De Heerbaan der Heiligheid (4)

 

De eenvoud van het christelijk overwinningsleven

Eén van de dingen, die wij moeten leren, indien wij het christelijke overwinningsleven willen leiden is de volko­men eenvoud ervan. Hoe ingewikkeld hebben we het ge­maakt! Dikke boeken zijn er over geschreven, allerlei “technische” uitdrukkingen worden gebruikt; men ver­telt ons dat het geheim in het één of ander ligt, enzovoort. Maar voor de meesten van ons is het zó ingewikkeld, dat, hoewel wij het in theorie weten, wij niet in staat zijn het­geen wij weten in verband te brengen met de praktijk van ons dagelijks leven. Teneinde de zeer eenvoudige waar­heden, die wij besproken hebben, nog duidelijker te ma­ken, willen wij ze in dit hoofdstuk alle in beeldvorm gieten.

Het beeld van de verheven weg

Een allesomvattend beeld van het overwinningsleven, dat velen van ons kennen, is het beeld van de verheven baan in Jesaja 35:8. “En daar zal een verheven baan en een weg zijn, die de heilige weg genoemd zal worden”.

Het beeld is dat van een weg, aangelegd vanuit het omringende moeras, de wereld. Hoewel de weg smal is en bergopwaarts leidt is het voor niemand van ons te moeilijk er op te wan­delen, want “die deze weg bewandelen, zelfs dwazen, zul­len niet dwalen”. Hoewel er veel gevaren zijn, indien we van de weg afraken, we zijn veilig zolang we op de ver­heven baan blijven, want “er zal geen leeuw zijn en geen verscheurend gedierte zal daarop komen”. Slechts één soort mensen wordt ervan uitgesloten deze weg te bewan­delen en dat zijn de onreinen. De onreine zal er niet doorgaan”. Dit omvat niet alleen de zondaar, die Christus nog niet als zijn Heiland kent, maar ook de christen, die Hem wel kent en toch voortleeft in onbeleden en onge­reinigde zonde.

De enige weg, waarlangs we de verheven baan kunnen be­reiken, voort over een donkere, onaanlokkelijke keuvel­de heuvel Golgotha. Het is een heuvel, die we op handen en knieën moeten beklimmen ‑ vooral op onze knieën. In­dien wij met ons tegenwoordig leven als christenen tevre­den zijn, indien wij niet met een ernstige begeerte er naar hunkeren om op de verheven baan te komen, zullen wij nooit op onze knieën komen, en dan ook nooit de heuvel beklimmen. Maar wanneer wij onvoldaan en hunkerend zijn, zullen we merken, dat we klimmende zijn. Doe het niet overhaast. Laat God werkelijk het verlangen in u doen ontwaken naar de verheven baan; laat u door Hem werke­lijk aandrijven om in verlangend gebed op de knieën te komen. Louter nieuwsgierigen zullen het niet ver brengen. Gij zult Mij vinden, indien Gij Mij met uw gehele hart zult zoeken” (Jer. 29:13).

Een lage deur

Boven op de heuvel staat ‑ om de toegang naar de ver­heven baan te bewaken - het kruis, naakt en onverbidde­lijk. Daar staat het scheiding makend in de tijd en tussen de mensen. Aan de voet van het kruis bevindt zich een lage deur, zó laag, dat men moet bukken en erdoor kruipen om aan de andere kant te komen. Het is de enige toegang tot de verheven baan. Daar moeten we doorhen, indien wij vooruit willen komen op onze weg.

Deze deur wordt de “Deur der Verbrokenen” genoemd. Alleen de verbrokenen kunnen de verheven baan betraden. Verbroken zijn betekent: “niet ik, maar Christus”. In ieder van ons woont een trots, hardnekkig “Ik”. De hardnekkigheid begon in de Hof van Eden, toen Adam en Eva, die altijd hun hoofd in overgave aan Gods wil gebogen hadden, hun nek ver­hardden, een weg zochten om onafhankelijk te worden en probeerden “als God” te zijn. De gehele Bijbel door be­schuldigt God Zijn volk van dezelfde hardnekkigheid en die komt ook bij ons tot uiting. We zijn hard en halsstarrig.

