken leden. Toch hebben noch de Here Jezus noch de apostelen hier over
gesproken. Ook in de beschrijving van de bevrijdingsbediening
van de Here Jezus en de apostelen komen we het verbreken van generatievloeken
niet tegen. Er worden mensen bevrijd van directe occulte belasting. Mensen
hebben een boze geest, ze zijn gebonden, ze zijn overweldigd door boze
geesten en daar worden ze van verlost. Het gaat niet om vloeken maar om
demonische verdrukking. Nergens is er sprake van het verbreken van door God
opgelegde generatievloeken. Overigens ook niet van occulte vloeken of
zelfvervloekingen. Dit laatste, de zelfvervloekingen - (als je
negatief over jezelf spreekt dan, zo leert men, brengt dat een vloek over je
leven) - is, net als de generatievloeken, een uitvinding van de
charismatische leraren uit de word-faith richting,
zonder enige basis in de bijbel. (Voor meer informatie over dit laatste, klik
hier.) 4.
Maar hoe zit het dan met
Galaten 3:13? In dit vers staat toch dat Christus ons heeft
vrijgekocht van de vloek der wet. "Christus heeft ons vrijgekocht van
de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat
geschreven:Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt." (Galaten 3:13) Deze tekst staat in een bepaald verband. Het
bijbelgedeelte waarin dit vers staat gaat over de weg tot behoud. Het gaat
daar over de manier waarop wij behouden moeten worden. Er worden twee wegen
tegenover elkaar gesteld. De eerste manier om door God rechtvaardig te worden
verklaard is door je altijd aan de wet van God te houden. De andere manier is
dat God je rechtvaardig verklaart vanwege je geloof in Jezus Christus. Paulus
legt uit dat het onmogelijk is om door altijd Gods wet te onderhouden
behouden te worden. Dat lukt niemand. Deze weg leidt tot vervloeking. Want
God heeft gezegd: "Vervloekt is een ieder die zich
niet houdt aan alles wat er geschreven is in het boek der wet, om dat te
doen." (Galaten 3:10) Dit is 'de vloek der wet' waar Jezus ons van heeft
vrijgekocht. We hebben allemaal gezondigd en daarom geldt deze vervloeking
ook ons. Maar Jezus heeft ons van deze vloek vrijgekocht. Voor alle mensen die proberen om door eigen
inspanning rechtvaardig te worden geldt het woord van Paulus: "Want allen die het van werken der wet verwachten,
liggen onder de vloek, want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder die
zich niet houdt aan alles wat er geschreven is in het boek der wet om dat te
doen." (Galaten 3:10) Het gaat in Galaten 3:10 niet om generatievloeken.
Het gaat ook niet om zelfvervloekingen of om vervloekingen van occultisten.
Het gaat ook niet om de vloek die op de schepping ligt (Gen. 3:17, Rom.
8:19-21). En het gaat evenmin om de vloeken die in de verbondsvloek van de
wet van Mozes staan (Deut. 28). In de verbondsvloek en de verbondszegen van
de wet van Mozes gaat het immers uitsluitend om tijdelijke aardse
zegeningen of vloeken en niet om eeuwig leven of verloren gaan. Het gaat in
Galaten 3:10 om de vloek van verloren te gaan. "Gaat
weg van mij gij vervloekten, naar het eeuwige vuur dat voor de duivel en zijn
engelen bereid is." (Matth. 25:41) Er wordt over de vloek (enkelvoud) gesproken en
niet over vloeken (meervoud). 5.
Plaatsvervangend belijden? Onderdeel van de charismatische generatievloek
leer is ook het zogenaamde plaatsvervangend belijden. Om onder een
generatievloek uit te komen moeten we allereerst ontdekken wat de zonde van
onze voorouders was. We moeten ontdekken wat precies de zonde van onze
voorouders was die de vloek waaronder we lijden heeft veroorzaakt. Vervolgens
moeten wij deze zonde belijden alsof wij die ook zelf gedaan hebben, ook al
hebben we deze zonden zelf niet bedreven. Van een dergelijk plaatsvervangend belijden is
geen spoor in het Nieuwe Testament te vinden. We zien het niet gebeuren, het
wordt niet voorgeschreven, er is zelfs geen enkele aanwijzing in die richting.
