ࡱ > %` 0 bjbjNN . , , 0 $ D , Q | | | | | | | | $ h o r | | | | | | | p % _ z ! 0 Q p " | L 6 , * | | | | | | Q De grote verdrukking 1. Wat is de grote verdrukking volgens het Nieuwe Testament? Dit is de korte periode van verschrikkelijk oordelen, die onmiddellijk aan de komst van Christus in Zijn heerlijkheid voorafgaat, en die samenvalt met de regering van de antichrist. Jezus zei: Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Danil is gesproken, op de heilige plaats ziet staan (d.w.z. een wereldwijde verering van de antichrist) . . . dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook nooit meer wezen zal. Matth. 24:15, 19-21. Vlg. Luc. 25-36. Wij zullen zien dat de Openbaring nogal over deze sombere periode uitwijdt; ze gebruikt hiervoor dezelfde term grote verdrukking. Johannes heeft een visioen van een ontelbare schare van martelaren die voor de troon van God staan. En n van de oudsten antwoordde en zeide tot mij: Vanwaar zijn zij gekomen? . . . Dezen zijn het, die komen uit de grote verdrukking: en zij hebben hun gewaden gewassen en die wit gemaakt in het bloed des Lams, Openb. 7:13-14. De goddelozen komen door een verschrikkelijke vergelding aan hun einde: Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over, maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren . . . Want wij weten, wie gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden! En wederom: De Here zal zijn volk oordelen. Vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God. Hebr. 10:26-27, 30-31. II. De dag des Heren in het Oude Testament Met uitzondering van de Openbaring zijn het vooral de profeten van het Oude Testament die de periode van de eindoordelen, door hen de dag des Heren genoemd, het meest gedetailleerd beschrijven. Jesaja geeft op een aangrijpende manier de tegenstelling aan die er bestaat tussen de lange periode van geduld van God en de plotselinge uitbarsting van Zijn toorn: Sprekend over de Messias schrijft hij: . . . De Here heeft mij gezalfd . . . om uit te roepen een jaar van het welbehagen des Heren en een Dag der wrake van onze God. Toen Jezus in de synagoge van Nazareth dit woord las en het op zichzelf toepaste, stopte Hij in het midden van de zin, Luc. 4:17-19. Zijn eerste komst luidde immers het jaar van het welbehagen des Heren in, die nu bijna tweeduizend jaar heeft geduurd. Zijn heerlijke komst zal onmiddellijk voorafgegaan worden door de dag der wrake van God, die dan drie en een halfjaar zal duren. Zie, de Here zal komen met kracht en zijn arm zal heerschappij oefenen; zie, zijn loon is bij Hem en zijn vergelding gaat voor Hem uit. Jes. 40:10. Laten wij eens zien wat sommige profeten over de vergelding zeggen: Jesaja: Jammert, want de dag des Heren is nabij; hij komt als een verwoesting van de Almachtige . . . Zie, de dag des Heren komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen . . . Dan zal Ik aan de wereld het kwaad bezoeken en aan de goddelozen hun ongerechtigheid, en Ik zal de trots der overmoedigen doen ophouden en de hoogmoed der geweldenaars vernederen . . . Daarom zal Ik de hemel doen wankelen en de aarde zal bevend van haar plaats wijken door de verbolgenheid van de Here der Heerscharen, ten dage van zijn brandende toorn. 13:6,9,11,13, etc. Jeremia: Zie, een stormwind des Heren, gramschap vaart uit, een meesleurende storm! Op het hoofd der goddelozen zal hij neerkomen. De brandende toorn des Heren zal zich niet afwenden, totdat Hij de plannen van zijn hart volvoert en verwezenlijkt heeft; in het laatst der dagen zult gij dat inzien, 30:23-24. Ezechil: Zo zegt de Here Here: weeklaagt! . . . ach, die dag! Want nabij is de dag van de Here, een dag van wolken, het uur der volken zal het zijn, 30:2-3. Jol: Wee die dag, want nabij is de dag des Heren: als een verwoesting komt hij van de Almachtige . . . Dat alle inwoners des lands sidderen, want de dag des Heren komt. Want hij is nabij! Een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke duisternis . . . Want groot is de dag des Heren en zeer geducht! Wie zal hem verdragen? 1:15; 2: 1-2, 11. Amos: Wee hun, die verlangen naar de dag des Heren! Wat toch zal de dag des Heren voor u zijn? Duisternis is hij, en geen licht! . . . Duisternis zal immers de dag des Heren zijn en geen licht, ja donker en zonder glans. 5:18, 20. Zefanja: Nabij is de grote dag des Heren, nabij en hij nadert haastig . . . Dan zal ik de mensen benauwen, zodat zij gaan als blinden, want zij hebben tegen de Here gezondigd, en hun bloed zal worden uitgestort als stof en hun ingewand als drek. Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden op de dag van de verbolgenheid des Heren. Door het vuur van zijn naijver zal de ganse aarde verteerd worden, want vernietiging, ja, een verschrikkelijk einde zal Hij alle inwoners der aarde bereiden. 1:14-18. Maleachi: Want zie, de dag komt, brandend als een oven! Dan zullen alle overmoedigen en allen die goddeloosheid bedrijven, zijn als stoppels, en de dag die komt, zal hen in brand steken - zegt de Here der heerscharen -welke hun wortel noch tak zal overlaten. 4:1. Uit al deze vreselijke teksten spreekt duidelijk dat de wereld, zonder er erg in te hebben, voor een van de meest tragische ontknopingen staat. De woorden van de profeten, die het heil aankondigen, zijn letterlijk in vervulling gegaan; het is zeker dat alle andere evenzo vervuld zullen worden. III. de oordelen van de grote verdrukking Toen wij de tekenen van de wederkomst van Christus bestudeerden, zagen wij dat verscheidene van hen straffen zijn, die de mens door zijn grote zonde over zich haalt. Deze oordelen beginnen zich vandaag al gedeeltelijk af te tekenen. Maar tijdens de grote verdrukking zullen ze onvoorstelbaar ernstig worden. Laten wij eens zien wat de Schrift hierover zegt. We beperken ons soms tot het verwijzen naar de hierboven al geciteerde teksten. Allereerst nemen we Openbaring 6, waarin de oordelen van de grote verdrukking in dezelfde volgorde worden opgenoemd, zoals toen Jezus hen de tekenen van Zijn komst aankondigde (vgl. Matth. 24:5, 6-7a, 7b, 7c; Luc. 21:11: met Openb. 6:2-4, 5-6. 8b, 12a. 12b-14). 