We zijn overgevoelig en snel beledigd. We worden prikkel­baar, afgunstig en kritisch. We voelen ons beledigd en zijn niet geneigd om te vergeven. Wij strijden in eigen kracht en trachten door onze eigen inspanning te doen wat aan God moet worden overgelaten. We geven toe aan onze begeerten ‑ en hoe vaak kan dat niet tot onreinheid leiden! Al deze dingen en nog veel meer komen voort uit dat trotse “ik” van binnen. Indien in plaats daarvan ons hart met Christus was vervuld, dan zouden wij niet op dergelijke wijze reageren. Voor we de verheven baan kunnen betre­den, moet God dat hardnekkige “ik” buigen en breken, zodat in plaats daarvan Christus regeert.

Verbroken te zijn betekent geen rechten te hebben ten opzichte van God en mensen. Het betekent niet uitsluitend de overgave van mijn rechten aan Hem, maar eerder de erkenning, dat ik die niet heb, en alleen de hel verdien. Het betekent niets te zijn en niets te bezitten, dat ik het mijne kan noemen, hetzij tijd of geld, bezittingen of positie.

Ten einde onze wil om te buigen naar de Zijne brengt God ons naar de voet van het kruis en laat ons daar zien, wat de werkelijke verbrokenheid is. Wij zien die gewonde han­den en voeten, dat liefdevolle gelaat, met doornen ge­kroond, en we zien de volkomen verbrokenheid van de Ene, die zei: “Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede”, toen Hij de bittere beker der zonde tot de bodem toe leegdronk: De manier om verbroken te worden is dus op Hem te zien en te beseffen, dat het onze zonde was, die Hem daar vast­nagelde! Wanneer wij dan de liefde en verbrokenheid van Hem, die in onze plaats stierf, zien, zal ons hart op onver­klaarbare wijze milder worden en we zullen verlangen voor Hem verbroken te worden, en we zullen bidden:

O, van mijzelf verlost te zijn,

Van ‘t eigen ik gans vrij!

O, dat het niet meer zij “ikzelf”,

Maar “Christus leeft in mij”.

En er zijn er onder ons, die gemerkt hebben, dat God geen gebed spoediger verhoort dan het gebed om door Hem verbroken te worden.

Een voortdurende keuze

Maar laten wij ons toch vooral niet verbeelden, dat wij slechts eenmaal, wanneer wij de deur doorgaan, verbroken moeten worden. Daarna zullen we steeds weer moeten kiezen. God oefent drang op ons uit, maar wij moeten zelf kiezen. Indien iemand ons kwetst of kleineert, staan we direct voor de keus om de geringschatting te aanvaarden als een genademiddel, waardoor wij nog dieper vernederd worden, of om ons weer hardnekkig te verzetten, hetgeen stellig de vrede in ons hart zal verstoren. De gehele dag door zal onze verbrokenheid op de proef gesteld worden en het heeft geen zin verbrokenheid voor God voor te wenden indien wij niet verbroken zijn tegenover hen, die ons omringen.

God beproeft ons bijna altijd door middel van andere mensen. Voor christenen bestaan geen “tweede oorzaken”. Gods wil blijkt uit Zijn voorzienig bestel en in Zijn bestel zijn zo vaak andere mensen begrepen, die me­nigmaal beslag op ons leggen. Indien u bemerkt op een ogenblik niet verbroken te zijn is de enige weg opnieuw naar Golgotha te gaan en op Christus als voor u verbroken het oog te richten en u zult er vandaan komen met de be­reidheid om voor Hem verbroken te worden.

Boven “de deur der verbrokenen” is het kostbaar bloed van de Heer Jezus gesprenkeld. Wanneer wij ons bukken om er door te kruipen, reinigt het bloed van alle zonde. Want we moeten niet alleen bukken om er door te komen, maar we moeten ook rein zijn, want alleen de reinen kunnen de verheven baan bewandelen. Misschien hebt u de Heer Jezus nooit als uw Redder gekend, misschien kent u Hem al jaren, maar in beide gevallen bent u verontreinigd door de zonde, zonden zoals hoogmoed, afgunst, wrok, onrein­heid, enz. Indien u ze alle in de hand wilt stellen van Hem, Die ze alle droeg op het kruis, dan zal Hij u weer toefluisteren, wat Hij eens aan het kruis heeft uitgeroepen: “Het is volbracht’, en uw hart zal gereinigd worden, wit­ter dan sneeuw.

