Bespreking van het boek van drs. R. van der Ven,

Sluiers over de Schrift: Uitkomen in een andere wereld?

Door ds. C.J. Haak.

 

Omslag binnen bijbelgetrouw christendom

 

Op weg naar een magisch heidendom?

 

Het boek Sluiers over de Schrift 1 (klik op voetnoot) schudt ons wakker uit een postmoderne slaap. De

bijbelgetrouwe christenheid 2 staat aan de vooravond van een nieuw soort christendom. Er zijn

binnen deze, onze, kring veranderingen aan de gang die doen denken aan de dreiging van de

gnostiek in de eerste eeuwen van het christendom. Of moet de diagnose nog dieper insteken?

Hebben we te vrezen dat het nieuwe christendom, alias neo-evangelicalisme, ons terug voert

naar de magie van het heidendom?

 

Zware woorden, zeker. Te zwaar? Laat dan eerst de betekenis van het boek Sluiers over de

Schrift: Uitkomen in een andere wereld? tot je doordringen. Daarin wordt een aanklacht geuit

die we hoe dan ook hoogst serieus moeten nemen.

 

Inleiding

 

Dit boek bespreekt de omslag in de evangelische kring, en daar niet alleen, in de omgang met

de mysterieuze wereld van het occulte. Aan de oppervlakte gaat het dan meestal over de vraag

naar zaken als gebedsgenezing, tongentaal, profetie, bekend van de charismatische beweging.

In de diepere laag daaronder gaat het over de visie op de bijbel, op de werkelijkheid, op het

onbewuste, op sluimerende krachten in de schepping.

Boven alles gaat het over een nieuwere totaalvisie, een zogenaamde paradigma-verschuiving.

Het traditionele christendom met zijn houvast in de bijbel, formulering van de leer (‘dogma’s),

verklaring van teksten, kerkvisie en de vertrouwde zekerheden moet worden afgedankt.

Daarvoor in de plaats ontvangen we dan een boven-conceptueel, intuïtief, praktisch denken

en vooral voelen. Een pleidooi voor het ‘echte’ weten, het ware kennen van God, met name

ook uit de ervaringen, veelvormig en oecumenisch.3

 

De schrijver, drs. Ruud van der Ven, weet goed waarover hij praat. Niet alleen citeert hij vaak

en uitvoerig tal van namen, boeken, websites, hij draagt ook in zijn leven de sporen van de

worsteling met alternatieve zienswijzen op geneeskunde (van der Ven is arts), met andere

godsdiensten, met kwade krachten. Op 39-jarige leeftijd is hij op de grens van de dood

(zelfmoordpoging) gered door de liefdevolle zorg van een evangelist. Dat bracht hem tot

geloof in Christus. Zijn bekering motiveerde hem om te waarschuwen tegen de verleiding van

het alternatieve circuit, vooral het alternatieve geloof van het neo-evangelicalisme en de

charismatische beweging.4

 

Het boek begint zeer opvallend met een hartelijke brief aan prof. Willem J. Ouweneel. Daarin

legt hij uit dat in dit boek de naam van Ouweneel wel vaak en kritisch genoemd wordt. Dit is

niet gericht tegen de persoon van Ouweneel, maar ‘tegen de diverse leringen die hij

uitdraagt.5

 

En over die ‘leringen’ is Van der Ven glashelder: ze breken het klassieke,

christelijke geloof af, ze vervangen de klaarheid van de bijbel voor een boven de bijbel

uitgaand ‘Woord van God’, dat mogelijkheden biedt om deel te hebben aan de vele gaven die

in de bijbel genoemd worden, ook die van tongentaal, profetie en (gebeds)genezing.6 Ik geef

een summiere samenvatting van de hoofddelen.

