De Narnia Chronicles – getoetst aan de bijbel

 

Recent is de film over het eerste boek van de Narnia serie van C.S. Lewis uitgekomen. 'The Lion, the Witch and the Wardrobe.' 'De leeuw, de heks en de kleerkast.' Via een magische klerenkast komen vier kinderen in het land Narnia. Daar beleven ze allerlei avonturen.

 

Wat zijn de  bezwaren tegen de Narnia verhalen?

 

1.      Personages geinspireerd door Griekse goden en de figuren daar omheen

 

Lewis heeft veel van de figuren die Narnia bevolken niet zelf verzonnen. In een aantal kun je eenvoudig bekende Griekse en Romeinse goden herkennen, al zijn b.v. de namen wel veranderd.

 

De eerste inwoner die de kinderen in Narnia ontmoeten is een vreemd wezen dat de naam Tumnus draagt. Hij ziet eruit als de combinatie van een mens met een geit. Deze figuur lijkt als twee druppels water op de Griekse afgod Pan. Ze hebben hetzelfde uiterlijk. Geitepoten, naakt bovenlichaam, spitse baard (geitesik), spitse oren, horens. Pan is een geest die in het woud woont. Tumnus woont ook in het woud. Pan speelt prachtig muziek. De panfluit is naar hem vernoemd. Tumnus heeft een fluitje waarmee hij mooie muziek maakt. Op die manier betovert hij mensen (bijvoorbeeld het meisje Lucy). Pan inspireert mensen tot wilde feesten in het bos. Midden in de nacht. Tumnus viert inderdaad, met alle andere inwoners van Narnia, 's nachts feest in het bos.

 

De figuur Tumnus is dus een afspiegeling van de afgod Pan. De naam Pan betekent 'alles'. Hij is de opperdemon van alle heidense goden. Al duizenden jaren speelt hij een hoofdrol in de heidense cultussen, overal ter wereld. Ook vandaag heeft hij een belangrijke plaats in de moderne hekserij.

 

Pan is een vruchtbaarheidsgod. Hij symboliseert extreme vormen van seksuele perversie. Daar zet hij de mensen toe aan. Pan staat ook symbool voor angst die je plots overvalt op een eenzame plaats. Het woordje paniek is afgeleid van zijn naam. Pan leidde nymfen (vrouwelijke bosgeesten) in extatische rituele dans in het bos. Pan is ook de god van de valse profetie. Hij geeft boodschappen door die hijzelf ontvangt van nymfen. In Narnia worden nymfen voorgesteld als goede wezens.

 

In Narnia wordt Tumnus, alias Pan, ten tonele gevoerd als een wezentje dat eerst slecht is, maar daar spijt van krijgt. Eerst betovert hij Lucy met zijn fluit en liegt tegen haar. Later wordt hij zogezegd een goede faun. Vervolgens komen er nog meer figuren uit de Romeinse en Griekse wereld van goden, halfgoden en andere bovennatuurlijke wezens, voor.

 

Zelfs Bacchus, de Romeinse afgod voor seks en dronkenschap, is een inwoner van Narnia. Hij wordt als een vrolijke feestneus voorgesteld, die samen met de kinderen en de leeuw Aslan 's nachts feest viert in het bos.

 

Deze goden werden in de tijd van het ontstaan van het Nieuwe Testament vereerd en gevreesd. Ze hadden eigen tempels, priesters en priesteressen en eredienst. De bijbel zegt dat achter de afgoden boze machten zitten (1 Kor. 10:19,20). Met afgoden kun je geen spelletjes spelen.

 

Paulus schrijft over de christenen in Thessalonica dat zij zich bekeerd hadden van de afgoden om de levende God te dienen. Hij schrijft tegen hen over: "hoe gij u van de afgoden tot God bekeerd hebt"  (1 Thess. 1:9) Het ging hier onder meer om de Griekse en Romeinse goden zoals de god Pan.

 

God vindt afgoderij helemaal geen grap of vermaak. Het is hem een gruwel. God gruwt van afgoden als Pan.