De gave van Zijn volheid

Op deze wijze bereiken wij de verheven baan. Daar ligt zij voor ons badend in licht, een smalle weg, die omhoog voert naar het Hemels Jeruzalem. Aan beide zijden gaat de berm van de weg ongemerkt over in dikke duisternis. Wel baant de duisternis zich een weg tot vlak bij de kanten van de weg, maar op de verheven baan zelf is alles licht. Ach­ter ons staat het kruis, niet meer duister en afschrikwek­kend, maar stralend en glanzend, en we zien Jezus niet meer daaraan uitgestrekt. maar we zien Hem wandelen op de verheven baan, overvloeiend van opstandingsleven. In Zijn handen draagt Hij een kruik, gevuld met het Water des Levens. Hij komt rechtstreeks naar ons toe en vraagt ons Hem ons hart te tonen en wij bieden Hem ons ledig hart aan, precies zoals wij Hem een beker zouden overhan­digen.

Hij kijkt er in - een pijnlijk onderzoek ‑ en waar Hij ziet, dat we het door Zijn bloed hebben laten reinigen, vult Hij het met Water des Levens. Zo vervolgen wij onze weg met blijdschap, God prijzende en overvloeiende van Zijn nieuwe leven. Dat is opwekking, als u en ik voortdu­rend vervuld zijn met de Heilige Geest, met liefde voor anderen en met bezorgdheid over hun behoud.

Geen wors­telen of wachten, maar eenvoudig met elke zonde tot Hem gaan om die in Zijn bloed te laten reinigen, terwijl we uit Zijn handen de vrije gift van Zijn Volheid aanvaarden en Hem zo de gelegenheid geven door ons te werken. Wan­neer wij met Hem onze weg gaan, is Hij steeds daar om ons voortdurend te vervullen, zodat onze beker altijd door overvloeiende is.

Zo bestaat ons verder leven als christen uit niets anders dan de heilige weg te bewandelen met overvloeiende har­ten waarbij wij voortdurend het hoofd buigen voor Zijn wil, steeds vertrouwend op het reinigende bloed, en leven als volkomen één met Jezus. Zo’n leven gaat niet gepaard met jagen naar of wachten op ervaringen van ons gevoel. Het is heel eenvoudig elke dag het leven te leden, dat naar Gods wil is. Dat is ware heiligheid.

Van de heerbaan af

Maar wij kunnen ‑ en dat gebeurt wel eens ‑ van de ver­heven baan afglijden omdat zij zo smal is. Een stapje opzij en we zijn van het pad af en bevinden ons in de duisternis. Het komt altijd doordat er in één of ander opzicht iets aan onze gehoorzaamheid ontbreekt, of doordat we niet zwak genoeg willen zijn om God alles te laten doen.

Satan bevindt zich altijd naast de weg en roept ons toe, maar hij kan ons niet aanraken. Maar door te handelen naar onze wil kunnen we gehoor geven aan zijn stem. Dit is het be­gin van de zonde en een zich van Jezus afwenden. Soms zijn wij koppig tegen de één of ander, soms tegen God zelf. Soms doen jaloersheid en wrok een aanval op ons. Soms trachten we in eigen kracht te strijden zonder op God te vertrouwen. Onmiddellijk staan we dan terzijde van de weg, want niets dat onrein is, kan de verheven baan be­wandelen. Onze beker is onrein geworden en vloeit niet meer over en we verliezen de vrede Gods. Indien wij niet direct naar de verheven baan terugkeren, zullen we nog verder afzakken.

We moeten terug, maar hoe? Het eerste, wat we moeten doen is God te vragen ons te laten zien, waardoor wij afgegleden zijn, en Hij zal dat doen, hoewel het Hem vaak tijd kost het ons te laten zien. Wellicht heeft iemand het mij lastig gemaakt en ik werd verbitterd. God wil, dat ik inzie dat het niet aankomt op hetgeen iemand mij aandeed, maar hoe ik daarop reageerde. Indien ik verbroken was, zou ik niet zo verbitterd zijn geweest.

Als ik dan met verlangen terugblik naar de verheven baan, zie ik de Heer Jezus weer en ik zie hoe afschuwelijk het is om geërgerd te worden en dat Hij stierf om mij van prik­kelbaarheid te verlossen.

Wanneer ik op handen en knieën naar de verheven baan terugkruip, .kom ik opnieuw tot Hem om door Zijn bloed gereinigd te voorden. Jezus wacht daar om mijn beker tot overvloedens toe te vullen. Halle­luja! Het doet er niet toe waar u de verheven baan ver­laat; u zult altijd bemerken; dat Hij u toeroept terug te komen en weer verbroken te worden en het bloed zal daar altijd zijn om u te reinigen. Dit is het grote geheim van de verheven baan: weten, wat te doen wanneer we de zonde toegang hebben verschaft.

Het geheim bestaat hier­in, dat we altijd met de zonde naar het kruis gaan, daar de verdorvenheid er van zien, ze voor God belijden en voor weggedaan houden door het reinigende bloed van Jezus.