 

Een gewijzigde Schriftvisie

 

Van der Ven schetst in het 2e hoofdstuk de ontwikkelingsgang van prof. Ouweneel over de

Schriftvisie.7 Tot halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw blijkt Ouweneel een vurige

aanhanger van de onfeilbaarheidsleer van de Schrift. Daarmee wordt de bijbel, vanwege de

inspiratie door de Geest, voor foutloos woord van God verklaard.8 Vanaf 1987 verandert de

visie van Ouweneel. Er wordt nu ruimte gegeven aan mogelijke fouten in de bijbel, die echter

alleen het tijdelijke woord betreffen. Het eeuwige Woord dat boven taal en spraak uitgaat,

blijft onveranderlijk. Ouweneel ruilt zijn onfeilbaarheidsleer in, omdat hij het niet langer eens

is met de achterliggende wetenschapsvisie, zijnde rationeel, logicistisch en dualistisch.

Daartegenover moet meer aandacht gegeven worden aan het hart, en het gevoel van de mens.9

Parallel daarmee moet ook de klassieke theologie het ontgelden. Ook die is te rationeel, te

immanent. Het geloof gaat eigenlijk ook de wetenschap te boven.

 

In een nog latere fase, eind jaren negentig, komt Ouweneel dan, rondom de discussie over ‘de

kloof’ tot vergaande uitspraken over de theologie die achterblijft bij het eigenlijke geloof.

Geloof is immers boven-rationeel en boven-conceptueel. Via de sprong naar het bovenconceptuele

wordt de Schrift verlaagd tot een ‘immanente gestalte’ van het eeuwige woord.

 

Het betekent voor hem een relativering van alle intellectuele leer. Dogma’s zijn slechts

menselijke uitvindingen, die veelal de oorzaak van kerkscheuring zijn. Daartegenover is er het

(oecumenische, boven- en interkerkelijke) geloof in God zelf. Ouweneel heeft daarmee, stelt

Van der Ven, de postmoderne hermeneutiek van Gadamer omarmt en in de kerk binnen

gedragen.10 De postmoderne mens kan immers niets meer met vaststaande leer en zekerheden.

Hij moet meer op zijn gevoel worden aangesproken, niet meer met zonde, of dreiging met de

hel.

 

Ouweneel ruilt graag zijn ‘fundamentalistische’ visie in voor een meer dynamisch spreken

van de Schrift. Hij erkent dat hij het allemaal niet meer zo precies weet, én dat het hem

allemaal niet zo erg veel kan schelen ook. Geen theoretische -ismen meer, maar het

Schriftonderwijs van Geest-vervulde uitleggers, die de waarheid van de Schrift in hun leven

ervaren hebben.11

Daarmee lijkt Ouweneel te verschuiven van een objectieve autoriteit van de bijbeltekst naar

het subjectieve innerlijke gevoel van de gelovige. Ouweneel geeft toe dat hij ‘anders’ is

gaan denken over de historische betrouwbaarheid van de bijbel, o.a. over Adam en Eva,

de slang in het paradijs, schepping en evolutie.12

 

Deze verschuivingen staan nadrukkelijk niet los van elkaar. Ze functioneren inderdaad in een

totaal ander paradigma. Een visie waarbij de tijdelijkheid en de historiciteit van de bijbelse

gegevens het onderspit delven tegenover de (hogere?) werkelijkheid van de Geest, het Woord,

het transcendente, die alleen door het gevoel en het hart te kennen zijn.13 Deze opvatting leidt

er ook toe om de gedachte van een onbelijnde ‘oecumene van het hart’ bij te vallen. Het ware

geloof gaat ook het onderscheid van rooms-katholiek en protestant te boven. In die oecumene

heet hij dan ook de geestesgaven hartelijk welkom.14

 

Een wereld die zijn geheimen prijsgeeft?

 

Samenhangend met een gewijzigd paradigma, waarbij gevoel en geest meer op de voorgrond

treden dan verstand, ‘feitelijkheid’ en materie, verwijst Ouweneel ook naar de grote betekenis

van Rupert Sheldrake. Daar zou een gedegen antwoord op het eeuwenoude probleem van de

tweeheid van geest en lichaam gevonden kunnen worden.

 

Zo’n opmerking is voor Van der Ven aanleiding geweest om de antecedenten en de beweringen

van Sheldrake grondig te onderzoeken. In mijn woorden weergegeven stelt Sheldrake dat er

sprake is van ‘geladen velden’ met energie tussen de kleinste deeltjes materie. Door deze

velden staan die materiedeeltjes onzichtbaar met elkaar verbonden en beïnvloeden ze elkaar.