 

“De gesneden beelden van hun afgoden zult gij met vuur verbranden; het zilver en het goud daarvan zult gij niet begeren en u niet toe-eigenen, opdat gij daardoor niet verstrikt wordt, want het is een gruwel voor de Here, uw God. En gij zult geen gruwel in huis brengen, zodat gij zelf evenzo onder de ban zoudt komen; gij zult het ten sterkste verfoeien en verafschuwen want het ligt onder de ban.”  (Deut. 7:25,26)

 

Zelfs het goud en het zilver van de afgodsbeelden mocht niet hergebruikt worden. Lewis hergebruikt hen door hun figuren in zijn sprookje op te pakken.

 

God zegt 'raakt het onreine niet aan'.   (2 Kor. 6:14-17, St. Vertaling)  

 

En toch neemt Lewis verschillende van de oude afgoden. Hij bewerkt ze een beetje, geeft ze een andere naam en hij voert ze op in het Narnia verhaal. Tot vermaak. 

 

Narnia is een wereld die bewoond wordt door bijna uitsluitend mythologische wezens zoals kabouters, reuzen, eenhoorns, enz. Ook dat zijn niet zomaar verzinsels. In de occulte wereld zijn dat bestaande geestelijke krachten die een eigen taak hebben. Als je een paranormale beurs binnen stapt dan zie je overal om je heen afbeeldingen van kabouters, eenhoorns, enz.

 

Mensen die actief zijn geweest in de occulte wereld, hebben demonen waargenomen die er uitzagen als kabouters of reuzen.

 

Ik heb b.v. zelf een broeder gekend die tijdens zijn jeugd in Indonesie, toen hij nog geen christen was, demonen in de vorm van kleine groene mannetjes (kabouters) heeft gezien. Net zoals hij b.v. ook een hand heeft zien verschijnen op de plaats waar het voedseloffer aan de voorouders, zoals dat in de Indonesische volksislam wordt gebracht, stond.

 

2. Een magische wereld

 

Narnia is doortrokken van magie en tovenarij en occulte invloed. In de boeken worden de kinderen meerdere malen geholpen door tovenaars. In een bepaald boek uit de reeks is er zelfs een waarzegger, die in een oude waterput kijkt, die hen redt.

 

God heeft een diepe afkeer van ieder die zich met magie bezig houdt. "want ieder die deze dingen doet is de Here een gruwel" (Deut. 18:12) Op tovenarij, waarzeggerij en spiritisme stond in het Oude Testament de doodstraf. Hoe kunnen we dan voor ons vermaak een boek lezen dat hier geheel mee doortrokken is?

 

3.      Het is nog erger

 

De kinderen worden in de boeken verschillende malen geholpen door tovenaars.

 

Zo wordt de indruk gewekt dat magie op zich neutraal is. Je kunt er goede en slechte dingen mee doen. Dit is het bekende onbijbelse verschil tussen witte en zwarte magie. God verbiedt echter alle tovenarij.

 

4.      Maar het is toch allemaal fantasie?

 

Kinderen weten echt wel onderscheid te maken tussen fantasie en werkelijkheid. Ik heb christenen de  Narnia boeken met die opmerking horen verdedigen.

 

Ten eerste is het de vraag of dit wel zo simpel ligt bij kinderen.

 

En ten tweede zit er achter de vormen van tovenarij en achter de vermomde oude afgoden en de andere mythologische wezens wel degelijk een geestelijke realiteit. Ik heb het voorbeeld al gegeven van de Indonesische broeder die voor zijn bekering groene mannetjes (kabouters) had gezien. Demonen kunnen aan mensen verschijnen. In die zin is de wereld van Narnia helemaal geen fantasiewereld.

 

Het wereldbeeld van de Narnia boeken is magisch. Je kunt het ook animistisch noemen. Er leven op aarde vele mensen met dit magische wereldbeeld waarin ze vast geloven. Voor hen zijn bezweringen, betoveringen, waarzeggerij een realiteit waarmee ze leven. Hun leven wordt er door beheerst, net zoals in de Narnia verhalen het geval is. Ieder die in het occultisme heeft gezeten of die uit een animistische cultuur komt weet dat er werkelijk kracht in deze dingen zit. Trouwens in bijna elke cultuur weet men uit ervaring dat er een sinistere werkelijkheid achter magie steekt. Het animisme, het hindoeisme, het boeddhisme, de volksislam, de volksreligie van de overwegend rooms-katholieke streken, overal weet men van deze realiteit.

