(1) Verbrokenheid 

 

Het leven van de Here Jezus in ons uitgestort

 

Wij wensen ons onderwerp over opwekking op zeer een­voudige wijze te behandelen.

Opwekking is niets anders dan dat het leven van de Heer Jezus in ons hart is uitge­stort. Jezus overwint altijd. In de hemel wordt Hij voort­durend geprezen om Zijn overwinning. Welke ervaring van mislukking of dor geestelijk leven wij ook mogen heb­ben, Hij wordt nooit verslagen. Zijn macht kent geen grenzen.

 

In de juiste verhouding tot Hem komen

En wat ons betreft, wij behoeven slechts in de juiste verhouding ten opzichte van Hem te komen, om te zien dat Zijn kracht in ons hart, in ons leven en in onze dienst openbaar wordt, en Zijn overwinningsleven zal ons vervullen, en door ons overvloeien naar anderen. Dat is het wezen van de opwekking.

 

Verbrokenheid, onze wil aan Zijn wil onderworpen

Om echter in deze juiste verhouding tot Hem te kunnen komen, is het eerste, wat we moeten leren, dat onze wil aan Zijn wil onderworpen moet zijn. Verbrokenheid van geest is het begin van opwekking. Het is pijnlijk en ver­nederend, maar het is de enige weg. Het is “Niet ik, maar Christus” (Gal. 2:20) en een “C” is een omgebogen “I”. De Heer Jezus kan niet volkomen in ons leven, en zich door ons openbaren, tenzij het trotse “ik” binnenin ons verbroken wordt.

 Dat betekent eenvoudig dat ons harde, onbuigzame ik, dat zichzelf rechtvaardigt, zijn eigen zin wil doen, zijn rechten handhaaft en eigen eer zoekt, ten­slotte het hoofd buigt voor Gods wil, ongelijk bekent, zich geheel overgeeft aan Jezus, zijn rechten opgeeft en afstand doet van eigen eer ‑ opdat de Heer Jezus alles zal kunnen bezitten en alles zal zijn. Met andere woorden het is ster­ven aan onszelf en aan de verkeerde houding, die wij aangenomen hebben.

Wanneer we ons leven als christen eerlijk beschouwen, kunnen we zien hoeveel van dit eigen ik er in ieder van ons te vinden is. Het is zo vaak het eigen ik, dat probeert te leven als christen (het feit alleen al, dat we het woord “proberen” gebruiken, duidt aan dat het eigen ik de verantwoordelijkheid draagt).

Het is ook vaak het eigen ik, dat christelijke arbeid verricht. Het is altijd ons eigen ik, dat geprikkeld, afgunstig, geraakt, en kritisch wordt. Het is het “ik” dat hard en onbuigzaam is tegenover anderen. Het is het “ik” dat verlegen, teruggetrokken en terughou­dend is. Geen wonder dat we verbroken moeten worden.

Zolang het “ik” in ons leven de overhand heeft kan God weinig met ons aanvangen, want de vrucht des Geestes opgesomd in Galaten 5, waarmee God zo zeer ons leven wil vervullen, is volkomen tegengesteld aan de harde, on­gebroken geest binnenin ons en veronderstelt dat ons eigen ik gekruisigd is.

 

God die overtuigt en wij die reageren. Verharden of het hoofd buigen

Verbroken te worden is zowel Gods werk als het onze. Hij laat ons zijn druk gevoelen, maar wij moeten kiezen. Indien we werkelijk overtuigd willen worden wanneer wij gemeenschap met God zoeken (en bereidheid tot het doen van Gods wil is de voornaamste voorwaarde voor gemeen­schap met God) dan zal God ons die uitingen van het trotse, harde ik, die Hem leed doen, laten zien.

Op dat ogenblik kunnen we onze nek verharden en weigeren ons te bekeren, óf we kunnen het hoofd buigen, en zeggen, “Ja, Heer”.

Verbrokenheid, die dagelijks ervaren wordt, is niets anders dan het antwoord van een nederig hart op de overtuiging, die God heeft gegeven. Naarmate deze overtuiging blijft, moeten we eveneens voortdurend ver­broken worden. Dit kan ons zeer veel kosten, als we inzien hoe vele rechten en eigen belangen daarbij moeten worden opgegeven, en hoe nodig het soms zal zijn onze schuld te belijden.