Sheldrake vergelijkt dat met telepathie. Mensen kunnen soms ‘weten’ wie er belt, terwijl ze

nog naar de telefoon lopen. Deze werking van de velden noemt hij ‘morfische resonantie’.

Je kunt er mee verklaren hoe een hond zijn baas ‘kent’ over grote afstand, want ze zijn beiden

‘aangesloten’ op het veld van energie.

 

Nog een stap verder in deze richting en er bestaat ook een veld dat mensen over de grenzen

van de dood met elkaar verbindt. Een medium heeft dan inderdaad contact, via het ‘grote

wereldveld’ of ‘collectief wereldgeheugen’ met deze dode en kan allerlei informatie of

herinnering van hem opvragen.15 In deze lijn doordenkend kom je tenslotte uit op een megagroot

energieveld waarbij al het geheugen van de mensheid ligt opgeslagen. Wie zich nu maar

openstelt voor deze ‘informatie’ kan krijgen wat hij wilt. In feite gaan hiermee ook de

gedachte van een bestaan van verleden, heden en toekomst na elkaar op de schop. In dat

wereldbrein bestaan die naast elkaar. Het is daarom ook mogelijk om iemand te ‘contacten’

die nog geboren moet worden.16 Deze velden veroorzaken dan ook weer de automatische

ontwikkeling van nieuwe organismen, andere structuren, die ook weer genezing van ziekten

tot stand kunnen brengen.

 

Deze velden zijn nadrukkelijk geen materie, maar een subtiele vorm van energiesubstantie,

die te etherisch zijn om nog wetenschappelijk te kunnen worden waargenomen. Dit gaat de

mechanische verklaring van dingen te boven, want er is sprake van een doelbewustheid. De

dingen gebeuren niet zomaar, maar ze worden ‘gestuurd’ vanuit deze morfogenetische velden

tot een samenhangende actie of gedrag. De reis over duizenden kilometers door trekvogels

kan perfect met deze theorie worden verklaard. Het grote breekpunt is dan dat we moeten

erkennen, net als in de quantum fysica, dat er niet-materieel waarneembare krachten zijn die

het heelal en de wereldgeschiedenis beheersen en besturen.

 

Echter, mensen die zich open kunnen stellen, die sensitief zijn, kunnen in dit energieveld

intreden of aanhaken, zodat zij toegang hebben tot de opgeslagen informatie. Daarbij staan

rationeel ingestelde mensen wel achter in de rij. Je moet alle rationaliteit en vroegere

verklaringen achter je laten en je laten overweldigen door deze energie. Kinderen staat er

dichtbij, en ook dieren hebben deze antenne en potentie nog niet verloren.17 Andere mensen

die hier weet van hebben zijn de mystieke leraren, de toverdokters, de guru’s uit de mystieke

religies, die zich kunnen onttrekken aan hun lichaam en uittreden in de onzegbare ruimte van

het al. Door in te spelen op de krachten van het universum kun jij als mens je eigen lot in

handen nemen, alsof je God zelf was...

 

Van der Ven vult vanuit de geschiedenis van Sheldrake aan dat de oorsprongen van deze visie in

India liggen, uit de ontmoeting met de mystieke religies. Hij noemt de namen van diverse

mensen, Henri Bergson, Bede Griffiths, Matthew Fox, Ralph Abraham & Terence McKenna,

en Jill Purce, de vrouw van Sheldrake, die allemaal betrokken zijn (geweest) met de mystieke

religies. Er wordt gesproken over krachten, uittredingen, kundalini, chakra’s, micro- en

macrokosmische potenties.18 Van der Ven laat uitdrukkelijk de verbinding van dit denken met

de New Age zien, waarvan Fritjof Capra een bekend boegbeeld is. Dit hele denken is

doortrokken van indische mystiek en religie. Ook wordt er een parallellie gezien tussen het

collectief unbewuste en de archetypen van Jung met het door Sheldrake aangewezen

wereldbrein of nulpuntveld.