Paulus voelde zich, ook na zijn bekering, een
onderdeel van het natuurlijke volk Israel. Hij had een voortdurende smart om
hun ongeloof (Rom. 9:2), hij bad voortdurend om hun behoud (Rom. 10:1), maar
nergens lezen we dat hij plaatsvervangend de zonde van “het door Israel
verwerpen van Jezus” heeft beleden. In een poging om het plaatsvervangend bidden
bijbels te rechtvaardigen als instrument voor het verbreken van vloeken
wijst men wel op twee gedeelten in het Oude Testament. Het gaat om de
bijbelgedeelten waar Daniel en Nehemia voorbede deden voor Israel. Zij baden
voor het volk en bij hun voorbede vereenzelvigden zij zich met het volk. Dat was simpelweg een kwestie van nederigheid. Wat
ze deden is zich voor God verootmoedigen. Ze erkenden dat het volk terecht
gestraft was, dat ze niets te klagen hadden en dat God rechtvaardig was in
zijn oordelen over het volk. In ootmoed beleden ze, als deel van het
collectief, de schuld. Er staat echter niet dat God daarom (vanwege dit
plaatsvervangend bidden) de ballingschap van het volk heeft opgeheven. En er
staat al helemaal niet dat Nehemia en Daniel daardoor een vloek die op het
volk zou rusten hebben verbroken. God was al van plan om het volk Israel na
zeventig jaar ballingschap terug te brengen. Dat had hij via de profeet
Jeremia voorzegd. Daniel las dat en op grond daarvan pleitte hij bij God voor
de terugkeer van het volk. In zijn gebed gebruikte hij verschillende
pleitgronden. Maar nergens zien we hem een generatievloek verbreken. In de tijd dat het boek Nehemia zich afspeelde was
een deel van het volk uit Ballingschap teruggekeerd. God had de belofte van
terugkeer die Hij door de profeet Jeremia had gegeven uitgevoerd. Het was niet genoeg dat een deel van het
volk was teruggekeerd, in Gods plan moest Jeruzalem hersteld worden en daar
gebruikte Hij Nehemia voor. Nehemia hoorde van de moeilijke omstandigheden
waarin het teruggekeerde volk verkeerde. Daarom vatte hij het plan op om de
muur van Jeruzalem te herbouwen en bad hij tot God. In zijn gebed
vereenzelvigde hij zich met het volk, en beleed de collectieve schuld. Er
staat niet dat daardoor een vloek werd verbroken of dat juist vanwege deze
daad van Nehemia God het gebed van Nehemia heeft verhoord. Het gaat veel te ver om op deze twee voorbeelden
uit het Oude Testament een volledige leer te bouwen. Temeer daar er in het
Nieuwe Testament geen spoor van is te vinden. 6.
Hoe zit het dan met
allerlei ervaringen? Hoe zit het dan met de getuigenissen van mensen
die beweren dat "het" werkt. De bewering dat door plaatsvervangend
belijden en het verbreken van de vloek er bevrijding volgde. Tegenover de mooie verhalen staan de getuigenissen
van mensen die door deze leer in grote kramp zijn gekomen. Deze mensen hebben
me persoonlijk hun verhaal verteld. Ook in mijn eigen omgeving ben ik de
schadelijke gevolgen tegengekomen. Niet ervaringen behoren beslissend te zijn, het
woord van God moet het laatste en beslissende woord hebben, ook in deze
kwestie. 8. Hoe
moeten we tegen die ervaringen aankijken? Men wijst er soms op dat in sommige families
bepaalde zonden van de ene generatie op de andere overgaan. Het eerste waar ik op wil wijzen is dat het hier niet om een generatievloek gaat. Het
gaat hier om het overerven en overnemen van bepaalde zonden. Hoe is te verklaren dat in bepaalde families
bepaalde zonden, b.v. drift, telkens weer voorkomen. Van de ene generatie op
de andere? Aangeleerd gedrag Hierboven is er opgewezen dat slecht gedrag voor
een deel wordt aangeleerd, de bijbel zegt "zo priester zo volk". Zo
vader zo kinderen. De kinderen gedragen zich vaak naar het voorbeeld dat de
ouders hebben gegeven. Vooral omdat slecht gedrag aansluit bij de zondige
begeerten van het menselijk hart. De zoon van een tirannieke vader heeft
grote kans dat hij zich later op dezelfde manier gaat gedragen. Genetisch bepaald Ons karakter is voor een groot deel genetisch
bepaald. Vandaar dat het karakter van de kinderen vaak op dat van één van de
ouders lijkt. Het ene karakter is meer vatbaar voor bepaalde
zonden dan het andere. Het ene karakter reageert op frustratie vooral met
drift en boosheid, terwijl het andere meer met zelfmedelijden en gemopper
reageert. Ik ken mensen die zo'n gelijkmatig karakter hebben
dat ze nauwelijks last van emoties als angst en zorg hebben, zeker niet sinds
