12. De gemeentetuchtDe bijbel draagt op om de tucht, de
discipline, in de gemeente te handhaven. Ernstige zonde en het uitdragen en
aanhangen van een valse leer mogen niet getolereerd worden. 12.1. De gemeentetucht op moreel gebied12.1.1 Er moet opgetreden worden tegen hen die openlijk in zonde leven(1) 1 Kor. 5:1-13. "Doet, wie niet deugd, uit uw
midden weg" (:13). "en dus de bedrijver van die
daad[1] uit
uw midden te verwijderen" (:2). Het gaat hier (:1) om een geval van
hoererij. Het betreft een zware vorm van hoererij, want iemand leefde met de
vrouw van zijn vader[2].
Doet weg, dit staat in de gebiedende
wijs. Het is geen optie, maar een bevel. (2) 2 Thess. 3:6-15. "Maar wij bevelen u, broeders, in
de naam van den Here Jezus Christus dat gij u onttrekt aan elke broeder,
die zich ongeregeld gedraagt, in strijd met de overlevering, die gij van ons
ontvangen hebt” (:6). "Als iemand niet luistert naar
wat wij door onze brief zeggen, tekent hem en gaat niet met hem om,
opdat hij beschaamd worde; houdt hem echter niet voor een vijand, maar wijst
hem terecht als een broeder (:14,15)" Het gaat hier om christenen die waren
gestopt met werken voor hun levensonderhoud waardoor ze op kosten van de andere
gelovigen leefden[3]
(:11). Dit mocht niet getolereerd worden. De overtreders moesten
"getekend" worden. Er moest een merkteken op hen opgezet worden, er
moest voor ieder duidelijk worden gemaakt dat er iets mis met hen was. Ook
moest de (broederlijke) omgang met hen worden verbroken. Ze mochten niet meer
als medegelovige worden behandeld. Paulus zegt: "Maar wij bevelen
u, broeders, in de naam van Christus" (:6). Let op hoe Paulus hier met
grote nadruk opdracht geeft om de tucht te handhaven, om op te treden. (3) Titus 3:10. "Een mens, die scheuring maakt,
moet gij na hem één en ander maal terechtgewezen te hebben; afwijzen." Er wordt niet uitdrukkelijk gezegd hoe
de personen, waar het hier over gaat, scheuring veroorzaakten. Waarschijnlijk
is er een verband met de twee voorgaande verzen. In plaats van zich met goede
werken bezig te houden hielden ze zich bezig met "dwaze vragen" en
andere nutteloze vragen. 12.1.2. Het gaat om ernstige zondenHoererij, onnodig[4] op
kosten van anderen leven, scheuring veroorzaken. (Zie hierboven onder 12.1.1.) 12.1.3. Het gaat om openlijke zondeDit is vanzelfsprekend. Een gemeente
kan alleen optreden als de zonde aan het licht is gekomen, als de zonde bekend
is. 12.1.4. De concrete inhoud van de tuchtmaatregelen- "afwijzen" (Titus 3:10) - "onttrekken" (2 Thess.
3:6) - "tekenen" (2 Thess. 3:14) - "niet mee omgaan" (2
Thess. 3:14) - "uit het midden
verwijderen" (1 Kor. 5:2,13) - "niet mee omgaan" (1 Kor.
5:11) - "dan zij hij u als de heiden en
de tollenaar (Matth. 18:17) Als iemand ernstig zondigt moet hij
worden terechtgewezen[5],
als dat niet helpt dan moet hij "uit het midden worden verwijderd."