 

Door meerderen is Sheldrake dan ook afgeschilderd als een ‘warhoofd’, die nauwelijks de

naam wetenschapper waard is. Er ligt een duidelijke verbinding van zijn opvattingen met het

spiritisme en de esoterie. Daar wordt gesproken over het nieuwe tijdperk van Aquarius, de

waterman, die het (rationele, christelijke) tijdperk van de Vissen achter zich zal laten. De

grens tussen materie en geest zal vervagen. Er zal steeds meer sprake zijn van

gebedsgenezing, zelfs op afstand. Want het nieuwe tijdperk voorspelt grote ontdekkingen

waarbij de ‘toververhalen’ uit de mythen weer de werkelijkheid van elke dag worden. Van der

Ven spreekt over een ‘hertovering’ van de wereld, nadat de renaissance juist een ‘onttovering

tot stand had gebracht. Hij acht deze weg van Sheldrake een integratie en syncretisme van

christendom en hindoeïsme. De wetenschap moet baan maken voor deze nieuwe inzichten.

Het nieuwe christendom van de Geest kan zich verenigen met het beste van de nietchristelijke

religies...

 

Nadrukkelijk stelt Van der Ven Ouweneel niet aansprakelijk voor de vele afbuigingen die met

Sheldrake’s theorie samenhangen. Maar heel indringend is wel de vraag waarom Ouweneel

dan zo blind is voor de achtergrond van deze opvatting en de volslagen onbijbelse visie op

schepping, mensheid en God? Deze vraag dringt eens te meer omdat Ouweneel ook een hoge

dunk van Jung heeft. In zekere zin een kleine stap naar een nieuwe wereld.

 

Met Jung op pad?

 

In de psychologie zoals Ouweneel die heeft ontwikkeld in Nachtboek voor de ziel wijst Van

der Ven op een soortgelijke blinde vlek bij Ouweneel in diens taxatie van de gebruikswaarde

van Carl G. Jung.

 

Zelf is Van der Ven via de psychologische hulp volgens de Jungiaanse therapie van kwaad

tot erger geraakt, van de ene duisternis tot de diepere duisternis van het occulte.19

Zijn felle kritiek op Jung schetst hij eerst uit het leven van Jung, waaruit blijkt dat Jung z

ich oriënteerde op occulte verschijnselen.20 Jung heeft zich in zijn visie op het Ik en het

Onbewuste heeft laten inspireren door oosterse mystiek en Zen-Boeddhisme. In de

‘chemische bruiloft’ van Ik en Onbewuste probeerde Jung de ‘verbinding der tegenstellingen’

te vinden, net zoals de oude alchemisten op hun manier. Daarin beroept Van der Ven zich

op eerdere geschriften van Ouweneel, o.a. Het domein van de slang. Toen was Ouweneel

nog een vurig tegenstander van Jung, in zijn Nachtboek van de ziel blijkt hij open te staan

voor het gebruik van de droomtherapie van Jung.

 

Een markante omslag met een diepe achtergrond

 

Ouweneel gebruikt Jung en elementen van zijn droomleer in het kader van de omslag van

De (intellectuele) leer en het intellect naar meer van de Heer en meer van de Geest. Ouweneel

Wil toe naar een relativering van het intellectuele, meer openstaan voor het ‘warm-zachtvrouwelijke

in hem. Daarin ziet hij de werking van de Geest.21

 

Van der Ven toont dan nader aan dat Jung niet ‘los verkrijgbaar’ is, alsof elementen van

zijn gedachtengoed ‘gekerstend’ zouden kunnen worden. Vooral de weg van de ‘individuatie’

als de persoonlijke ontwikkeling en ‘zelfwording’ acht hij niet probleemloos over te

nemen. Als Ouweneel in zijn exegese van Gen. 32:22-32 de man waarmee Jacob bij Pniël

vocht identificeert als een demon, spreekt Van der Ven over een ‘funest gevolg’ van een

nieuwe Schriftvisie.22

 

Bij nadere analyse van de hoofdbegrippen van Jungs leer, collectief-unbewuste, archetypen,

zelf-wording, is de invloed van het hindoeïsme met handen vol aan te wijzen, vg. kundaliniyoga

van het taoïsme en de relatie met Brahman als atman.