1. De antichrist Wanneer het Lam het eerste zegel opent, verschijnt er een veroveraar die uittrekt, overwinnende om te overwinnen, Openb. 6:1-2. Wij geloven dat de Bijbel hier doelt op de antichrist, wat op zichzelf al een verschrikkelijk oordeel over de mensheid zal zijn. De mensen hebben Christus, het Lam van God, niet gewild. Nu zullen ze in de handen van de antichrist, het door satan verwekte beest, overgeleverd worden. Toen Isral het koninkrijk van de Heer (de theocratie) verwierp en een koning begeerde, zoals ook de andere volken dat hadden, moest Samul het volk waarschuwen voor het lot dat hen te wachten stond. In plaats van een rechtvaardige regering met lichte lasten, zouden ze nu overgeleverd zijn aan de willekeur en de grillen van zijn monarch. Te dien dage zult gij jammeren over uw koning die gij u gekozen hebt, maar de Here zal u te dien dage niet antwoorden, 1 Sam. 8:14-18. Nog duizend maal erger zal het zijn, wanneer de mens zich aan het idool van zijn keuze zal hebben overgeleverd. 2. De oorlog Wanneer de grote veroveraar verschijnt, zullen de mensen tegen elkaar opstaan en de vrede zal niet meer op aarde gevonden worden, Openb. 6:3-4. (Wij spraken al over deze plaag evenals over de nog volgende). 3. De hongersnood. (Openb. 6:5-6). 4. De pestziekten. (Openb. 6:6-8). 5. De natuurrampen. a) Er zullen grote aardbevingen plaatshebben, Openb. 6:12-14, 16, 17-20, enz. b) De machten des hemels zullen wankelen, Luc. 21:25-26, Jes. 34:4. c) De aarde en haar gewas zal getroffen worden. - En er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed, en het werd op de aarde geworpen- en het derde deel van de aarde verbrandde en het derde deel van de bomen verbrandde en al het groene gras verbrandde. Openb. 8:7. God had al met dergelijke plagen gedreigd als Isral ontrouw zou worden: Maar indien gij niet luistert naar de stem van de Here, uw God . . . Vervloekt zult gij zijn in de stad en vervloekt op het veld . . . Ook zal de hemel boven uw hoofd van koper zijn en de aarde onder u van ijzer. De Here zal poeder en stof over uw land laten regenen; van de hemel zullen die op u neerdalen, totdat gij verdelgd zijt . . . Veel zaad zult gij naar de akker brengen, maar weinig inzamelen, want de sprinkhaan zal het afvreten, wijngaarden zult gij planten en bewerken, maar geen wijn drinken of opleggen; want de worm zal er aan knagen. Olijfbomen zult gij hebben in uw gehele gebied, maar u niet met olie zalven; want uw olijven zullen afvallen . . . Van al uw geboomte en veldvruchten zullen de sprinkhanen zich meester maken, Deut. 28:15, 16, 23-34, 38-42. Het valt niet te ontkennen dat tegenwoordig al een vloek onze gewassen treft: de wijnstok, de fruitbomen, de aardappelen, enz. kunnen vaak slechts dankzij 5 of 6 chemische behandelingen per jaar behouden blijven. De toekomst zal duidelijk maken hoe de bedreiging uit Openb. 8:7 zich zal voltrekken. d) Ook de zee en de wateren zullen getroffen worden. - En er werd iets als een grote berg, brandend van vuur, in de zee geworpen, en het derde deel van de zee werd bloed, en het derde deel van de schepselen in de zee, die leven hadden, stierf, en het derde deel van de schepen verging . . . En er viel een grote ster, brandend als een fakkel, uit de hemel, en zij viel op het derde deel der rivieren en op de bronnen der wateren. En de naam der ster wordt genoemd Alsem. En het derde deel der wateren werd alsem en velen van de mensen stierven van het water, omdat het bitter geworden was. Openb. 8:8-11. Ook hier weten wij niet precies welke vorm deze plaag zal aannemen. Maar wel kunnen we constateren dat er in de laatste jaren ontzettende dingen op zee gebeurd zijn. Een derde gedeelte of misschien zelfs meer van alle schepen op de wereld zijn tot zinken gebracht. En hoeveel mensenlevens en materieel is daarbij verloren gegaan? 6. Nog andere plagen, die Johannes beschrijft met het beeld van een ster die uit de hemel valt, van sprinkhanen en monsterachtige paarden, zullen aan de aarde vreselijke schade toebrengen, Openb. 9:1-3 Sommigen hebben in deze sprinkhanen en paarden een beeld van de moderne vernietigingswapens willen zien. (vliegtuigen en tanks bijv.). Zo ver willen wij niet gaan, maar we constateren wel dat vandaag de dag de putten van de afgrond werkelijk open lijken. En wij zien daar een wolk van steeds dodelijker wapens uit opstijgen. En men zal moeten erkennen dat als Johannes van te voren a) de atoombom b) de vliegtuigen en c) de moderne tanks had willen beschrijven, hij moeilijk treffender beelden dan bovenstaande had kunnen vinden. Hoe het ook zij, God zal later wel duidelijk maken wat deze sprinkhanen en paarden uiteindelijk zijn. Wat wij vandaag zien is al voldoende om ons er een voorproef van te geven. 7. De mensen zullen in hun lichaam gepijnigd worden De mensen werden al door de sprinkhanen gekweld zodat ze naar de dood verlangden, maar hem niet vonden, 9:5-6. En verderop lezen we nog: En ik hoorde een luide stem uit de tempel zeggen tot de zeven engelen: Gaat heen en giet de zeven schalen van de gramschap Gods uit op de aarde. En de eerste ging heen en goot zijn schaal uit op de aarde, en er kwam een boos en kwaadaardig gezwel aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden . . . En de vijfde goot zijn schaal uit over de troon van het beest, en zijn rijk werd verduisterd, en zij kauwden op hun tong van pijn, en zij lasterden de God des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun gezwellen, en zij bekeerden zich niet van hun werken. 16:1-2, 10-11. 