De toegang tot besloten gemeentesamenkomsten moet hem worden verboden. Hem
moet worden afgeraden om naar de openbare samenkomst te komen, tenzij hij zich
wil bekeren. Als hij toch de samenkomsten bezoekt dan moet hij
"openlijk" worden terechtgewezen (1 Tim. 5:20). We moeten ook de broederlijke omgang
met hem stoppen. Dat betekent dat we niet meer met hem omgaan, zoals we dat
met een medechristen zouden doen. We moeten hem behandelen, zoals we een
buitenstaander zouden behandelen: "dan zij hij u als de heiden"
(Matth. 18:17). Er moet afstand worden bewaard[6]. In feite moet je tegenover christenen,
die openlijk in zonde leven, en die dat weten en zich ondanks dat niet wensen
te bekeren, iets strenger zijn dan tegenover ongelovigen. Paulus zegt: "Nu
evenwel schrijf ik u dat gij niet moet omgaan met iemand, die, al heet hij
een broeder, een hoereerder, geldgierige, afgodendienaar, lasteraar,
dronkaard of oplichter is, met zo iemand moet gij zelfs niet samen eten"
(1 Kor. 5:9-11). 12.1.5. De procedureHoe te handelen als iemand zondigt? Mattheus 18:15-17. In dit bijbelgedeelte wordt de grote
lijn van de procedure aangeven. Het gaat over wat te doen als iemand zondigt:
"Indien uw broeder zondigt" (:15). Er is sprake van vier
opeenvolgende stappen. (1) Bestraf hem onder vier ogen (:15) (2) Neem nog één of twee mede (:16) (3) Zeg het dan aan de gemeente (:17) (4) Dan zij hij u als de heiden en de
tollenaar (:17) Voordat iemand, op grond van zonde,
uitgesloten wordt heeft hij een aantal kansen gehad. De eerste keer in het
gesprek onder vier ogen, daarna met enkele anderen erbij, en tenslotte heeft de
gemeente als geheel hem aangesproken. Let op het driemaal herhaalde
"indien hij niet luistert" (:16,:17). 12.1.6. De juiste gezindheidHeel belangrijk is de gezindheid
waarin tucht wordt uitgeoefend. (1). Het moet met zachtmoedigheid
gebeuren Galaten 6:1. Het moet zacht gebeuren, maar wel
moedig. Er moet terechtgewezen worden, het moet aangezegd worden, er moet
opgetreden worden. (2). Het moet met nederigheid gebeuren
Galaten 6:1. "Ziende op uzelf; gij mocht ook
eens in verzoeking komen". In het besef dat jij ook onderuit kan gaan. Je
hebt niet op de ander neer te zien. (3). Het moet met droefheid gebeuren 1 Kor. 5:2. "in plaats van u veeleer te
bedroeven" (4). Het moet met geduld gebeuren Matth. 18:15-17. Hij moet enkele kansen krijgen. Er
moet enige tijd worden gegeven om tot inkeer te komen. Iemand moet pas afgewezen worden nadat
hij één en andermaal is aangesproken (Zie b.v. Titus 3:10). (5). Niet vijandig Je mag degenen op wie tucht wordt
toegepast in geen geval als een vijand beschouwen[7].
"Houdt hem echter niet voor een vijand, maar wijst hem terecht als een
broeder" (2 Thess. 3:15). 12.1.7. Zorgvuldigheid is nodig- getuigen (Mattheus 18:16) - getuigen (1 Timotheus 5:19) Er moeten getuigen zijn, het moet
bewezen kunnen worden dat iemand die
bepaalde zonde begaat of heeft begaan. Er moeten ook getuigen zijn van de
weigering om te luisteren (Matth. 18:16). Een klacht tegen een oudste moet zelfs
niet in behandeling (in onderzoek) worden genomen, als er niet al direct met de
aanklacht duidelijk bewijs wordt geleverd[8]. 12.1.8. Wiens taak?12.1.8.1. De opzieners, de oudsten In de eerste plaats is de uitoefening
van de tucht een taak voor de opzieners. Een andere naam voor de oudsten is
opzieners (Titus 1:5,7, Filip. 1:1). Als "opzieners" oefenen zij het
opzicht uit. Ze houden toezicht en als het mis gaat moeten ze ingrijpen. Ze
moeten daarom ook ingrijpen als het mis gaat op het gebied van ernstige zonde
en valse leer. 12.1.8.2. Alle gemeenteleden Uit Mattheus 18:15-17 blijkt dat de
tucht niet uitsluitend een zaak van de oudsten is. In vers vijftien worden alle
christenen aangesproken. "Indien uw broeder zondigt, ga heen, en
bestraf hem onder vier ogen." In de tweede fase moet je anderen meenemen,
dan lijkt het verstandig om broeders met geestelijk gezag[9] mee
te nemen, als het goed is hebben oudsten dat geestelijke gezag[10]. Als dit niet helpt wordt uiteindelijk
de gehele gemeente, alle gemeenteleden, ingeschakeld. De gemeenteleden moeten
ingelicht worden. "zeg het aan de gemeente" (:17). Uit de woorden
"Indien hij naar de gemeente niet luistert" blijkt dat ook de
gemeenteleden in deze fase de broeder, die zondigt, aanspreken op zijn
gedrag. De opzieners zijn de meest voor de
handliggende personen om iemand aan te zeggen dat hij buitengesloten wordt. Bij
de daadwerkelijk buitensluiting, fase 4, is de medewerking van de gehele
gemeente nodig. Want dan moeten alle gemeenteleden de broederlijke omgang met
hem afbreken. 12.1.8.3. Gij die geestelijk zijt "gij die geestelijk zijt"
(Galaten 6:1) De tucht moet worden overgelaten aan
geestelijke broeders[11]. Je bent geestelijk als je beheerst en
geleid wordt door de Geest van God (Rom. 8:14). Als je door Gods Geest
onderwezen bent. Een geestelijk mens heeft onderscheidingsvermogen (1 Kor.