Het nieuwe paradigma van Ouweneel stoelt op de acceptatie van de oosterse mystiek.

Daarin wordt de vierstappenleer van instappen, verkennen, verinnerlijken en transformeren

nauwkeurig gevolgd. De laatste fase is dan de periode van de New Age, een volslagen

ander wereldbeeld dan het klassiek christelijke. Daarbij mag niet over het hoofd worden

gezien dat bij Jung de Drie-eenheid van God wordt vervangen door een Vier-eenheid

waar ook de duivel een plaats krijgt, dat in feite God en Christus louter psychische

grootheden zijn, dat er gelonkt worden naar de krachten die in de verering van de godin

Shakti beleden worden. De weg van individuatie loopt bij Jung uit op zelf-vergoddelijking.

 

In dat verband legt Van der Ven de verbinding die charismatische predikers gelegd hebben

met Jung en de krachten van de Geest, Kelsey en Sanford.23 De zogenaamde gaven van de

Geest, power, zalving, tongentaal lijken naadloos op de Chakra-leer van het hindoeïsme. Het

verrichten van wonderen, genezingen op gebed zijn niet langer ‘gaven’, maar menselijke

potenties.

 

In zo’n kader is er geen behoefte meer aan genade en het sterk zijn in zwakte is dan

een gepasseerd station.. De nieuwe weg van ‘dromen, visioenen, transcendente weten,

geestelijke intuïtie, stemmen, engelen, tongentaal, het ligt in het bereik van iedere gelovige

die zich maar echt open stelt. Daartegenin aarzelt Van der Ven niet om de duivel aan te wijzen

als de bron van deze nieuwe ‘gaven-leer’.

 

Knieval voor instant genezers

 

In zijn bespreking van Ouweneels relatie met de gebedsgenezer T.B. Joshua laat Van der Ven

zien hoe de bovengenoemde lijnen consequent worden doorgetrokken.24 Terwijl Joshua ook

door Nigeriaanse christenen wordt aangeklaagd als een valse profeet ziet Ouweneel hem

alleen maar als een ‘man Gods’. Uitvoerig wordt daarom het doopzeel van deze ‘profeet’

gelicht en aangetoond dat hij niet de Christus van de Schriften leert, maar een magiër. De

genezingen zijn dan ook moeilijk aan te wijzen als de vruchten van de Geest. Geen wonder

dat dit hoofdstuk getiteld is: ‘openheid voor demonische zalving’.

 

Ook empirisch valt er over de bediening van Joshua nog wat te zeggen. Er zijn meerdere

gevallen bekend van mensen die niet genezen werden, of na genezing weer ziek werden. Het

geboorteverhaal dat Joshua over zichzelf vertelt is haast een persiflage van de geboorte gan

Jezus. Er vallen veel onwaarheden te noteren die van de bediening van Joshua’s Synagoge

verkondigd worden. Ook de relatie van Ouweneel, die op speciale manier ‘gewonnen’ werd

voor Joshua is opvallend en schept een band van guru en leerling tussen die twee. Daardoor

kan Ouweneel de krachten ontvangen om ook zelf in tongen te spreken en een

genezingsdienst te beginnen.25

 

In zijn recentere boeken is daarom ook veel aandacht voor ‘meer Geest in de gemeenten’ en

vooral voor ‘geneest de zieken.’ Door de Geest komen immers allerlei dingen binnen het

bereik van de gelovige. Ziek zijn is voor de gelovigen niet meer nodig. De fase van de strijd

en het lijden in het geloof lijkt te worden afgesloten. De nadruk op het gevoel, het openstaan

voor nieuwe openbaringen, verbreken van vloeken, genezing op bevel, het zijn bij Van der

Ven eerder camoeflages en afleidingsmanoevres van het rijk der duisternis, dan bewijzen van

de Geest van Christus. Met verwijzing naar Paul Hiebert wordt aangetoond dat er sprake is

van een terugkeer van het animisme (magisch heidendom en wicca) en een binnenhalen van

de oosterse mystiek.26

 

Had het christendom en in Europa de Reformatie nog de kracht om de vergoddelijking van de

wereld te doorbreken, te ‘ont-toveren’, in het toelaten van dit nieuwe christendom wordt de

wereld weer ‘hertoverd’. We worden ingeleid in een monistisch en pantheïstisch stelsel

waarbij alles met alles samenhangt, waarbij bovennatuurlijke krachten de gang van de

geschiedenis bepalen, al of niet gemanipuleerd door menselijk ritueel, waarbij goed en kwaad

niet meer te onderscheiden zijn en waarbij God is opgegaan in het al-ene zijn of ook niet-zijn.

