De bijbel over zegenen

 

 

1. Wat is zegenen volgens de bijbel?

 

Soms is een zegening niet anders dan iemand een zegen toebidden. Net als bij andere gebeden is de verhoring van de zegenbede afhankelijk van de wil van de Heer.

 

Soms is zegenen in de bijbel een met gezag van God opleggen van een zegen. De priesters van het volk Israël hadden onder het oude verbond deze opdracht en volmacht (Zie b.v. Numeri 6:22-27). God had Zichzelf, in dit geval, gebonden om de zegen tot werkelijkheid te maken. Maar als de Israëlieten het verbond verbraken zou de zegen van de priesters niets uitwerken, ook al werd deze precies volgens Gods voorschriften uitgesproken. (Leviticus 26, Deuteronomium 28)

 

Soms is zegenen ook een onder leiding van de Heer aankondigen, profeteren, van wat er in iemands leven gaat gebeuren. Zie b.v. de zegen van Jakob over de kinderen van Jozef en zijn eigen kinderen (Genesis 48, 49).

 

2. Niet prominent in de brieven aan de gemeente

 

In het Nieuwe Testament, in de brieven aan de gemeente, wordt zegenen nauwelijks genoemd. We worden wel met nadruk aangespoord om voor elkaar, voor zieken en mensen in nood te bidden, maar nergens worden we aangespoord om elkaar te gaan zegenen.

 

De enige aansporingen tot zegenen in het Nieuwe Testament vinden we in de volgende drie teksten: Romeinen 12:14, 1 Petrus 3:9 en Lucas 6:28. In alle drie de gevallen gaat het om onze reactie op vijandschap. Als mensen ons vijandig behandelen moeten we geen wraak nemen. In plaats van wraak te nemen moeten we hen zegenen, moeten we hen Gods zegen toe bidden.

 

We vinden in de brieven wel voorbeelden van zegenbeden. De meeste brieven eindigen met een zegenbede. Daarin worden de lezers een algemene zegen toegewenst en toegebeden. “De genade van onze Here Jezus zij met u” (Rom. 16:20)  “De genade van onze Here Jezus Christus, en de liefde Gods, en de gemeenschap des Geestes zij met u allen” (2 Kor. 12:13) Enzovoorts.

 

Maar in het geval van concrete noden, zoals b.v. ziekte,  wordt niet zegening maar gebed toegepast. Zie hoe de apostel Johannes reageert op de nood van Gajus. “Geliefde ik bid dat het u in alles wel ga en gij gezond zijt, gelijk het uw ziel wel gaat.” (3 Johannes :2). Hij bidt voor de gezondheid van Gajus. Hij zegt niet “met de volmacht van de Heer zegen ik je met gezondheid”. Hij zet niet door b.v. het Maranatha gebed de Geest aan het werk. Hij deelt niet met het gezag van de Heer gezondheid uit, zodat God er aan gebonden is om het ook te doen. Hij eindigt de brief wel met een algemene zegenbede: “Vreze zij u” (:15).

 

Ook de idee dat je geleid door de Geest met gezag allerlei zegeningen uit kan delen, zegeningen waar God aan gebonden is om die waar te maken, heeft geen steun in het Nieuwe Testament. Dat wil niet zeggen dat God dit niet bij gelegenheden wel eens kan doen, maar je kunt er zeker geen methode van maken.