8. Een nog tragischer honger dan die naar brood zal de goddelozen treffen: honger naar het Woord van God Zie, de dagen komen, luidt het woord van de Here Here, dat Ik een honger in het land zal zenden - geen honger naar brood, en geen dorst naar water, maar om de woorden des Heren te horen. Dan zullen zij zwerven van zee tot zee, en van het noorden naar het oosten zullen zij dolen, om te zoeken het Woord des Heren, maar vinden zullen zij het niet. Amos 8:1 I-12. Heel wat mensen stoppen tegenwoordig hun oren dicht om het Evangelie maar niet te horen. Zij mijden de kerken, keren de christenen de rug toe en zullen nooit een Bijbel openen. Zij zien het licht, maar willens en wetens vluchten zij ervoor om hun slechte werken in de duisternis uit te voeren. Wanneer de grote storm komt, zullen ze God willen zoeken en Zijn woord trachten te begrijpen. Maar de Heer zal zich verbergen en hen met blindheid slaan, zodat ze niet kunnen begrijpen: Omdat gij weigerdet, toen ik riep, niemand acht gaf, toen ik mijn hand uitstrekte, gij al mijn raadgevingen in de wind sloegt, en mijn vermaning niet wildet, daarom zal ik ook lachen om uw verderf; ik zal spotten wanneer uw verschrikking komen zal . . . en uw verderf zal aansnellen als een wervelwind . . . dan zullen zij tot mij roepen, maar ik zal niet antwoorden, zij zullen mij zoeken, maar mij niet vinden. Omdat zij de kennis hebben gehaat en de vreze des Heren niet hebben verkozen... Spr. 1:24-29. Een dergelijke opeenhoping van oordelen is zo verschrikkelijk, dat het ons lijkt alsof we, als in de tijd van de profeet Micha, vele stemmen horen roepen: Profeteert toch niet! Profeteert niet, profeteren zij! Micha 2:6. Onze generatie wenst graag aangename dingen te horen en daarom heeft men zich leidslieden gekozen die zich er wel voor wachten om over het dreigende oordeel van de Here te spreken. Men weet heel goed dat het vooruitzicht op het oordeel zo duidelijk in de Bijbel staat, dat het iedere aandachtige lezer wel moet opvallen. Maar men hoort liever niets en doet als de struisvogel, die zijn kop in het zand stopt als het gevaar nadert. Alles wat men wenst is een beetje afleiding en vermaak. Dat daarna het oordeel door het vuur zal komen, het zij zo. Wij zouden graag het gehele Woord van God willen laten spreken, omdat wij geloven dat zulke waarschuwingen nuttig zijn voor een ieder, voor gelovigen zowel als ongelovigen. Laten wij er dan ook ons voordeel mee doen en nu reeds vluchten voor de toekomstige toorn van God! IV. Voor wie zijn de oordelen van de grote verdrukking bestemd! De Schrift geeft op deze vraag twee duidelijke antwoorden: 1. De verdrukking is het uur der volken Nabij is een dag van de Here, een dag van wolken, het uur der volken zal het zijn. Ez. 30:3, Want aldus heeft de Here, de God van Isral tot mij gezegd: Neem deze beker met de wijn der gramschap uit mijn hand en geef die te drinken aan alle volken, tot welke Ik u zend, dat zij drinken en waggelen en dol worden ten gevolge van het zwaard, dat Ik onder hen zend De Here zal brullen uit de hoge Een roep als van druivetreders zal Hij aanheffen tegen alle inwoners der aarde. Krijgsrumoer verbreidt zich tot aan het einde der aarde, want de Here heeft een rechtsgeding met de volken, Hij houdt gericht over al wat leeft; de goddelozen geeft Hij over aan het zwaard, luidt het woord des Heren. Zo zegt de Here der heerscharen: Zie rampspoed gaat van volk tot volk, een zware storm steekt op van de uithoeken der aarde, en zij die door de Here geveld zijn, zullen te dien dage liggen van het ene einde der aarde tot het andere, zij zullen niet beklaagd, noch bijeengezameld, noch begraven worden: tot mest op de akker zullen zij wezen. Jer. 25:15-17, 29-33. In hun hoogmoed en verdorvenheid zullen de volken zich verheffen tegen de Heer. Zoals het beeld uit Danil 2, kunnen zij zich tot een verbazingwekkende mate van rijkdom en heerlijkheid verheffen; maar hun fundament is en blijft het aangeboren heidendom van de menselijke natuur. Hun ijzeren, koperen, zilveren en gouden koninkrijken, hebben lemen voeten; zij zullen tezamen verbrijzeld worden en door de wind worden meegevoerd gelijk kaf op een dorsvloer, Dan. 2:35. Het uur der volken is nabij en zij zullen geenszins ontkomen. 2. De verdrukking is ook een tijd van benauwdheid voor Jakob. Jer. 30:5-7. Door de oven zal Isral uiteindelijk gereinigd en bekeerd worden tot Jezus Christus om daarna hersteld en verheerlijkt te worden. (Wij komen nauwkeurig op dit punt terug in ons gedeelte over het Joodse volk). V. De gevolgen van de oordelen van de verdrukking 1. Een groot deel van de mensheid wordt vernietigd En hun werd macht gegeven over het vierde deel der aarde om te doden, met het zwaard, met de honger, met de zwarten dood en door de wilde dieren der aarde . . . Door deze drie plagen werd het derde deel van de mensen gedood . . . En de engel wierp zijn sikkel op de aarde en oogstte van de wijngaard der aarde en wierp het in de grote persbak van de gramschap Gods. En de persbak werd getreden buiten de stad, en er kwam bloed uit de persbak tot aan de tomen der paarden, zestienhonderd stadin ver. Openb. 6:8; 9:18; 14:19-20. Wat de oude profeten aankondigden is al even schrikwekkend en misschien zelfs erger: Zie, de dag des Heren komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen . . . Ik zal de stervelingen zeldzamer maken dan gelouterd goud en de mensen dan fijn goud van Ofir . . . Want zie, de Here zal komen als vuur en zijn wagens zullen zijn als een storm. om zijn toorn te openbaren in gloed en zijn dreiging in vuurvlammen. Te vuur en te zwaard zal de Here gericht oefenen over al wat leeft en de door de Here verslagenen zullen talrijk zijn. Jes. 13:9, 12; 66:15-16. (Vgl. Jer. 4:23-27; Zef. 1:2-6). Ook zien wij, als wij het lot dat Isral is beschoren bestuderen, dat volgens Zach. 13:8, tweederde van het Joodse volk zal moeten omkomen. Zulke getallen van zon omvang leken enkele jaren geleden nog ongelofelijk en zelfs onmogelijk. Nu doen ze degenen die aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog denken, slechts huiveren. Men zegt dat van 1939 tot 1945 er ongeveer 78 miljoen mensen zijn gedood; het derde deel van alle Joden, d.w.z. 6 miljoen, werd uitgeroeid. En dit valt in het niet bij wat de atoombom mogelijk maakt. Een man, die er om bekend stond dat hij zijn woorden zorgvuldig woog, n.l. de beroemde Einstein, verkondigde in een interview aan de Atlantic Monthly de mening, dat als er een atoomoorlog zou uitbreken er twee miljard slachtoffers verwacht konden worden! (Gazette de Lausanne, 10 november 1945). En wat een vooruitgang heeft men sedertdien niet geboekt! Wij hebben de mening van Dr. H. D. Smith, een van de uitvinders van de bom, al geciteerd. Hierin zei hij: Als men er in slaagt om hem nog een beetje te verbeteren kan men