Er is dan consequent doorgedacht ook geen plaats meer voor het ‘uw wil geschiede,’ voor

lijden, tegenslag en ziekte, want daar hoeven de gelovigen niet in te berusten.27

 

Uit de sterke voorkeur die Ouweneel aan de dag legt in zijn binnenhalen van Joshua sluit

Ouweneel zich aan bij een lange rij gebedsgenezers met o.a. John Wimber en Benny Hinn.

Nader onderzoek naar de achtergrond en de uitspraken van deze ‘profeten’ had Ouweneel

kunnen waarschuwen voor het onbijbelse karakter ervan.28

 

Van der Ven spreekt over een ‘griezelig scenario’ dat geleerde christenen de valse

christussen niet meer herkennen, met een voorkeur voor de ‘spannender weg met ervaringen,

dromen, visioenen, profetieën, tekenen, wonderen, krachten, mystiek, de Geest alleen.29

 

Is hier geen sprake van de verleiding van velen, waar de Here Jezus de discipelen al waarschuwde, Mk. 13:5-6?

 

Nog eens: gewijzigde Schriftvisie

 

Nadrukkelijk komen we weer uit bij de Schriftvisie. Het is niet alleen dat Ouweneel zijn

vragen heeft gesteld bij de leer van de foutloosheid van de Schrift. Zijn visie gaat veel verder.

Via de sleutel van de gaven van de Geest wordt de hele Schrift als het ware open gebroken om

te getuigen van een andere wereld dan die wij kennen. ‘Onze’ wereld van ziekte, zonde,

gebrokenheid, maar ook verzoening en genade wordt vervangen door een wereld van

krachten, genezingen, wonderen, harmonie en gaafheid. De eenheid van de Schrift wordt niet

meer gerespecteerd. Teksten moeten in een totaal ander kader functioneren dan de Schrift zelf

leert. Er worden ‘krachten’ aangeboden waarvan in de Schrift geen sprake is, integendeel,

waartegen wordt gewaarschuwd als heidendom en bijgeloof.

 

Terecht stelt Van der Ven in zijn ondertitel: ‘Uitkomen in een andere wereld?’ Inderdaad, het

is de harde wereld van het heidendom, dat met zijn magisch vermogen de krachten wil

bespelen en manipuleren ten gunste van deze of die misdeelde. Het is de wereld waarbij niet

de kerk of het koninkrijk centraal staat, maar het behoeftenpatroon van de individuele mens.

Het is een wereld die we uit de Schrift wel leerden kennen, in de verering van Baäl en Astarte,

van Artemis en Zeus. Een wereld waaruit we door het evangelie van genade, Goddank, zijn

weggetrokken en verlost, om kinderen te zijn van het lichtend koninkrijk.

 

Het is dus niet om het even hoe je de incidentele bijbelteksten over gaven van de Geest uitlegt.

Wie ze uit het totale verband van de hele Schrift als één groot pleidooi tegen het heidendom

uit tilt, is uiteindelijk weer terug bij af, verering van de mens en de vergoddelijking van de

schepping. Met deze uitkomst staat, terug redenerend, ook de Schrift op een andere manier ter

discussie. Dit hele streven naar gaven van de Geest en herhaling van de wonderen en tekenen

uit de eerste tijd van het christendom leest de bijbel zonder zijn historische context. Het

verwaarloost schromelijk de eenmaligheid van de geschiedenis en bagatelliseert de gang van

 de openbaring in de werkelijke wereldgeschiedenis. Deze manier van bijbel lezen negeert de

samenhang die de Here zelf heeft aangewezen in het geheel van de bijbel.