 

De bijbel bevestigt ook dat tovenarij een realiteit is. De tovenaars uit Egypte ten tijde van Mozes konden werkelijk wat. Ook zij veranderden een staf in een slang. En de eerste plagen konden ze imiteren. (Exodus 7:11, 22; 8:7, 18)

 

5.      Maar het boek is toch christelijk?

 

Van het christelijke is weinig te ontdekken. Van het magische en afgodische des te meer. Men wijst op de strijd tussen goed en kwaad en op de leeuw Aslan. Met veel goede wil kun je wellicht wat christelijke allegorie ontdekken maar dat wordt volledig ondergesneeuwd door alle magie.

 

Mijn vrouw is in een orthodox reformatorisch milieu opgevoed. Twee keer op zondag naar de kerk, naar de catechesatie, dagelijkse bijbellezing aan tafel. Zij was dus vertrouwd met de bijbel en de kernwaarheden van het christelijk geloof. Ze heeft in haar onwetendheid indertijd het boek gelezen. Ik heb gevraagd wat ze er nog van kon herinneren. Ze vond het geen fijn boek, ze had er een onbehagelijk gevoel bij. En ze had er toen niets christelijks in ontdekt. De zogenaamde christelijke allegorie was haar volledig ontgaan.

 

Zelfs ongelovigen prikken door het veronderstelde 'christelijke' karakter van de film heen.. Zie b.v. het volgende citaat uit de recensie van de film in de Volkskrant van 22-12-2005.

 

"De zelfgekozen dood en wederopstanding van een van de belangrijkste personages in het eerste deel van de serie zou bijvoorbeeld naar Jezus wijzen. Wie zoekt, kan voor zo'n interpretatie altijd wel argumenten vinden, en Disney promootte de film inderdaad via evangelische organisaties. Dat neemt niet weg dat in het rijk Narnia, waar twee zussen en twee broers ten tijde van de Tweede Wereldoorlog via een betoverde kastdeur terechtkomen, ook veel onchristelijke magie is te vinden. Met pratende dieren, eeuwenoude profetieen die voorspellen dat de kinderen de wereld zullen redden en een hoofdrol voor een stijlvolle heks, is het begin van de Narnia-reeks even heidens als Harry Potter of Lord of the Rings."

 

De journalist spreekt over 'onchristelijke magie' en 'heidens'. Wat dat betreft hebben sommige ongelovigen nog meer onderscheid dan vele van onze neo-evangelicale leiders die enthousiast het boek verdedigen. "blinden zijn zij die blinden leiden" (Matth. 15:14)

 

6.      Mijn eigen getuigenis

 

Voor mijn bekering werd ik door demonen gekweld. Toen ik in mijn grote nood de naam van Jezus aanriep heeft Hij mij onmiddellijk gered. Na mijn bekering, begin jaren zeventig,  luisterde ik geregeld naar de EO. Ik weet nog hoe ik schrok toen in een kinderprogramma de Narnia verhalen werden voorgelezen. De duistere sfeer waar ik uit gered was zat in dat boek. Ik was geschokt. En heb onmiddellijk de radio afgezet.

 

Sinister, vervreemdend, magisch.

 

7. Fascinatie

 

Sommige mensen vinden de ingrediënten die hierboven in punt 6 zijn genoemd blijkbaar smakelijk. Zij hebben een fascinatie voor deze dingen. Mijn vrouw heeft jarenlang lesgegeven op een basisschool. Zij vertelde dat er drie dingen waren die onmiddellijk de aandacht vingen: seks, de dood en tovenarij. Als deze onderwerpen werden aangeraakt leek het alsof de kinderen een elektrische schok kregen. Er kwam een soort opwinding boven.

Er is natuurlijk wel verschil tussen deze zaken (seks is op zich goed binnen het huwelijk, de dood is het onvermijdelijke gevolg van de zonde, en tovenarij is ten allen tijde verboden) maar de kinderen worden door alle drie gefascineerd.