de gehele mensheid in enkele ogenblikken vernietigen. Bij de bom van drie en een halve kilo, die op Japan werd geworpen kwamen 60 miljard calorien vrij, wat gelijk staat met een warmte, die door 10 miljoen kilo gloeiende kolen wordt ontwikkeld. In zon warmtehaard kan de temperatuur oplopen tot enkele miljoenen graden Celcius, waarden die tot nu toe alleen op de zon werden bereikt. De H-bommen evenwel waarmee men de laatste jaren experimenteert, ontwikkelen ieder een energie die gelijk is aan 1000 2500 atoombommen van het type Hiroshima (d.i. de vernietigingskracht van 40 miljoen tonnen T.N.T.). De zwakste van deze explosies sloeg een krater van 5 km doorsnee en 60 meter diepte. De kranten van Washington van 13 februari 1957 schreven over een regeringsvoorstel om schuilkelders tegen een atoombomaanval te bouwen voor een totaal bedrag van 20 40 miljard dollar. Zonder schuilkelders zouden volgens de experts, 75 100 miljoen mensen onmiddellijk kunnen omkomen bij een atoomaanval op de Verenigde Staten. Het is niet onze zaak om een datum voor de wederkomst van Christus vast te stellen; maar het is opvallend hoe de uitvinders van de vooruitgang van de wetenschap ineens met ontzetting de sombere toekomst voorzien die de Bijbel al duizenden jaren lang aankondigt. Als wij aan de profetien van de Bijbel die verbijsterende verklaringen van de kranten toevoegen, dan vinden wij de profetien opmerkelijk sober. God zal de mens niet toestaan, zelfs al is hij bewapend met de atoombom, dat hij grenzen overschrijdt die Hij van te voren heeft vastgesteld. 2. In plaats dat zij zich bekeren, zal het overblijfsel van de mensen zich juist verharden Wanneer de mensen door zulke plagen getroffen worden, zullen ze heel goed weten dat het God zelf is die hen straft; in hun radeloze angst zullen ze proberen aan Hem te ontkomen: En de koningen der aarde en de groten en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen en iedere slaaf en vrije verborgen zich in de holen en de rotsen der bergen; en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam; want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan? Openb. 6:15-17. Maar helaas, vier maal lezen wij dat diezelfde mensen systematisch weigeren om hun zonden los te laten: En wie van de mensen overgebleven waren, die niet gedood waren door deze plagen, bekeerden zich toch niet van de werken hunner handen om de boze geesten niet (meer) te aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, noch horen of gaan; en zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen . . . En de mensen werden verzengd door de grote hitte en zij lasterden de naam van God, die de macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven . . . En zij kauwden op hun tong van pijn, en zij lasterden de God des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun gezwellen, en zij bekeerden zich niet van hun werken. Openb. 9:20-21; 16:9, lob-I1. En toch wijst alles erop dat als de mens zich zou bekeren, de verdrukking zou ophouden, evenals het oordeel dat Ninev boven het hoofd hing niet uitgevoerd werd, omdat zij zich dadelijk op de prediking van Jona verootmoedigde. Jona 3:10. Deze laatste jaren zijn de mensen precies de weg gegaan, zoals die door de Openbaring wordt aangegeven. Vroeger zag men nog wel dat door goddelijk ingrijpen er een grote beweging van berouw en geloof op gang kwam. Zo leek het erop dat, toen in het begin van de oorlog van 1914 vele mensen weer de kerkdiensten bijwoonden, er een beweging terug was naar God. Maar dit hield geen stand en het einde van de oorlog was het teken om zich geheel aan het vermaak en het genot over te geven. Evenals tussen de plagen in de Openbaring, gaf God aan de wereld tussen de twee wereldoorlogen voldoende tijd om na te denken en zich te bekeren. Maar de vrede, de welvaart, daarna de werkeloosheid en de militaire dreiging veranderden niets aan de algemene mentaliteit. Sedert 1939 hebben wij onnoemelijke verschrikkingen gezien, de volken hebben onuitsprekelijk veel geleden: maar met uitzondering van enkele individuele gevallen ziet men nergens een werkelijke terugkeer tot God. Integendeel zelfs: meer nog dan na 1918 zien wij nu de zedeloosheid, diefstal, leugen, haat en oneerlijkheid hand over hand toenemen. De wereld lijkt op een zieke die niet genezen wil worden en waarvan de toestand iedere dag erger wordt, tot op de dag van het onvermijdelijke einde. 3. Het is onvermijdelijk dat de oordelen van God steeds strenger zullen worden De houding van de mensen maakt dat de Heer steeds harder moet slaan. Hij, die alle dingen weet, zou alle opstandige en verharde zondaren met n slag kunnen vernietigen. Maar Hij deelt verschillende en geleidelijk zwaarder wordende straffen uit, opdat Zijn dwalende schepselen tot inkeer zullen komen. (Denk hier aan de serie plagen over Egypte, die steeds erger werden Ex. 7-11). God zegt van de zondige mensheid: En Ik heb haar tijd gegeven om zich te bekeren, maar zij wil zich niet bekeren van haar hoererij. Zie, Ik breng . . . in grote verdrukking. . . Openb. 2:21-22. God wordt er evenwel niet door verrast, want Hij heeft dit natuurlijk allemaal voorzien. het is niet van harte dat Hij Zijn geduld en barmhartigheid opgeeft om nu Zijn gestrengheid te laten spreken. Maar omdat het niet anders kan, zal Hij nu alle bedreigingen. die Hij bij monde van zijn oude dienstknecht Mozes heeft uitgesproken, volledig ten uitvoer brengen. Lev. 26:14-19, 21-33. Voor Isral zijn al deze bedreigingen al letterlijk in vervulling gegaan: ze zullen op een nog verschrikkelijker manier bewaarheid worden voor de wereld die weigert tot God terug te keren. 4. Zijn deze verschrikkelijke oordelen eigenlijk niet onevenredig zwaar? Als de goddelozen gestraft worden, lasteren zij de naam van God. die de macht heeft over deze plagen, Openb. 