 

Zo wordt de bijbel een spreukenboek, vol met mantra’s en voorbeelden van geslaagde

mensen. Het is dan niet meer het boek waarin de werkelijke geschiedenis van de strijd tussen

goed en kwaad wordt bevochten, tot aan het historische kruis en opstanding toe. Christus is

niet langer de verzoener van concrete, werkelijke zonden, maar de grote guru die ons inleidt in

de geheimen van een mysterieuze boven-aardse toverwereld. Zo’n manier van bijbel lezen

drijft mensen uiteindelijk in de armen van mystiek, magie en ritueel. De mens leest dan zich

tot zijn eigen ‘verlosser’. De titel van het boek, Sluiers over de Schrift, heeft trefzeker de ernst

van deze weg aangewezen.

 

Conclusie

 

Met zijn boek heeft Van der Ven christenen van vandaag bijzonder gediend. Het gaat hem niet

om Ouweneel als zodanig, maar om zicht te krijgen op de wereld waarheen de nieuwe

interesse inzake de gaven van de Geest kan leiden. De vrees om terecht te komen in een

neoheidendom met magische en mystieke trekken is bepaald niet ongegrond.

 

Het draait tenslotte om de vraag of het bijbels geloof werkelijk in deze wereld, met zijn

historische lijnen en creatuurlijke grenzen plaats vindt, of dat we een mythe aanhangen

die met ritueel telkens weer geactualiseerd moet worden om het ‘waar’ te maken. J.H. Bavinck

heeft zijn hele leven gestreden tegen de ‘betovering’ van de mystiek. Zijn grote wapen was

telkens weer de historische werkelijkheid van de openbaring van God in deze concrete wereld.

Die waarschuwing wordt in Van der Vens boek in allerlei toonaarden opnieuw ten gehore

gebracht.

 

Het verdient daarom besproken te worden op verenigingen, bijbelstudieclubs, onder

voorgangers en kerkleiders van gelovigen die de bijbel hoogst serieus willen nemen. Al vallen

er op onderdelen vragen te stellen,30 die vallen in het niet bij het grote gelijk van de boodschap

van Van der Ven. Christenen zijn gewaarschuwd. De omslag is zich aan het voltrekken in de

neo-evangelicale en neo-gereformeerde roep om een christendom van de Geest.

 

Dit boek is een betrouwbare gids om te midden van de verwarring de contouren te blijven

zien van het klassieke christelijk geloof, dat de eeuwen heeft doorstaan. Warm aanbevolen.

 

 

De eindnoten:

 

1 Doorn: Stichting Johannes Multimedia, 2006, www.johannes-multimedia.nl, ISBN (13) 978-905-7982-132, 319 pgg, Eu. 19,95.

2 Onder ‘bijbelgetrouw’ versta ik de brede groep christenen uit de evangelische en reformatorische traditie die de Schrift als van God gegeven accepteren en zich keren tegen de liberale Schriftkritiek van de 19e en 20e eeuw.

3 Sluiers, p. 29-30 biedt een lijst met tegenstellingen tussen traditioneel en nieuw geloof.

4 Sluiers p. 111.

5. Sluiers, p. 5.

6 Van der Ven gebruikt materiaal uit de natuurkunde, filosofie, psychologie, theologie, geschiedenis en de niet-christelijke religies.

Naast een paar stevige bijlagen wordt ook een bladzijdenlange, verklarende woordenlijst geboden m.n. uit esoterische wereld. Een tref- en naamregister opent het boek voor selectief gebruik.

7 Nadrukkelijk zij ook hier vermeld dat deze schets niet persoonlijk gericht is tegen Ouweneel, maar bedoeld als illustratie van wat er (in Nederland) aan de gang is rondom het gezag en gebruik van de bijbel. Deze visie wordt immers op vele manieren en vaak met gloed en verve uitgedragen in de bijbelgetrouwe kring van christgelovigen, bijv. in de Radio- en TV-gids Visie van de EO, en boeken en romans uit de evangelische hoek, bijv. F.E. Peretti.

8 Deze ‘onfeilbaarheidsvisie’ wordt meestal verdedigd in het Angelsaksische, bijbelgetrouwe christendom, bekend als ‘inerrancy’.