 

Ik weet van een christelijke leider die in zijn jeugd werd gefascineerd door boeken waarin het occulte, het mysterieuze, het magische of het surrealistische een hoofdrol vervullen. Boeken als de Narnia serie, De Lord of the Rings, Hamlet, de gebroeders Karamov. Boeken die je onderdompelen in een surrealistische sfeer. Na zijn bekering heeft hij zich daar niet van bekeerd. Enige tijd na zijn bekering werd hij gegrepen door de boeken van christelijke gnostici als F.F. de Graaff. In hun boeken vind je dezelfde spanning, fascinatie en een groot epos, een helfdhaftige worsteling tussen goed en kwaad. Geheel in deze lijn is de man tenslotte terechtgekomen in de magische wereld van 'profeet' T.B. Joshua. Vallen in de Geest. Geestelijke oorlogvoering. .

 

8. Maar het is toch literatuur?

 

Literatuur is het zeker. Goed geschreven. Maar is het daarom goed? Kun je alles waar het etiket literatuur op is geplakt aan je kinderen te lezen geven?

 

Voor mijn bekering heb ik de boeken van Jan Wolkers gelezen. Jan Wolkers is een geweldige schrijver. Hij kan met woorden schilderen en een sfeer oproepen en beschrijven. Maar zijn boeken staan vol erotische en godslasterlijke scenes. Soms is het ronduit pornografisch.

Kun je als christen toch deze boeken lezen? Omdat er het etiket literatuur op geplakt is, omdat de man een kunstenaar met woorden is?

 

Hoe kunnen we voor ons genoegen over zaken lezen die kwaad zijn in Gods ogen en waar Hij van gruwt. God haat tovenarij net zoals hij ontucht haat. Je schrijft toch ook geen kinderboek dat zich afspeelt in een bordeel? Waarom is een boek dat zich afspeelt in een wereld vol magie en tovenarij dan wel acceptabel?

 

Juist door het vakmanschap waarmee deze boeken zijn gemaakt maken ze een diepe indruk op veel mensen en zeker op kinderen. Het is de sfeer, de verborgen levensbeschouwing. Het maakt dingen in mensen wakker. Ik ben in mijn jeugd in mijn wereldbeschouwing en beleving zeer beinvloed door een aantal boeken. Wellicht was ik er zo gevoelig voor omdat ik niet in een christelijk milieu opgroeide. Maar de bijbel zegt dat we worden beinvloed door de dingen waar we mee omgaan. (1 Kor. 15:33) En dat we onszelf onbesmet van de wereld moeten bewaren (Jak. 1:27). Gods woord zegt: “Raak het onreine niet aan.” (2 Kor. 6:16,17, St. Vert.)

 

“Wat kwaad is verwerpt hij niet.” (Psalm 36:5)  Dat is Gods verwijt. God verwacht dat wij zullen verwerpen wat kwaad is in zijn ogen.

 

Het gaat niet om boeken waar eens een keer een tovenaar of een heks in voorkomt. De tovenarij staat centraal. Neem je dat weg dan is er geen boek, geen verhaal meer. Het eerste boek van de Narnia Cyclus heeft als titel: "De Leeuw, de heks en de kleerkast". Het staat al in de titel. Alles draait om het verbreken van een betovering.

 

9. Twee soorten magie? Onschuldige fantasie magie en demonische magie?

 

Een andere drogreden die sommige evangelische leiders aanvoeren om het boek toch maar te kunnen lezen is de redenering dat er twee soorten magie zijn.

 

Je hebt, zo stellen zij, de echte demonische magie. Dat is de magie die de bijbel verbiedt. En daar moeten we als christenen ver vanaf blijven. En dan heb je ook, zo stelt men, de onschuldige magie. Dat is de magie zoals je die in de Narnia verhalen vindt of in de Potter boeken of Lord of the Rings. En deze laatste magie vindt men onschuldig. Echte magie heeft, zo stelt men, te maken met contact met boze geesten, maar de magie van Narnia is mechanisch en er is geen sprake van contact met boze geesten.

 

Mensen die dit zeggen kennen de wereld van de magie niet. Lang niet allen die zich met magie bezighouden treden bewust in contact met boze geesten of zijn zich bewust van de activiteiten van boze geesten. Een bekende theorie in kringen van magiërs, en b.v. ook in de kringen van de wicca, is dat er een soort verborgen kracht of energie in de natuur is die je door bepaalde technieken kan aftappen en voor je eigen doeleinden gebruiken. Deze magie is mechanisch. Als je de juiste formules weet dan kun je de werkelijkheid om je heen naar je hand zetten.