15:9. D.w.z. dat ze Hem van onrechtvaardigheid en tyrannie betichten. Enkele jaren geleden zeiden vele naamchristenen niet in die naargeestige profetien van de Openbaring te kunnen geloven, evenmin als in die van het Oude Testament. De God van de blijde boodschap is een God van genade en liefde, zo zeiden ze. Om dergelijke dingen te doen, dat kan nooit de bedoeling van de hemelse Vader geweest zijn. Tegenwoordig kan men zo niet meer spreken. Deze profetien waren juist, omdat men ze met de tegenwoordige gebeurtenissen punt voor punt in vervulling ziet gaan. Al deze tegenwoordige gruwelen gebeuren alleen omdat de God van Jezus Christus ze toelaat (wij zeggen toelaat en niet dat Hij dit heeft gewild) als straf voor onze misdaden. Dat God zulke oordelen toelaat is omdat ze voor Hem niet onevenredig zijn. Natuurlijk zijn wij allen, zolang wij nog op aarde zijn, medeschuldig aan het kwaad dat hier bedreven wordt. Wij kunnen de absolute heiligheid van de goddelijke rechtvaardigheid zo heel moeilijk begrijpen. Maar voor de engelen is dit anders: zonder voorbehoud stemmen de hemelse wezens volledig in met alles wat de Heer doet om de zonde te straffen. Johannes maakt ons dit duidelijk, wanneer de aarde door de plagen getroffen wordt: En ik hoorde de engel der wateren zeggen: Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij heilige, dat Gij dit oordeel hebt geveld . . . Ja, Here God. Almachtige, uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig. Openb. 16:5-7. Na de verschrikkelijke verwoesting van het grote Babylon, klinkt er een viervoudig Halleluja in de hemel, Openb. 18:20; 19:1-4, 6. Halleluja wil zeggen: Prijst de Heer! De Heer wordt in de hemel dus juist om Zijn oordelen toegejuicht. Wanneer ook wij de hemelse voorhoven zullen binnengaan, dan zullen wij het begrijpen en er volledig mee instemmen: Want de rechtspraak zal weer rechtvaardig worden, alle oprechten van hart zullen zich daarbij aansluiten. Ps. 94: 15. VI. Ondanks alles zal de grote verdrukking ook een tijd van genade zijn God wil niet alleen oordelen. Zijn heiligheid gebiedt dat Hij het doet. Maar te midden van de straffen roept Hij nog zondaren en probeert tenminste de mensen van goede wil te redden. Zo zal de verschrikkelijke periode van de verdrukking dan ook opmerkelijke manifestaties van Gods genade kennen. 1. Te midden van de benauwdheid van Jakob beschermt en reinigt God het trouwe overblijfsel van Isral a) De Heer zal 144.000 Isralieten op aarde verzegelen, Openb. 7:2-4. Deze verzegelden zullen bewaard blijven voor de verschrikkelijke plagen die onmiddellijk volgen: En hun werd gezegd, dat zij aan het gras der aarde geen schade zouden toebrengen, noch aan enig gewas, noch aan enige boom, maar alleen aan de mensen die het zegel van God niet op hun voorhoofden hadden. Openb. 9:4. De Heer handelde op een overeenkomstige manier bij de verwoesting van Jeruzalem door Nebukadnezar, Ezech. 9:4-6. Het schijnt dat de Heer een van te voren vastgesteld aantal getuigen uit elke stam van Isral wil behouden. (Misschien opdat deze 144.000 tijdens het duizendjarig rijk de priesterdienst kunnen vervullen?). Wij geloven dat het hier werkelijk om Isralieten gaat en wel om twee redenen: 1) elke stam van Isral wordt nadrukkelijk genoemd (met uitzondering dan van Dan, wiens plaats hier door de stam van Levi wordt ingenomen, Openb. 7:4-8) 2) in de verzen 9 en het volgende wordt gedoeld op de niet Joodse gelovigen uit de grote verdrukking en vormen een grote schare die niemand tellen kan. Wanneer bepaalde sekten zeggen dat zijzelf de 144.000 verzegelden vormen, dan interpreteren ze de Schrift volkomen foutief. Wij merken nog op dat de 144.000 gelukkig niet de enige Joden zijn die tijdens de grote verdrukking behouden worden. Volgens Zach. 13:8 zal tenminste een derde van het volk overblijven tijdens de verdrukking, d.w.z. dat miljoenen mensen zullen leven om de komst van Jezus Christus in heerlijkheid mee te maken. b) De vrouw uit Openb. 12, die het beeld is van het volk van God, houdt zich gedurende de drie en een half jaar van de verdrukking schuil in de woestijn, Openb. 12:4-6, 13-17. Het lijkt ons, dat deze vrouw een beeld is van het volk van God, die de geboorte van de Messias mogelijk heeft gemaakt. Het mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf, nadat het eerst weggevoerd is naar God er. Zijn troon, zou allereerst een beeld van Christus kunnen zijn. Dat het Joodse volk zo door satan gehaat en vervolgd wordt, is omdat het de Bijbel en de Heiland aan de wereld gegeven heeft. Gedurende de drie en een half jaar van de verdrukking vlucht de vrouw met de vleugelen van een grote arend naar een door God bereide plaats in de woestijn, waar zij, ondanks de door de antichrist bevolen boycot, gevoed wordt. (Openb. 13:16-17). De aarde komt de vrouw dan te hulp en beschermt haar tegen de aanvallen van de vijand, 12:6, 14-16. Toen Lodewijk XIV de Hugenoten vervolgde, vluchtten deze naar de woestijn. Onder de dictatuur van Hitler organiseerden de patriotten het verzet d.m.v. de ondergrondse. Het schijnt dat de Joden tijdens de heerschappij van de antichrist zich in het Transjordaanse gebied tot in de Syrische woestijn zullen schuilhouden. Danil zegt duidelijk dat de antichrist Palestina zal binnenvallen om daar de Joden te vervolgen, maar dat Edom, Moab en de keur der Ammonieten aan zijn macht zullen ontkomen. Dan. 11:41. De geografische situatie van deze gebieden is zodanig dat de georganiseerde expedities om de voortvluchtigen te achterhalen op niets uitlopen.(evenals de Cevennes zowel het leven van de Camisards en de verzetslieden heeft gered*). Het schijnt dat de volgende woorden van de profeten een toespeling zijn op de toekomstige bevrijding van het overblijfsel van Isral: Kom, mijn volk, ga in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u; verberg u een korte tijd, tot de gramschap over is. Want zie, de Here verlaat zijn plaats om de ongerechtigheid der bewoners van de aarde aan hen te bezoeken. Jes. 26:20-21. Want nabij is de dag des Heren in het dal der beslissing . . . En de Here brult uit Sion en verheft zijn stem uit Jeruzalem, zodat hemel en aarde beven. Maar de Here is een schuilplaats voor Zijn volk en een veste voor de kinderen Israls. Jol 3:14, 16 *) Zoals de Veluwe het leven van vele onderduikers heeft gered. Vert. Komt tot uzelf, ja, komt tot inkeer, gij schaamteloos volk..., voordat over u komt de dag van de toorn des Heren. Zoekt de Here, alle ootmoedigen des lands. gij die zijn verordening volbrengt; zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op de dag van de toorn des Heren. Zef. 2:1-3. Daarom zijn wij ook niet verbaasd dat Jezus naar aanleiding van de verdrukking en de verschijning van de antichrist zegt: Wanneer gij dan de gruwel der verwoesting, waarvan door de profeet Danil gesproken is, op de heilige plaats ziet staan . . . laten dan wie in Juda zijn, vluchten naar de bergen. Wie op het dak is, ga niet naar beneden om zijn huisraad mede te nemen . . ., bidt, dat uw vlucht niet in de winter valle en niet op een sabbat.. . Matth. 