2:15). Geestelijk onderscheidingsvermogen is bij de uitoefening van tucht
uitermate belangrijk. Je moet weten "waar het op aan komt. 12.1.9. Openheid van zaken geven aan de gemeenteTucht is een zaak van de gehele
gemeente, vanaf de derde en vierde fase in de procedure. Op dat moment moet de
gehele gemeente zorgvuldig worden ingelicht. Er moet duidelijkheid komen. Er
moet gezegd worden wat er aan de hand is en wat er tot nu toe gedaan is, met de
getuigen erbij, die het verhaal kunnen bevestigen. Als dit niet, of
halfslachtig wordt gedaan dan wordt er ruimte gegeven voor allerlei speculaties
en praatjes. 12.1.10. Openlijke zonde, openlijk bestraffen."Wie in zonde leven, moet gij in
aller tegenwoordigheid bestraffen, opdat ook de overigen ontzag
hebben" (1Tim. 5:20) Openlijke zonde moet openlijk bestraft
worden. "opdat de overigen ook ontzag
hebben" (1 Tim. 5:20) Opdat ze weten wat de consequenties
zijn van zonde, en dat zonde niet getolereerd wordt. 12.1.11. Het doel van de tucht(1) Inkeer, bekering van degene die zondigt "opdat hij beschaamd worde" (2 Thess. 3:14) Opdat tot hem doordringt dat hij echt
fout zit, in de hoop dat dit hem mede tot inkeer brengt. (2) Bescherming van de andere gemeenteleden Zonde werkt aanstekelijk, het werkt
als zuurdesem (1 Kor. 5:1,6). Slechte omgang bederft goede zeden (1 Kor.
15:33). Als b.v. in één geval in de gemeente wordt toegelaten dat christenen
ongehuwd samen wonen, dan zal dat navolging vinden, totdat het gewoon gevonden
wordt. Hetzelfde geldt voor andere zonden. 12.1.12. Maar je mag toch niet oordelen?Zie 1 Kor. 5:12,13. De gemeente wordt
opgedragen om openlijke zonde te oordelen. 12.1.13. Het is geen oordeel over iemands behoud"opdat zijn geest behouden mag
worden" (1 Kor. 5:5) Dit is een moeilijke tekst. Paulus
spreekt over het overleveren van "die" man aan de satan, tot verderf
van zijn vlees maar tot behoud van zijn geest. Dit zegt hij in verband met de
opdracht tot uitoefening van tucht. Een mogelijke uitleg van dit bijbelgedeelte
is dat als iemand door tuchtuitoefening uit de gemeente wordt gezet, hij in
feite buiten de kudde wordt geplaatst, en daarmee ook buiten de bescherming
van Gods volk, dan is hij een prooi voor de vijand. Het zou daarnaast ook
kunnen zijn dat God over zo iemand zijn beschermende hand gedeeltelijk
terugtrekt, waardoor de Satan tot op zekere hoogte vrij spel krijgt[12].
Immers als je werkelijk een kind van God bent, en je blijft hardnekkig, ondanks
herhaalde vermaning van Godswege, bij de zonde, dan kun je de tuchtiging van
God verwachten[13].