Daarbij speelt de (per definitie niet te toetsen) theorie van foutloze, nooit terug gevonden, oorspronkelijke bijbelteksten een grote rol. Ten overvloede zij gemeld dat dit niet per se hetzelfde is als het geformeerde geloof in de betrouwbaarheid van de Schrift. In de praktijk van de

omgang met de Schrift zal er weinig verschil tussen deze visies zijn aan te tonen.

9 Van der Ven ziet hierin de doorwerking van de gedachte van het ‘grondmotief’ van de Wijsbegeerte der Wetsidee doorwerken.

Daarin wordt het hart in feite boven-tijdelijk en dus ook boven-bijbels geacht. Een element dat ook vanuit gereformeerde hoek wel is ingebracht tegen deze gedachte, o.a. door J. Douma.

10 Sluiers, p. 37. Daarbij verwijst Van der Ven ook naar de relatie met Jung.

11. Sluiers, p. 27-28, naar aanleiding van het interview in het programma Wittrewierum in 2002.

12 Sluiers, p. 47-51.

13 Sluiers, p. 51-52, vg. p. 54-55, waar bij Ouweneel sprake is van een opening naar de mystiek-extatische elementen van de Grieks-Orthodoxe traditie en het teruggetrokken-eenzame leven van de monniken. Het ‘verwartOuweneel naar zijn eigen zeggen: wie kan nog zeggen wat waarheid is?

14 Sluiers, p. 55-56.

15 Ook wel genoemd het nulpuntveld, Zero Point Field, omdat bij het absolute nulpunt van de temperatuur, 273 onder 0 Celsius, nog steeds energie te meten valt. Volgens Lynne McTaggart in Het veld, wordt dit veld opgevat als de blauwdruk van ons bestaan. Het is een oneindige zee van energie die ons hele hebben en houden bepaalt, verleden, heden en toekomst. Niet vreemd dat sommigen dan ook spreken over het nulpuntveld als...God. Zie Sluiers, p. 76-77.

16 Sluiers, p. 68-75.

17. Sluiers, 17 , p. 73.

18 Gelukkig: de woordenlijst achterin helpt je er doorheen

19 Sluiers, p . 111-112.

20 In zijn boek Van kwaal tot erger, Buijten & Schipperheijn, 1997, zet Van der Ven dat breder uiteen.

21 Sluiers, p. 115-116.

22 Sluiers, p. 123-126.

23 Sluiers, p. 142 e.v. Zie daar ook voor een hele lijst van New Age profeten die zich als evangeliepredikers voordoen.

24 Eerder schreef Van der Ven Dossier T.B. Joshua: Genezing in een breder perspectief. Buijten & Schipperheijn, 2003.

25 Sluiers, p. 188 e.v. Ouweneel spreekt over een vernieuwd inzicht door een stem in zijn hart. Hij beschouwt dat als een verloren

element van het westerse christendom dat onderweg een deel zou zijn kwijt geraakt, p. 191.

26 Sluiers, p. 218-221, vg. 226: ‘animistische wereldbeschouwing’.

27 Sluiers, p. 222-223. Expliciet heeft Ouweneel zijn afkeer van Zondag 10 van de Heid. Cat. uitgesproken. Lijden is alleen het lijden in de vervolging om Christus’ wil, maar ziekte mag worden opgelost in de genezingsbediening van mannen Gods. In feite leert Ouweneel hiermee, naar een opmerking van W. Smouter, een onbarmhartige genezingsleer. Het hangt af van de geloofskracht en –overtuiging van de zieke (en zijn omgeving) of hij/zij genezen wordt of niet, p. 223.

28. Sluiers, p. 28 . 225-231.

29 Sluiers, p. 235.

30 Ik noemde eerder al de visie op de zgn. foutloosheidstheorie van de bijbel. Men dient zich ook telkens  s te realiseren dat Van der Ven niet alle ketterijen die hij tegen komt Ouweneel in de schoenen schuift. Hij wijst achtergronden, richtingen en visies aan waarvan men de onderdelen niet ‘los’ kan verkrijgen en toepassen.

 

 

MEER INFORMATIE OVER W.J. OUWENEEL

 

HOME