24:15-20. Toen Jeruzalem in 70 door Titus belaagd werd, hebben veel christenen uit Juda gehoor gegeven aan de waarschuwing uit Luc. 21:20-24. Zij vluchtten toen naar het overjordaanse. Maar de hiervoor geciteerde woorden uit Mattheus 24 hebben ongetwijfeld betrekking op de Joodse gelovigen die zich in het begin van de verdrukking in Palestina bevinden. Tot op dat ogenblik heeft men in een bedrieglijke schijn van rust en vrede geleefd omdat er een verbond was tussen hun volk en de antichrist. (Dan. 9:27). Dadelijk als deze laatste zijn ware aard zal hebben getoond, moeten ze zonder ook maar een minuut te verliezen naar de bergen vluchten. Als dit niet de bergen van Juda zijn, zouden zij zich wel eens aan de andere zijde van de Jordaan kunnen bevinden, dat is het gebied van Edom, Moab en Ammon, dat, zoals wij al gezien hebben, aan de greep van de antichrist zal ontkomen, Dan. 11:41. Maar de vrouw uit Openbaring 12 lijkt ons zowel het volk van het Oude als van het Nieuwe Verbond aan te duiden. (Het komt in de profetien dikwijls voor dat er twee boven elkaar liggende betekenissen kunnen worden gezien en aangeduid). Dit volk van God doet de ware gelovigen geboren worden, die ook geroepen zijn om de heidenen met een ijzeren staf te hoeden, om in de hemel opgenomen te worden en met Hem te zitten op Zijn troon. Openb. 2:26-27; 3:21. Het mannelijk wezen is dus ook het beeld (en wij geloven vooral) van de Gemeente, ten hemel opgenomen zodra haar aantal compleet is vrdat de 1260 dagen van de grote verdrukking beginnen. Het overblijfsel van het nageslacht van de vrouw zijn zij die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben. (v. 17), d.w.z. de gelovigen die tijdens de heerschappij van de antichrist nog op aarde zijn, Joden en heidenen die zich, na de opname van de Gemeente, nog tot de Heiland bekeren. Deze gelovigen zullen vreselijk vervolgd worden, maar de Heer zal over hen waken en hen behoeden voor alles wat niet van te voren in Zijn plan is opgenomen. 2. Johannes ziet in de hemel een grote schare van martelaren, die uit de grote verdrukking afkomstig zijn. Openb. 7:9, 14-15. Wij hebben al gezien dat de ware gelovigen met de opname van de Gemeente weggevoerd worden. Degenen, afkomstig uit de naties, die in Jezus Christus willen geloven en tijdens de grote verdrukking weigeren de antichrist te aanbidden, zullen ter dood gebracht worden. Openb. 13:8, 15. Maar uit de hiervoor geciteerde passage blijkt, dat de martelaren zeer talrijk zullen zijn en uit alle delen van de wereld komen. Johannes ziet hen voor de troon van God, d.w.z. in de hemel, in Zijn tempel om Hem te dienen en aan het heil mee te werken. Men zal dus, zoals in een laatste hevige storm, nog een overvloedige oogst van zielen binnenhalen. God zal, in Zijn genade, geen enkele oprecht zoekende ziel voorgoed verloren laten gaan. Maar deze gedachte dient niet om diegenen gerust te stellen, die nu weigeren om zich te bekeren en dus niet klaar zijn voor de opname van de Gemeente. Laten zij niet denken dat zij gemakkelijk zich daarna kunnen bekeren. Wij zagen al dat God een dwaling zendt voor degenen die de waarheid afgewezen hebben, zodat ze door de antichrist verleid en veroordeeld zullen worden, 2 Thess. 2:9-12. Trouwens, degenen die tot geloof komen, zullen de moed moeten opbrengen om de laatste foltering te doorstaan. Wij geloven dan ook, dat de overgrote meerderheid van degenen, die zich bekeren uit de landen komen waar het evangelie nog niet gebracht is. Omdat ze de waarheid nog niet gehoord hebben en haar dus ook niet hebben verworpen, zullen ze haar nu met vreugde aanvaarden en ook de kracht ontvangen om de prijs voor hun geloof te betalen. 3. God zal gedurende de verdrukking twee getuigen laten optreden, wier bovennatuurlijke macht de aandacht van de gehele wereld zal trekken De natin . . . zullen de heilige stad vertreden, twee en veertig maanden lang. En ik zal mijn twee getuigen lastgeven om met een zak bekleed, te profeteren, twaalfhonderdzestig dagen lang. Dit zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, die voor het aangezicht van de Here der aarde staan. Openb. 11:2-4. a) Wie zijn deze twee getuigen? Het is wel haast zeker dat n van hen Elia zal zijn. De profeet Maleachi kondigt, in een profetie met een tweevoudige betekenis, aan dat Jezus Christus zowel bij Zijn eerste als bij Zijn tweede komst, een voorloper zal hebben. Zie, Ik zend mijn bode, die voor mijn aangezicht de weg bereiden zal; plotseling zal hij tot zijn tempel komen de Here, die gij zoekt, namelijk de Engel des Verbonds, die gij begeert. Zie, Hij komt, zegt de Here der heerscharen . . . Zie, Ik zend u de profeet Elia, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt. Hij zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen, opdat Ik niet kome en het land treffe met de ban, Mal. 3:1; 4:5-6. Deze profetie had een eerste vervulling gehad in Johannes de Doper, volgens de woorden van de engel, die in Luc. 1:16-17 staan opgetekend. Maar ook zegt Jezus het volgende over Zijn voorloper: En zij (de discipelen) vroegen Hem en zeiden: Waarom zeggen de schriftgeleerden, dat Elia eerst moet komen? Hij zeide tot hen: Elia komt wel eerst en herstelt alles . . . Maar Ik zeg u: ook is Elia gekomen, en zij hebben met hem gedaan wat zij wilden, gelijk van hem geschreven staat . . . Toen begrepen de discipelen dat Hij over Johannes de Doper tot hen gesproken had. Marc. 9:11-13; Matth. 17:10-13. Feitelijk zegt de Heer twee dingen: 1) Elia is gekomen, namelijk in de persoon van Johannes de Doper. Dit is geen rencarnatie, maar een bediening die in de geest en de kracht van Elia werd volbracht. Johannes de Doper zegt trouwens zelf dat hij Elia niet is, Joh. 1:21. 