Of neem de astrologie. Het is een vorm van bijgeloof. Men denkt dat de stand van de sterren de gebeurtenissen in je leven stuurt. Het is een gevaarlijke vorm van waarzeggerij, zonder dat de theoretici van de astrologie daar boze geesten bij halen. Je kunt in astrologie geloven zonder dat je in boze geesten gelooft. Maar de werkelijkheid is dat door zich over te geven aan astrologie vele mensen in de greep van boze geesten zijn gekomen.

 

10. Tenslotte

 

Het is onbegrijpelijk hoe evangelische en orthodox reformatorische leidslieden menen dat de Narnia verhalen geestelijk opbouwende christelijke boeken zijn. Wat is er met deze leiders aan de hand? Zelfs de ongelovige journalist van de Volkskrant had nog meer geestelijk onderscheidingsvermogen dan zij. (Zie hierboven punt 5) Er lijkt wel een verblinding over te liggen. De meesten van hen zijn nog wel het (extreem) charismatische pad opgegaan of staan er voor open. Ze hebben, zo belijden zij, ‘meer van Gods Geest’ ontvangen. Maar de vraag is welke Geest ze hebben ontvangen en welke Geest hen bezielt. Waarom waarschuwt de Geest van God hen niet rechtstreeks of door de bijbel. Daar staat immers dat God gruwt van alle tovenarij? Wat is er met hen aan de hand? Hoe komt het dat ze niet meer zien dat door de hele bijbel heen alle vormen van tovenarij ten strengste worden verboden?

 

Voor mijn bekering en wedergeboorte deed het me niets als ik in mijn omgeving hoorde vloeken. Ik heb het zelf ook gedaan, maar heb het mezelf ook weer afgeleerd omdat er in de intellectuele kringen waar ik verkeerde op vloekers werd neergekeken. Dat vond men ordinair.

Toen ik na mijn bekering hoorde vloeken kromp ik innerlijk ineen. Het was alsof ik een harde klap had gekregen, zo'n pijn deed het van binnen. Het was de Heilige Geest in mij die reageerde op de vloek. Het was niet zo dat ik me na mijn bekering had verdiept in vloeken. Ik had er nog geen moment over nagedacht. Maar toch reageerde ik op hetzelfde moment toen ik geconfronteerd werd met deze zonde. Dat doet het nieuwe leven in je. Zo reageert het leven van God op alle zonden. Zo reageerde het leven van God en de Geest in mij ook toen ik voor het eerst een stuk van de Narnia Verhalen voor de EO radio hoorde. Het is de afkeer van Gods Geest van de zonden van magie en tovenarij. 

 

Het is uit het bovenstaande wel duidelijk dat we deze boeken niet aan onze kinderen moeten geven. We moeten onze kinderen leren om onderscheid te maken tussen goed en kwaad en tussen rein en onrein. We moeten ze leren dat tovenarij in al zijn vormen een ernstige zonde is en dat we die moeten verafschuwen zoals God het verafschuwt.

 

"weest afkering van het kwade, gehecht aan het goede” (Rom. 12:9)

 

Er is een boek dat waarschuwt tegen het occulte. Het heeft als titel "The beautiful face of evil" (Het liefelijke gelaat van het kwaad). Dat is een goede beschrijving van de Narnia verhalen.

 

In de gehele cultuur rukt het magische wereldbeeld op. Bij volwassenen en kinderen. Het komt nu zelfs de christelijke gemeenten binnen door middel van boeken als de Narnia verhalen. Via bepaalde stromingen van de charismatische beweging is het magische denken al eerder de evangelische wereld binnengedrongen. Als voorbeeld verwijs ik naar het boek Vloek of zegen van Derek Prince. En naar andere zogenaamde word-faith leraren. Die spreken ook magische geloofswoorden uit.

 

"Kinderkens wacht u voor de afgoden" (1 Johannes 5:21)

 

"Een ieder, die zulk een kind ontvangt in mijn naam, ontvangt mij. Maar een ieder, die een dezer kleinen, die in Mij geloven, tot zonde verleidt, het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepten der zee. … Wee dien mens, door wie de verleiding komt”

(Matth. 18:5-7)




Meer over dit onderwerp

HOME