(Hebr. 12:6-10, 1 Kor. 11:17-31). God kan het dan toelaten dat de Satan het
lichaam verderft. Hoe het ook zij. In ieder geval is
deze man (nog) niet verloren. Er staat immers: "opdat zijn geest behouden
mag worden." 12.2. De gemeentetucht op het gebied van de leer12.2.1 Er moet opgetreden worden tegenover hen die een valse leer in de gemeente uitdragen"bevelen, geen andere leer te
brengen" (1 Tim. 1:3) "de mond snoeren" (Titus 1:11) 12.2.2. Er moet krachtig opgetreden wordenLet op de bewoordingen die gebruikt
worden; "bevelen" en "de mond snoeren." (1 Tim. 1:3; Titus 1:11) De Here Jezus verwijt de gemeente van
Thyatira laksheid, nalatigheid, op dit gebied: "maar ik heb tegen u dat
gij laat begaan" (Openb. 2:20) 12.2.3. Het doel van de leerluchtHet doel van leertucht is bescherming.
Valse leer werkt als zuurdesem[14]. Als
wordt toegestaan dat het zuurdesem van valse leer in contact met de
gemeenteleden komt, dan zal na enige tijd de gehele gemeente met die valse leer
"doorzuurd" worden[15]. 12.2.4. Niet alleen verbieden, maar ook op een afstand houdenNaast het bevelen om geen valse leer
te brengen, moet ook afscheiding worden toegepast. Valse leer, valse leringen,
christenen die valse leer of gevaarlijke dwaling aanhangen en uitdragen moeten
op een afstand worden gehouden[16]. Niet ontvangen, niet groeten (2
Johannes :10,11) 12.2.5. Gods woord noemt verschillende valse leringen en valse leraren met nameNamen, b.v. 2 Tim. 2:17. Leringen, b.v. Openbaring 2:14,15,24. 12.2.6. Valse leer, valse leraren, ketterijen, dwalingenEr is verschil tussen valse leer en
dwaling. Bij een verderfelijke ketterij (2 Petrus 2:1) gaat het om een dwaling
over de kern van het evangelie of over voor het geloof fundamentele zaken. Er
zijn echter ook andere dwalingen waar leertucht en afscheiding moet worden
toegepast. Dat zijn leringen, alhoewel minder ernstig, die het geestelijk leven
van de gemeenteleden ernstig ondermijnen[17]. Of
leringen die, alhoewel minder ernstig, de vrede in de gemeente op ernstige
wijze zullen verstoren[18]. Ook
daar moet tegen opgetreden worden. Een gemeentelid mag geen aanhanger van
een verderfelijke ketterij zijn. Als het over dwaling op niet fundamentele
zaken gaat, dan kan het getolereerd worden dat er een afwijkende mening is, wat
niet getolereerd kan worden is, dat die afwijkende mening binnen de gemeente
wordt uitgedragen. 12.3. Terugdeinzen voor gehoorzaamheidJe wordt niet populair als je
tuchtmaatregelen neemt. Daar is vaak zelfverloochening voor nodig, je moet
tegen het eigen gevoel in gaan. Als er al opgetreden wordt, zal er vaak op
emotionele gronden kritiek worden uitgeoefend door degenen die toekijken. Er is
vaak veel fijngevoeligheid en geestelijk onderscheidingsvermogen nodig om te
weten waar het op aankomt. We voelen ons vaak onbekwaam op dit gebied. De tuchtuitoefening
is als het betreden van een emotioneel mijnenveld. Toch moet het gebeuren en
kan het gebeuren, steunend op de leiding van Gods Geest en in gehoorzaamheid
aan Gods Woord. God kent het menselijk hart, hij weet
van de aarzeling om op dit gebied te doen wat moet gedaan worden, vandaar dat
in de bijbel zulke duidelijke taal wordt gebruikt, zodat we er niet onderuit
kunnen. Zie b.v. 2 Thess. 3:6. "Maar wij bevelen u, broeders, in
de naam van de Here Jezus, dat gij u onttrekt ....." God verwijt de gemeente van Thyatira
dat ze niet optraden tegen een valse profetes (Openb. 2:20). De houding van Eli
tegenover zijn zonen is ook een illustratie van slap gedrag. Hij sprak hen er
wel op aan, hij waarschuwde hen, maar toen ze niet luisterden deed hij er
verder niets aan[19]. Het andere uiterste van slapheid is
weer hardheid. Ook dat mag niet gebeuren. Dat zal ook niet gebeuren als de
uitoefening van de tucht met de goede gezindheid (Zie hierboven, punt 12.1.6.)