2) Elia komt wel eerst en herstelt alles. Dan pas zal de profetie van Maleachi geheel vervuld woeden. De verschijning van Johannes de Doper was slechts een voorafschaduwing van deze vervulling. Wanneer dan de voorloper van de tweede komst, namelijk Elia verschijnt, zal de Heer plotseling in Zijn tempel komen en wie zal dan de dag van zijn komst verdragen, als Hij de zonen van Levi (de Joden) reinigt en loutert. Mal. 3:1-3. Tenslotte moet, volgens Mal. 4:5-6 de verschijning van Elia niet aan de vernedering en de kruisiging van de Heiland voorafgaan, maar aan de grote dag van de goddelijke toorn. Zijn werk zal dan ook inderdaad tot gevolg hebben dat de harten van de vaders en de kinderen van Isral zullen veranderen en dat zij zich tot Jezus Christus bekeren zullen zodat Palestina niet met de ban getroffen zal worden. Dat juist Elia voor deze bediening geroepen wordt, om vervolgens te sterven en na drie dagen weer op te staan, is omdat hij de dood nog niet heeft ondergaan. Hij was, zoals iedereen, een zondaar en had moeten sterven. Dat God hem levend ten hemel heeft doen varen, (2 Kon. 2:1-I 1) is omdat Hij hem deze buitengewone rol, die wij juist gezien hebben, had toebedeeld. Aan het einde van zijn tweede bediening zal de profeet sterven, om vervolgens, zoals alle andere gelovigen, weer opgewekt te worden. Openb. 11:7, 11:12. Laten wij nu eens zien, wie de tweede getuige kan zijn, die naast Elia wordt genoemd. Sommigen hebben gedacht dat dit Mozes zou zijn, omdat beide mannen een grote macht hadden: 1. Zij zullen de hemel gedurende drie en een half jaar sluiten, evenals vroeger Elia al eens deed. 2. Zij hebben macht over de wateren om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zoals Mozes dat in Egypte deed, vers 6 (en misschien ook omdat Mozes en Elia samen op de berg der verheerlijking verschijnen, Matth. 17:3). Maar wij weten dat Mozes, in tegenstelling tot Elia, al eenmaal gestorven is, Deut. 34:5. Het lijkt ons daarom veel aannemelijker dat de tweede getuige Henoch zal zijn, omdat hij tot nu toe de enige is, die nog niet gestorven is, Gen. 5:24; Hebr. 11:5. Ook Henoch zou tengevolge van zijn zonden moeten sterven, want niemand is rechtvaardig, ook niet n Rom. 3:10. door in het einde der tijden de metgezel van Elia te worden, zal ook hij de weg gaan van alle vlees, om daarna dadelijk weer opgewekt te worden. b) Wat zal het werk van de twee getuigen zijn en waar speelt het zich af? Het lijkt er op dat de twee getuigen in de heilige stad Jeruzalem zullen wonen. Openb. 11:2-3. In ieder geval worden ze daar door de antichrist aangevallen en ter dood gebracht: En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden. En hun lijk (zal liggen) op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd. vers 7-8. Volgens hetgeen wij zojuist in Maleachi hebben gelezen, zullen zij in de eerste plaats onder de Joden werken. Het is vooral aan hun invloed te danken dat Isral zich tenslotte tot de Messias zal bekeren. Maar het werk van de twee getuigen zal ook een wereldwijde grote indruk maken, vooral ook door het feit dat ze grote wonderen kunnen verrichten: En indien iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade wil toebrengen, moet hij z de dood vinden. Dezen hebben de macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen valt gedurende de dagen van hun profeteren; en zij hebben macht over de wateren, om die in bloed te veranderen en om de aarde te slaan met allerlei plagen, zo dikwijls zij willen. vers 5-6. Zo zal de Heer nog nmaal de gehele wereld d.m.v. de twee getuigen waarschuwen. Helaas zal deze waarschuwing voor de meeste bewoners tevergeefs zijn, want we lezen dat na hun dood er mensen uit de volken en stammen en talen en natin zijn, die hun lijk zien, drie en een halve dag, en zij laten niet toe, dat hun lijken in een graf worden bijgezet. En zij, die op de aarde wonen, zijn blijde en verheugd over hen en zullen elkander geschenken zenden, omdat deze twee profeten hen, die op de aarde wonen, gepijnigd hadden. vers 9-10. God zal evenwel Zijn macht zowel aan Zijn dienaren als aan Zijn vijanden tonen: En na (die) drie en een halve dag voer een levensgeest uit God in hen, en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op allen, die hen aanschouwden. En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Klimt hierheen op! En zij klommen naar de hemel op in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen. En te dien ure kwam er een grote aardbeving en een tiende deel der stad stortte in, en zeven duizend personen werden door de aardbeving gedood, en de overigen werden zeer bevreesd en gaven de God des hemels eer. Vers 11-13. Zo zal, zelfs in de donkerste uren van de verdrukking, de Heer toch steeds weer tot de mensen spreken. 4. Tenslotte zal de Heer d. m. v. zijn engelen alle mensen voor de laatste keer Zon boodschap bekend maken a) Het eeuwige Evangelie zal aan de ganse aarde verkondigd worden. En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en taal en natie; en hij zeide met luider stem: Vreest God en geeft riem eer, want de ure van Zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft. Openb. 14:6-7. Wij weten dat het Evangelie eerst aan alle volken gepredikt moet worden, tot een getuigenis voor alle volken en dat dan het einde pas zal komen. Matth. 