 

Verbroken door het zien op het kruis van Jezus

Daarom zullen we slechts verbroken worden als we komen bij het kruis van Jezus.

Dat Jezus bereid was om voor ons verbroken te worden is de dwingende reden voor ons om ook verbroken te worden.

We zien dat Hij, die in de gestalte Gods was, het niet als iets begeer­lijks rekende Gode gelijk te zijn, maar zich ontledigde en de gestalte van een dienstknecht aannam ‑ Dienstknecht van God, Dienaar van de mens. Wij zien, dat Hij geen eigen rechten, geen eigen huis, en geen eigen bezittingen wilde hebben, zich gewillig liet beschimpen en niet terug schold, zich gewillig liet vertreden, zonder zich te wreken of te verdedigen.

Boven dit alles zien wij Hem verbroken, wan­neer Hij deemoedig naar Golgotha gaat om daar de plaats van de zondaar in te nemen, door op het kruis onze zonden in zijn eigen lichaam te dragen.

In een treffend gedeelte van een profetische psalm zegt Hij: “Ik ben een worm, en geen man” (Psalm 22:7). Zij, die tropische landen hebben bezocht, verhalen ons, dat er een groot verschil is tussen een slang en een worm, wanneer men probeert hen te treffen. De slang schiet omhoog, sist en tracht zich te ver­weren ‑ een waar beeld van ons eigen ik. Maar een worm biedt geen weerstand, zij laat alles toe wat men met haar doen wil, men kan haar schoppen of vertrappen ‑ een beeld van echte verbrokenheid.

En Jezus was bereid om juist dat voor ons te worden ‑ een worm en geen man. En Hij deed dat, omdat Hij zag wie wij waren, wormen die alle rechten verbeurd hadden door onze zonde, en die alleen maar de hel verdienden.

En nu wekt Hij ons op om onze rechtmatige plaats als worm voor Hem en met Hem in te nemen. De gehele Bergrede met de leer van niet ver­gelden, vijanden liefhebben en onbaatzuchtig geven, neemt als uitgangspunt dat wij in die toestand verkeren. Maar alleen het zien van de Liefde die voor ons verbroken wilde worden kan ons dringen daartoe bereid te zijn.

“Heer, buig dit wederstrevend hart,

Maak het tot sterven toch bereid,

Nu ik Uw hoofd gebogen zie,

Gij die aan ‘t kruis gestorven zijt”.

 

Telkens voor de keuze

Sterven aan ons eigen ik is niet iets dat we voorgoed kunnen doen. Dat afsterven kan voor het eerst plaats hebben, wanneer God ons voor ‘t eerst deze dingen laat zien, maar daarna zal het steeds een gestadig sterven zijn, want alleen zo kan de Heer Jezus zich bij voortduring door ons openbaren (2 Cor. 4:11).

De gehele dag zullen we op talloze wijzen voor de keus komen te staan. Het zal betekenen: geen plannen, tijd, geld of genoegens voor ons­zelf. Het betekent een voortdurend zich geven aan hen die ons omringen, want dat is de maatstaf van onze over­gave aan God. Iedere vernedering, iedereen die ons last of ergernis veroorzaakt, wordt door God gebruikt om ons te breken, zodat het kanaal waardoor het leven van Chris­tus stroomt, in ons steeds dieper zal worden.

 

Het overwinningsleven

We zien, dat het enige leven, dat God behaagt, en dat een overwinningsleven kan zijn, Zijn leven is ‑ nooit ons leven, hoe ernstig we ook ons best doen. Maar daar ons leven, als wij geheel in onszelf opgaan, juist het tegengestelde van het Zijne is, kunnen we nooit met Zijn leven vervuld wor­den, tenzij we willen toelaten, dat God ons leven voort­durend naar de dood verwijst. En daartoe moeten wij be­wust medewerken door alleen te kiezen voor God.

 

 

Naar het volgende hoofdstuk

 

Naar de pagina over “Verdieping en Opwekking in het christelijk leven”

 

HOME