De ware toetssteen als wij de verheven baan bewandelen zal dus steeds zijn: Is onze beker overvloeiende? Hebben we de vrede Gods in ons hart? Hebben we liefde en be­langstelling voor anderen? Deze dingen vormen de baro­meter van de verheven baan. Wanneer zij niet in orde zijn, dan is de zonde ergens binnengeslopen ‑ medelijden met onszelf, zelfzucht, genotzucht in gedachten of daad, over­gevoeligheid, lichtgeraaktheid, zelfverdediging, strijden in eigen kracht, verlegenheid, schuwheid, terughoudendheid, bezorgdheid, vrees, enz.

Onze omgang  met anderen

Iets belangrijks van deze verheven baan, dat nog niet ge­noemd werd, is, dat we ze niet alleen bewandelen. Ande­ren vergezellen ons daarop. De Heer Jezus is er natuurlijk. Maar er zijn ook medereizigers en de regel is, dat gemeen­schap met hen even belangrijk is als gemeenschap met Jezus. Deze twee houden zelfs nauw verband met elkaar.

Onze verhouding tot de broeders en tot God is van dien aard dat als er aan de één iets hapert ook de andere daar­door wordt geschaad. Alle dingen, zoals ongeduld, terug­houdendheid of naijver, die zich tussen ons en een ander plaatsen, komen dan ook tussen ons en God. Deze hinder­palen zijn soms niet meer dan sluiers, waar we nog enigs­zins doorheen kunnen zien. Maar, indien ze niet onmiddel­lijk worden verwijderd, worden ze zo dik als dekens en tenslotte zijn het stenen muren, en zijn we zowel van God als van onze broeders afgesloten, en alleen met onszelf opgesloten. Het is duidelijk, waarom tussen beide verhou­dingen zo’n nauw verband wel moet bestaan. “God is lief­de”, dat is liefde jegens anderen, en zodra wij te kort schieten in liefde jegens een ander, stellen wij ons buiten gemeenschap met God, want God heeft die ander lief, ook als wij hem niet liefhebben.

Maar wat nog erger is ‑ zulke zonden,brengen ons er altijd toe “in de duisternis te wandelen”, d.w.z. dat wij bedekken en verbergen, wie we werkelijk zijn of wat we werkelijk gevoelen. Dat is altijd de betekenis van “duisternis” in de Schrift, want zoals het licht openbaar maakt, verbergt de duisternis. De eerste uitwerking van de zonde in ons is, dat we ons anders voordoen dan we zijn, hetgeen ten ge­volge heeft dat we doen alsof, we dragen een masker en zijn niet oprecht tegenover God of de mensen. En uiter­aard kan God noch een mens gemeenschap hebben met iemand die niet oprecht is.

De terugkeer naar de gemeenschap met de Heer Jezus zal ons ook weer in gemeenschap brengen met onze broeder. Alle liefdeloosheid moet als zonde erkend en als zodanig beleden worden opdat het door het bloed van de Heer Je­zus bedekt wordt, eerst dan kan het ook met onze broeder weer in orde komen. Wanneer we op deze wijze tot de Heer Jezus terugkeren, zullen we bemerken, dat Zijn liefde jegens onze broeders ons hart vervult en daarvan uitdrukking wenst te geven door onze daden. Dan zullen we weer in gemeenschap met elkander wandelen.

Dit is dus het leven van de verheven baan. Het is geen nieuwe leer waarover we ons moeten verbazen. Het is niet iets nieuws, dat we moeten prediken. Het is in ‘t geheel niet opzienbarend. Het is eenvoudig een leven, dat we elke dag leven in welke omstandigheden de Heer Jezus ons ook geplaatst heeft. Het is niet in tegenspraak met wat we wellicht gelezen of gehoord hebben over het leven van de christen. Het doet niet anders dan de grote waarheden van de heiligmaking in eenvoudige beeldspraak weerge­ven. Als we van nu af aan zo beginnen te leven zal dit een opwekking in ons leven betekenen en het volharden daarin zal een voortdurende opwekking zijn. Opwekking is niet anders dan dat u en ik in volkomen eenheid met de Heer Jezus en elkander gezamenlijk de Heilige Weg bewande­len, terwijl onze beker voortdurend gereinigd wordt en overvloeit van het leven en de liefde van God.

 

Naar het volgende hoofdstuk

Naar het vorige hoofdstuk

Naar de pagina over opwekking en verdieping in ons geestelijk leven

HOME