wordt gedaan. [1]Het gaat hier om een geval van hoererij. In een erge
vorm, iemand leeft met de vrouw van zijn vader. Waarschijnlijk was het zijn
stiefmoeder (1 Kor. 5:1). [3]Wellicht heeft dit te maken met de toekomstverwachting. “De
terugkeer van de Heer is aanstaande dus ik kan alvast stoppen met werk”. [4]Er staat in 2 Thess. 3:10: “Wil
iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten”. Er staat niet kan maar wil iemand niet werken. Het gaat
om onwil niet om onmacht. [6]Een complicatie geeft het als iemand, die vanwege
ernstige zonde uit het midden van de gemeente moet worden verwijderd, familie
van je is. Je mag hem of haar niet meer als een medegelovige benaderen en
behandelen, maar het blijft natuurlijk wel familie van je, en die familieband
blijft en moet je respekteren. [7]Dit is het geval, wanneer iemand zondigt op moreel
gebied. Iemand die een valse leer uitdraagt, een valse leer die de kern van het
evangelie en het fundament van het geloof aantast, moet wel als een vijand
beschouwd worden. De bijbel tekent zo iemand als "een grimmige wolf"
die het gemunt heeft op de schapen (Hand. 20:29,30). [8]Dit is ter bescherming van de oudsten. "Hoge bomen
vangen veel wind", dat geldt ook voor de leiders in ons midden. Ze zijn
gemakkelijk het onderwerp van laster. Daarom is er deze ekstra bescherming. Ze
zijn intussen niet boven de wet verheven, want als er direct bewijs geleverd
kan worden (b.v. ooggetuigen) moet de aanklacht wel in behandeling worden
genomen. [9]Broeders die spontaan vanwege hun persoonlijkheid, hun
dienst voor de Heer, en hun geestelijk inzicht, worden hooggeacht. [10]De oudsten hebben gezag, op basis van hun ambt, en als
het goed is ook gezag als gevolg van hun persoonlijkheid, dienst en wijsheid. [11]Broeders, omdat het
bij tucht om het uitoefenen van gezag gaat lijkt het me beter om de tucht in de
tweede fase over te laten aan de broeders. Natuurlijk kan een vrouw ook het
initiatief nemen in de eerste fase. En in de derde en vierde fase is de gehele
gemeente, en dus ook uiteraard alle zusters, er bij betrokken. [13]Zie in de bijbelstudie over de zonde het hoofdstuk over
"de zonde tot de dood." De bijbel zegt dat God al zijn kinderen, die
hardnekkig doorgaan met een bepaalde zonde, ondanks herhaalde waarschuwing, zal
tuchtigen. Zie de bijbelstudie “Wat gebeurt er als een christen zondigt?” in “De
praktijk van het christenleven I”. [14] Zuurdesem of zuurdeeg is net zoiets als gist. Om het brood te laten
rijzen gebruikten de mensen vroeger zuurdesem, tegenwoordig gebruiken ze gist,
wat op dezelfde wijze werkt. Als je een beetje gist in meel doet, dan gebeurt
er wat met het gehele meel, als je wat zuurdesem in kontakt brengt met meel dan
raakt na enige tijd het gehele meel verzuurd. De bijbel zegt dat zonde en valse
leer werken als zuurdeeg. Zie hieronder punt 17.2.1. [17]
Dit
geldt b.v. voor de dwalingen van de charismatische beweging. Voor een
bespreking daarvan, zie de bijbelstudie over de Heilige Geest. [18]
B.v.
in een baptistengemeente kun je niet gaan uitdragen dat zuigelingen gedoopt
moeten worden, andersom geldt dat ook. [19] 1
Samuel 2:12-17; 2:29; 3:12-14; 4:1-18. |