ze christen geworden zijn. Vanwege hun karakter zijn ze niet zo vatbaar voor
deze zonden en zwakheden. Maar hun karakter maakt hen weer speciaal kwetsbaar
voor andere zonden. Zonder er dogmatisch over te zijn, want de bijbel
is er niet duidelijk over, lijken de ervaringen met de zielzorg er op te
wijzen dat het wel mogelijk is dat een occulte belasting (het hebben van een
boze geest) kan worden overgedragen via de geslachten. Hier bestaat een brede
consensus over tussen zielzorgers uit allerlei achtergrond. Dat is echter wat anders dan een vloek. Occulte
belasting is geen straf maar een gevolg. Mensen bij wie de occulte belasting
van voorouders op hen overgaat lijden onder de gevolgen van de occulte zonden
van de ouders of grootouders. In het geval van overdracht van een occulte
belasting moet dat herkenbaar zijn, doordat de tekenen van occulte belasting
zowel bij de vader als bij de zoon aanwezig zijn. Er moet dan geen vloek verbroken
worden. Het enige dat nodig is dat zowel vader en zoon zich tot Jezus bekeren
waarna de boze geesten uitgedreven kunnen worden in de naam van Jezus. De
zoon hoeft de zonden van de vader (die de daadwerkelijke occulte zonde heeft
bedreven) niet te belijden. Dat wordt nergens in de bijbel voorgeschreven. Achter de afgod zitten demonen. Afgoderij brengt
in direct contact, in gemeenschap, met boze geesten. Hetzelfde geldt voor
occulte zonden als waarzeggerij, spiritisme en tovenarij. Deze dingen leiden
vaak tot gebondenheid en bezetenheid. Als mensen uit zo'n achtergrond tot
bekering komen dan is het vaak wel verstandig om te bidden om bevrijding van
alle occulte belasting, tegelijk met een openlijke breuk met het heidendom,
b.v. door het neerhalen en verbranden van het familiealtaar. 7.
Samenvatting en conclusie Het gehele idee van generatievloeken is niet op de
bijbel te baseren. Het is direct in strijd met wat Gods woord in b.v.
Ezechiel 18 leert, namelijk dat een zoon niet de ongerechtigheid van zijn
vader zal dragen. De generatievloeken zijn ook niet terug te vinden in het
onderwijs van de Here Jezus en de apostelen. We lezen nergens dat vloeken
werden verbroken, we lezen nergens dat
mensen werden vrijgesproken van vloeken. De enige tekst die steun lijkt te
verlenen aan de leer over generatievloeken is de tekst die onderdeel is van
het tweede van de tien geboden. Het woord vloek wordt daar niet gebruikt. Er
is sprake van bezoeking, het gaat om God die straffend handelt (die bezoekt).
In de geschiedenis van het volk Israel kunnen we zien wat het betekent dat
God de ongerechtigheden der vaderen bezoekt aan de kinderen. De zonde wordt
via de geslachten doorgegeven, van vader op kind, en daarom volgt het oordeel
van God ook door de geslachten. Het gaat om mensen die het tweede gebod
overtreden, die zich overgeven aan afgoderij, die de Here haten. Er is noch in het Oude Testament, noch in het
Nieuwe Testament ook maar één voorbeeld te vinden van mensen die oprecht
probeerden God te dienen en lief te hebben terwijl ze tegelijkertijd door God
bezocht (gestraft) werden voor zonden die hun vaderen hadden gedaan. De leer over de generatievloeken is een ernstige
en gevaarlijke dwaling afkomstig uit de charismatische beweging. Het is een
onderdeel van een uitgebreidere 'vloek en zegen' leer. Voor een nadere
bespreking van deze valse “vloek en zegen” leer verwijs ik naar de toetsing
van het boek van Derek Prince "Vloek of zegen".
-------------------------------------------------------------- Bijlage A. Matthew Henry
over Exodus 20:5,6 The reasons to enforce this prohibition which are, (1) Gods’ jealousy in matters of
his worship: “I the Lord Jehovah, and thy God, am a jealous God, especially
in things of this nature” (2) The punishment of idolators.
God looks upon them as haters of him. He will visit it upon the children. Nor
is it an unrighteous thing with God (if the parents died in their iniquity, and the children tread in
their steps, and keep up false worships, because they received
them by tradition from the fathers), when the measure is full, and God comes
by his judgements to reckon with them. Though He
bear long with an idolatrous people, he will not bear always, but by the
fourth generation, at furthest, he will begin to visit. (Uit
Matthew Henry’s commentary op Exodus 20:5 en 6) De
onderstreping is van mij. |