24:14. Toen wij over de tekenen van de wederkomst van Christus spraken, zagen we wat een verheugende vooruitgang er sinds een eeuw is geboekt, vooral door de verspreiding van de Bijbel en de aktiviteiten van de zending in vele gebieden op de aardbol. Maar ook vandaag nog is een belangrijk gedeelte van de mensheid nooit persoonlijk met het Evangelie geconfronteerd. En hoeveel zielen zijn er niet in ons zogenaamde christelijke Europa, die nog nooit op een direkte manier met het Evangelie in kontakt zijn geweest. Als wij dan zien dat de verkondiging van het Evangelie op wereldschaal nog lang geen feit is, zouden wij ons kunnen gaan afvragen of het einde van deze bedeling niet op zich zal laten wachten. De hierboven geciteerde passage uit de Openbaring geeft het antwoord op deze vraag. Om het einde te bespoedigen en om zich ervan te vergewissen dat niemand in onwetendheid is gelaten, onderneemt de Heer iets heel bijzonders: Hij laat d.m.v. een engel het evangelie verkondigen aan alle volk en stam en taal en natie vers 6. Zo zal de wereldevangelisatie een feit worden, want door de steeds groter wordende geloofsafval, zullen wij daar nooit in slagen. Wij willen hier een tegenwerping ondervangen. Sommigen zullen misschien denken dat wij door zulke dingen te zeggen de zendelingen zouden kunnen ontmoedigen, mensen die zich beijveren om de heerschappij van de Heer uit te dragen d.m.v. de verkondiging van het Evangelie. Waarom zou men zich zoveel moeite getroosten als wij het doel toch niet bereiken en als de Heer toch zelf de taak zal moeten volbrengen? De Schrift geeft dan het volgende antwoord: God geeft ons uitdrukkelijk de opdracht om Zijn medewerkers te zijn, hoewel Hij van te voren onze tekortkomingen al kent. Hij heeft ons bevolen. om uit te gaan en het aan alle schepselen te verkondigen: het is voor ons een kwestie van gehoorzaamheid en liefde, en wij behoeven ons niet steeds af te vragen wat de resultaten zullen zijn. Maar het is duidelijk dat de Heer slechts datgene voltooit wat wij al zijn begonnen. Zo is het ook met onze levensheiliging. Wij weten best dat, ondanks onze ijver en ons geloof, wij nooit uit onszelf de volmaaktheid kunnen bereiken. Daarom zegt Paulus ook dat God in Zijn trouw zelf het werk zal voleindigen, dat Hij in onze harten begonnen is, 1 Cor. 1:8-9; Phil. 1:6. Maar dit vooruitzicht moet ons er niet van weerhouden om onze behoudenis met vreze en beven te bewerken en naar de heiliging te jagen, zonder welke niemand de Here zal zien Phil. 2:12; Hebr. 12:14. b) Alle bewoners van de aarde zullen plechtig door de engelen gewaarschuwd worden voor de verleiding en de aanbidding van de antichrist. De eerste engel. die in het midden van de hemel vliegt, zei met een luide stem tot alle bewoners van de aarde: Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van Zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft . . . En een andere engel, een derde, volgde hen, zeggende met luider stem: Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt. Openb. 14:7, 9-11. Wij zagen al dat de verleiding van de antichrist zo geraffineerd en bovennatuurlijk is, dat zij, als dat mogelijk was, zelfs de uitverkorenen zou meeslepen. God laat evenwel niemand verleid worden die niet eerst plechtig vanuit de hemel gewaarschuwd is, en niet in het diepst van zijn hart wist waar zijn levensweg hem zou brengen. Tijdens de grote verdrukking zal de beslissende vraag, waarvoor ieder individu zich gesteld zal zien, de volgende zijn: Zal ik God aanbidden . . . of de antichrist? Een ieders houding zal bepalend zijn voor zijn eeuwige verlossing of verderf, vers 7 en 9-11. Daarom wil de Heer dat iedereen zonder uitzondering weet wat hem te wachten staat. 5. Laten wij eens letten op de onuitputtelijke bronnen van de goddelijke barmhartigheid! Wij hadden alle reden om te zeggen dat ondanks alles, de grote verdrukking toch nog een genadetijd zal zijn. Zie eens naar de volgende punten: a) God zal het trouwe overblijfsel van Isral beschermen en reinigen. b) Hij zal een ontelbare schare martelaren redden. c) Hij verwekt twee wonderbaarlijke getuigen om Isral en de naties nog te bereiken, en gebruikt zelfs engelen om zijn boodschap te verkondigen. d) Zo zal Hij aan alle bewoners van de aarde het Evangelie brengen en hen waarschuwen. Wie zou God dan nog van onrechtvaardigheid willen beschuldigen? VII. De duur van de grote verdrukking De verdrukking duurt precies even lang als de heerschappij van de antichrist. De acht passages over de drie en een half jaar geven die duidelijk aan. (vgl. Dan. 7:25; 9:27; 6-7; Openb. 11:3; 12:6, 14; 13:5). Toen wij over deze heerschappij spraken, zeiden wij al dat deze erg kort zou duren. Men moet toch toegeven dat God in Zijn rechtvaardigheid, Zijn oordelen over een veel langere tijdsperiode zou kunnen hebben uitstrekken. Hij heeft gedurende vele duizenden jaren geduld gehad en de mensen hebben Zijn liefde op een heel lichtvaardige manier terzijde geschoven. In vergelijking met het jaar van Zijn genade lijkt de dag van Zijn toorn werkelijk heel erg kort, Jes. 61:2. Dat de tijdsduur van de verdrukking is ingekort, zo zegt Jezus uitdrukkelijk, is enkel te danken aan de goedheid van de Heer: En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort. Matth. 24:22. Hiermee kan men ook het woord van de Heer uit Luc. 18:7-8 in verband brengen: Zal God dan zijn uitverkorenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen, en laat Hij hen wachten? Ik zeg u, dat Hij hun spoedig recht zal verschaffen. Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde? Alleen door een buitengewone genade t.o.v. de uitverkorenen van de grote verdrukking zal de duur van de oordelen worden ingekort tot drie en een half jaar. Huiverend zou men zich kunnen afvragen hoelang de verdrukking niet had kunnen duren als de Heer alleen Zijn heilige toorn had laten spreken! VIII. Hoe eindigt de grote verdrukking? De ontwikkeling van de zondige wereld vindt in haar hoogtepunt, de grote verdrukking, tevens haar einde. Deze verdrukking zelf zal een gewelddadige afloop hebben in de slag van Armageddon. Dit zullen wij in het volgende hoofdstuk bestuderen. Onze arme wereld heeft de donkerste periode uit zijn geschiedenis nog in het verschiet. Wie onder ons durft de toekomst dan nog rustig tegemoet te zien? De Heer heeft aan Zijn Gemeente evenwel beloofd dat Hij haar zal bewaren voor de ure, - of uit de ure der verzoeking die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken hen, die op de aarde wonen, Openb. 3:10. Is het tussen ons en de Heer werkelijk in orde, zodat wij de kracht zullen vinden om aan deze toekomstige dingen te ontkomen en voor het aangezicht van de Zoon des mensen gesteld te worden? Luc. 21:36. R f g P { 3 4 * + z { I" J" $ $ $ $ % % % % % % c) d) ) ) * * + + U, V, / k0 I2 J2 /3 c3 I6 6 7 7 18 28 9 9 @ P@ @ @ A A B B D D ֲַַַַַַ֮֮ h